Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op naar de Omgevingswet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op naar de Omgevingswet

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afgelopen zomer is het wetsvoorstel van de Omgevingswet ingediend bij de Tweede Kamer.1 Het is de bedoeling dat de wet per 1 januari 2018 in werking treedt. Vanaf dat moment worden nog meer wetten, regelingen en vergunningsstelsels geïntegreerd. Is deze ontwikkeling wenselijk of juist overbodig? Moet de SGP zich vanuit het oogpunt van rentmeesterschap en rechtvaardigheid positief of negatief opstellen tegenover deze wet? In dit artikel vindt u een visie vanuit gemeentelijk perspectief.

Het ruimtelijk bestuursrecht of omgevingsrecht is volop in beweging. In een periode van zo’n tien jaar gemeenten te maken gekregen met diverse wijzigingen in deze wet- en regelgeving. Denk daarbij aan de gewijzigde Woningwet (2007), de Wet geurhinder en veehouderij (2007), de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (juli 2008), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 2010), de Crisis en Herstelwet (2010). Daarbij komen taakverschuivingen als de Veiligheidsregio’s (2009) en de vorming van omgevingsdiensten (2012-2014). Deze wijzigingen hadden concreet gevolgen voor met name bestemmingsplannen, grondexploitaties, vergunningverlening en handhaving.

Reikwijdte
De reikwijdte van de nieuwe Omgevingswet is ruimer dan de huidige Wabo. Zag de Wabo vooral op integratie van ruimtelijke ordening, bouwen en milieu, de nieuwe wetgeving betreft in principe de gehele fysieke leefomgeving. Daarmee wordt gelijk één van belangrijke uitgangspunten van deze wetgeving, namelijk de bescherming van de fysieke leefomgeving en gezondheid, vastgelegd.
Centrale doelstelling van de wet is dat gestreefd wordt naar duurzame ontwikkeling en een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Daarbij zijn de volgende verbeterdoelen gesteld:

1.) vergroting inzichtelijkheid en gebruiksgemak;
2.) een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving;
3) versnelling van besluitvorming;
4) het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door flexibele aanpak en toepassing maatwerk.

In het kader van beleidsvorming, vergunningverlening en handhaving worden deze aspecten meegenomen en toegepast. Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld ook de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), regels met betrekking tot terrassen, ligplaatsen, reclame etc. in dit plan opgenomen (kunnen) worden.

In het overzicht onderaan deze pagina staat wat concreet nu en straks voor gemeenten van toepassing is.

Welkom!
Het huidige omgevingsrecht, wat voortvloeit uit de Wabo, wordt door velen toch wel als complex gezien. Zeker omdat er naast de Wabo ook nog diverse andere wetten van toepassing zijn, denk daarbij aan de Wro en wetgeving op gebied van milieu, natuur en water. Vanuit deze achtergrond is het zinvol om meerdere wettelijke systemen en vergunningen aan elkaar te koppelen zodat er een integrale wet staat. Het ontvlechten, tegengaan van verkokering, integraliteit en duurzaamheid zijn dan woorden die we, hetzij letterlijk of iets anders omschreven, regelmatig in de toelichting tegenkomen.

Het verwerken van deze uitgangspunten in een nieuwe Omgevingswet, daar kan niemand tegen zijn! Een goede ruimtelijke ordening die nu als grondbeginsel geldt voor nieuw ruimtelijk beleid of afwijkingen van een bestemmingsplan, wordt straks een goede fysieke leefomgeving. Breder en meer omvattend, waardoor voorkomen kan worden dat een gewenste ontwikkeling past binnen ‘beleidskader 1’, maar niet past binnen ‘beleidskader 2’. Het nieuwe omgevingsplan is daarentegen integraal en is onderscheidend doordat er meer regels worden gebundeld. Omdat een dergelijk omgevingsplan voor de gehele gemeente van toepassing is, zal door onderlinge afstemming en integraliteit ook sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies.

Het huidige ruimtelijke beleid is, ondanks allerlei goede voornemens tot deregulering, vaak best gedetailleerd. De nieuwe Omgevingswet kan daarbij een goed moment zijn om algemener te bestemmen, meer te denken in uitwerkingsmogelijkheden en minder gedetailleerde voorschriften op het terrein van beeldkwaliteit en welstand. Uiteraard kunnen (deel)gebieden als een beschermd stads- of dorpsgezicht wel beschermd worden door meer uitgewerkte criteria.

