Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het referendum: een gevaarlijke ‘Volonté Générale’1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het referendum: een gevaarlijke ‘Volonté Générale’1

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als het gaat om politieke participatie wordt meer dan eens het referendum aangeprezen als de panacee voor alle democratische kwalen. Maar werkt het referendum als een wondermiddel? Daarnaast is de bijsluiter van belang: welke bijwerkingen heeft het en welke filosofie schuilt erachter?

INLEIDING

Tussen 1797 en 1805 werden in Nederland vier nationale volksraadplegingen (hierna: referendums) 2 gehouden over ontwerpstaatsregelingen. Daarna zijn nationale referendums weer in onbruik geraakt. De eerste poging om een nationaal referendum opnieuw op de agenda te krijgen werd bijna 100 jaar later ondernomen door de socialist Pieter Jelles Troelstra, in 1903.3 Dat mislukte jammerlijk. Ook daarna zijn nieuwe pogingen ondernomen, die net zo vaak weer mislukten. Pas in 1999 was het paarse kabinet Kok-II dichtbij een Grondwetswijziging die een nationaal correctief referendum in de Grondwet zou verankeren. Bijna alle hordes waren geslecht. Maar de laatste horde (tweederde meerderheid in de Eerste Kamer) kon niet worden genomen: in de nacht van 19 mei 1999, die de geschiedenis is ingegaan als ‘De Nacht van Wiegel’, strandde dit voorstel met 49 tegen 26 stemmen. Het leidde tot een crisis in het kabinet.

Dit artikel behandelt twee thema's en eindigt met een terugblik en een aanbeveling.

1. De theorie: het nationale referendum in een (representatieve) democratie

Allereerst zal in worden ingegaan op wat politiek is (§1.1), hoe dat werkt in een representatieve democratie (§1.2), wat de positie van een referendum daarbinnen is (§1.3), op welke wijze een referendum de ‘algemene volkswil’ suggereert te duiden en hoe dat gevaarlijke totalitaire trekken heeft (§1.4) en wat het huidige standpunt van de SGP is ten opzichte van referendums (§1.5).

2. De praktijk: het nationale referendum in Nederland in 2005 en 2016

In de tweede plaats zal, terugkijkend op de twee nationale referendums uit 2005 en 2016, ingegaan worden op wat daar feitelijk is gebeurd (§2.1), wat opkomstpercentages over representativiteit zeggen (§2.2), wat de verbijsterende implicaties daarvan zijn (§2.3) en in hoeverre de uitslag werkelijk ‘de wil van het volk’ is (§2.4).

3. Conclusie en aanbeveling

Tenslotte wordt afgesloten met een terugblik en hoe een referendum het gevaar van de ‘algemene volkswil’ onderstreept. Ook wordt aan de SGP op basis hiervan een aanbeveling gedaan.

1. DE THEORIE: HET NATIONALE REFERENDUM IN EEN (REPRESENTATIEVE) DEMOCRATIE

1.1 WAT IS POLITIEK? 4

Om in te gaan op de implicaties van een referendum, moet eerst duidelijk zijn wat ‘politiek’ is. Politiek ontleent zijn bestaansrecht aan het gegeven dat mensen het oneens zijn met elkaar.5 Wat mag wel en wat mag niet? Waar moet belastinggeld aan worden besteed? Wie betaalt belasting en hoeveel? Mensen zijn het ook oneens over de manier waarop die vragen opgelost moeten worden. Hoe moeten collectieve beslissingen worden genomen? Wie heeft het voor het zeggen? Wie bepaalt hoeveel invloed een individuele burger uitoefent? Heeft het ene individu meer zeggenschap dan het andere individu?

1.2 HOE POLITIEK IN EEN REPRESENTATIEVE DEMOCRATIE VORM KRIJGT 6

Politiek is het middel dat aan de onenigheid tussen burgers tegemoet komt. Het regelt in hoofdzaak (1) welke leefregels in een samenleving gelden en (2) hoe de beschikbare middelen moeten worden verdeeld. In een representatieve democratie, waarin een volksvertegenwoordiging wordt gekozen, is dat vrij eenvoudig te modelleren (figuur 1).

Dit stelsel werkt dus met volksvertegenwoordigers. De Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter zegt over dit stelsel (vrij vertaald): “Kiezers moeten begrijpen dat, als zij eenmaal een individu gekozen hebben, politieke activiteiten zijn zaak zijn en niet de hunne. Dit betekent dat zij ervan moeten afzien hem te instrueren over wat hij moet doen.” 7

1.3 HET REFERENDUM:

OMGEKEERDE REPRESENTATIE?