Haken en ogen
Het is aan het begin al opgemerkt dat het ruimtelijk bestuursrecht in de afgelopen jaren terecht niet heeft stilgestaan. Toch zijn er wel zorgpunten te noemen. Wanneer de wettekst en de toelichting daarop wordt bekeken, dan kan de vraag gesteld worden of op deze wet het adagium ‘Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen’ van toepassing kan zijn.2 Er worden nu wel heel veel wetten, voorschriften en procedures in één wet bij elkaar gebracht. Hebben we nu te maken met veel bestemmingsplannen, het is de vraag of dit door al de nieuwe deelplannen straks niet leidt tot een nog grotere versnippering van beleid en daardoor een onoverzichtelijk ruimtelijk beleid?!

Het voorbereiden van een bestemmingsplan is een uitgebreid en complex proces. Niet zelden leidt een rechterlijke toetsing door de Raad van State tot een gedeeltelijke vernietiging of reparatie. Het is de vraag hoe gemeenten, met deze realiteit voor ogen, zich goed moeten voorbereiden op nieuwe en complexe omgevingsplannen. Daarbij komt dat het geen sinecure zal zijn alle omgevingswaarden onderling integraal af te wegen en te verankeren in ene omgevingsplan. Deze omgevingsplannen zullen wellicht algemener geformuleerd worden. Voordeel hierbij is echter dat de huidige bestemmingsplanperiode tien jaar omvat en dat voor een omgevingsplan een dergelijke actualiseringsplicht niet bestaat.

Aandachtspunten
De omvang van dit artikel leent zich niet voor een volledige en afgewogen beschrijving. Wel nog kort enkele aandachtspunten voor zowel het parlement als de gemeenten:
- Is het zinvol om tussen 2015 en 2018 weten regelgeving op het terrein van het ruimtelijk bestuursrecht te wijzigen of in te voeren als per 1 januari 2018 de Omgevingswet wordt ingevoerd? Is het in dit kader zinvol om te wachten met de nieuwe Wet Natuur?
- Let op een goede taakverdeling tussen rijk, provincies en gemeenten. Een goede definiëring en uitwerking van de omgevingsbelangen op deze niveaus is belangrijk. Belangrijke vraag is of het subsidiariteitsbeginsel op een goede manier is verankerd.
- Bezin je als gemeente op het huidige en komende ruimtelijk instrumentarium. Wellicht is het zinvol om voor de periode tot 2018 een beheersverordening vast te stellen in plaats van een complexe procedure voor een (conserverend) bestemmingsplan te doorlopen.
- Voldoende tijd tussen vaststelling Omgevingswet en uiteindelijke inwerkingtreding zodat de diverse (decentrale) overheden zich afdoende kunnen voorbereiden.
- Bezin je op de positionering van vergunningverlening, toezicht en handhaving en de democratische legitimatie (invloed en verantwoording) van gemeenschappelijke regelingen als straks deze taken verplicht worden ondergebracht bij een Omgevingsdienst.
- Bezin je nu al op integraal toezicht en handhaving. Door integraal toezicht en koppeling van toezicht tussen de Veiligheidsregio’s, de Omgevingsdiensten en de taken die (nog) bij de gemeenten liggen kan er een grote efficiencyslag gemaakt worden, wat enerzijds de bedrijfsvoering substantieel wijzigt en anderzijds een serieuze lastenverlichting kan betekenen voor ondernemer en burger. De tussenliggende periode (tot 2018) kan benut worden voor een tijdelijke investering in gebiedstoezicht zodat gemeenten vanaf 2018 een actueel en dus kloppen Omgevingsplan kunnen vaststellen;
- Het uitgangspunt van de Wabo was één omgevingsvergunning. Dit uitgangspunt is gedeeltelijk losgelaten door deel- en gefaseerde omgevingsvergunningen met als gevolg jurisprudentie over ‘onlosmakelijke elementen’ en dergelijke. Het is goed dit nog keer goed te heroverwegen en daar in systematiek van de wet transparant om te gaan.

Mr. C.P.W. van den Berg, jurist ruimtelijk bestuursrecht en raadslid gemeente Waddinxveen


Huidig

Structuurvisie
(voornamelijk strategische en ruimtelijke visie)

Bestemmingsplan
(of beheersverordening) (voornamelijk ruimtelijke verordening)

Omgevingsvergunning
(‘integraal’ besluit op gebied van bouwen, ruimtelijke ordening en milieu)

Omgevingswet

Omgevingsvisie
(strategische visie op gehele fysieke leef omgeving)

Omgevingsplan
(omvat gehele fysieke leefomgeving, voor hele gemeente)

Omgevingsvergunning
(vergunning of besluit waarin alle aspecten van fysieke leefomgeving zijn verwerkt, waaronder ook natuur en water)


Noten
1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, kamerstuk 33962, nr. 2 (voorstel van wet, 16 juni 2014) en nr. 3 (Memorie van toelichting).
2. De wettekst bevat namelijk 102 pagina’s, de Memorie van Toelichting overstijgt de 600 pagina’s.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Zicht | 100 Pagina's

Op naar de Omgevingswet

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Zicht | 100 Pagina's