Het referendum draait het vertegenwoordigende systeem uit figuur 1 als het ware om. Waar Schumpeter zegt dat in een representatief democratisch stelsel de beslissingen aan een vertegenwoordiger moeten worden overgedragen, gebeurt dat met een referendum juist niet: complexe politieke vraagstukken worden teruggelegd bij de burgers. En die burgers zijn het (volgens Heywood) per definitie met elkaar oneens. Ook dat vrij eenvoudig te modelleren (figuur 2).

Figuur 1: Individuele burgers laten zich vertegenwoordigen; complexe keuzes worden integraal afgewogen in een representatief systeem van besluitvorming

Figuur 2: Vertegenwoordigers leggen complexe politieke vraagstukken neer bij hen die zij zelf vertegenwoordigen.

(zie voor de figuren de orginele pdf)

1.4 POSITIEBEPALING TEN OPZICHTE VAN HET REFERENDUM

Het instrument ‘referendum’ is in de ogen van velen een democratische uitingsvorm in optima forma; het volk geeft in directe zin uiting aan (politieke) beslissingen. Het is daarmee het ideaalbeeld dat de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) voor ogen had, waarbij de wil van (de meerderheid van) het volk de absolute doorslag gaf in het politieke handelen. Daarbij ging Rousseau zo ver, dat hij politieke representatie zelfs geheel afwees. De ‘Volonté Générale’ (algemene volkswil), waarin het ‘totale volk’8 als een soort organische eenheid werd beschouwd, gold als leidend. Die ‘Volonté Générale’ was een en ondeelbaar: voor zover (een minderheid van) individuele burgers een andere mening was toegedaan, daar had die minderheid het blijkbaar nog niet goed begrepen en moest hen die ‘algemene volkswil’ alsnog worden bijgebracht.9 Deze manier van denken, waarin de overtuiging van ‘de meerderheid’ van het volk dermate dominant is, heeft totalitaire trekken. Het is om die reden een gevaar voor individuen of groepen die minderheidsstandpunten innemen. Ook Giovanni Sartori heeft juist voor dat gevaarlijke element veel aandacht en is om die reden geen voorstander van vormen van directe democratie.10


“Kiezers moeten begrijpen dat, als zij eenmaal een individu gekozen hebben, politieke activiteiten zijn zaak zijn en niet de hunne. Dit betekent dat zij ervan moeten afzien hem te instrueren over wat hij moet doen.”


1.5 DE SGP EN HET REFERENDUM

De SGP handelt vanuit een volstrekt ander beginsel dan Rousseau, zoals is verwoord in artikel 1 van het Beginselprogramma: “De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) streeft naar een regering van ons volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods”.11 Artikel 3 van datzelfde programma betuigt: “De overheid is als dienaresse Gods in haar ambt onvoorwaardelijk onderworpen aan Gods Woord en Wet, waarnaar zij geoordeeld zal worden.”12 Niet demos (volk) kratein (regeert), maar Theo (God) kratein (regeert). Hetzelfde anders gezegd: de SGP wijst een vorm van democratie die gebaseerd is op de volkssoevereiniteit af. Zij streeft dus niet een democratie na waarin het volk een soevereine positie heeft, maar beoogt dat bestuurders en bestuurden Gods gezag erkennen en aan Zijn wet gehoorzaam zijn. Een referendum, waarbij de overheid als ‘dienaresse Gods’ de opinie van (de meerderheid van) de burgerij als leidend hanteert, is daarmee strijdig met de genoemde beginselen van de SGP. Hoewel dit beginsel als zodanig niet wordt verwoord in de onderbouwing van haar standpunt, staat de SGP wel afwijzend tegenover het instrument van een referendum. Zij zegt daarover: “De SGP is een voorstander van de representatieve democratie waarin gekozen volksvertegenwoordigers namens het volk de regering controleren. (…) Referenda ondergraven dit systeem. Ook lijken referenda te suggereren dat een politieke keuze is samen te vatten in een eenvoudige vraag waarop ja of nee kan worden geantwoord. Referenda houden daarom geen rekening met complexiteit van de problematiek. De SGP wil daarom geen referendum mogelijk maken in de Grondwet.”13

2. DE PRAKTIJK: HET NATIONALE REFERENDUM IN NEDERLAND IN 2005 EN 2016

2.1 FEITEN EN KOSTEN

Nederland telt twee nationale referenda na 1805. De eerste was op 1 juni 2005, toen ruim 61% van de kiezers tegen de instemming door Nederland met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa stemde. De kosten van dit referendum bedroegen volgens berekening van Deloitte €19,2 mln.14 Hoewel 61% een vrij hoog percentage lijkt te zijn, was dit een uitspraak van nog geen 39% van het totale aantal Nederlandse kiesgerechtigden (zie tabel 1).

Tijdens een tweede referendum, op 6 april 2016, stemde wederom 61% van de kiezers tegen de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraine. De kosten van dit referendum werden door minister Plasterk vooraf geraamd op €30 mln.17 Hoewel ook deze 61% wederom een hoog percentage lijkt te zijn, betrof ook dit in absolute zin echter nog geen 20% van het totale aantal Nederlandse kiesgerechtigden (zie tabel 2).

Waar het eerstgenoemde referendum (2005) een initiatief was van de Tweede Kamerleden Farah Karimi (Groen Links), Niesco Bubbelboer (PvdA) en Boris van der Ham (D66), daar was het laatstgenoemde referendum (2016) een initiatief van GeenPeil, een politiek initiatief met uitdrukkelijke medewerking van weblog GeenStijl. GeenPeil werd gesteund door de wettelijk benodigde 300.000 handtekeningen waardoor de landelijke overheid ertoe gedwongen werd een referendum te houden over dit onderwerp. Daarbij meldde de voorzitter van het burgercomite, Arjan van Dixhoorn, in een interview met het NRC-Handelsblad letterlijk dat het handelsverdrag met de Oekraine hem “helemaal niets kon schelen”. Er lag een heel andere agenda achter, namelijk (citaat): “De oprichters daarvan hebben maar één doel. De Europese Unie kapotmaken, of Nederland uit de EU drijven, een Nexit dus. „Een Nexit-referendum is tot nu toe niet mogelijk. Daarom grijpen wij alle mogelijkheden aan om de relatie tussen Nederland en de EU onder spanning te zetten”.” 19

Tabel 1: Uitslag referendum 1 juni 2005 over het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa16

Tabel 2: Uitslag referendum 6 april 2016 over de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne 18

(Zie voor de tabellen de originele pdf)


Wist de Nederlandse bevolking waarover zij stemde en konden kiezers de gevolgen van hun voor- of tegenstem overzien? De mediaberichten doen daaraan sterk twijfelen en die vraag zou onderwerp moeten zijn van nader wetenschappelijk onderzoek.


Wat verder opvalt is dat beide referenda een onderwerp betroffen dat te maken had met een Europese aangelegenheid. Nog een ander punt van aandacht is dat het in beide gevallen een complex onderwerp dat (gezien de publiciteit die eraan gegeven werd) waarschijnlijk door slechts weinig mensen werd doorgrond. Wist de Nederlandse bevolking waarover zij stemde en konden kiezers de gevolgen van hun voor- of tegenstem overzien? De mediaberichten doen daaraan sterk twijfelen en die vraag zou onderwerp moeten zijn van nader wetenschappelijk onderzoek.

2.2 OPKOMSTPERCENTAGES EN REPRESENTATIVITEIT

Bij het referendum in 2005 over de ‘Europese grondwet’ stemden 4,7 miljoen van de 12,2 miljoen (38,7%) van de kiesgerechtigde Nederlanders tegen het verdrag; de overigen stemden ongeldig, blanco, voor dit verdrag of kwamen niet opdagen. Bij het referendum in 2016 stemden slechts 2,5 miljoen van de 12,8 miljoen (19,5%) kiesgerechtigde Nederlanders tegen de wet die de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraine mogelijk maakte. Concreet betekent dit dat de uitslag berust op een uitspraak van nog geen 20% van de kiesgerechtigde Nederlanders. De overigen stemden ongeldig, blanco, vóór deze wet of kwamen niet opdagen. Het is goed om te zien dat een ‘meerderheid’ van 61% van de stemmers cijfermatig vrij veel lijkt, maar afgezet tegen het totale aantal kiesgerechtigde Nederlanders (resp. 38,7% en 19,5%) niet veel is – in beide gevallen geen meerderheid daarvan.


Het is goed om te zien dat een ‘meerderheid’ van 61% van de stemmers cijfermatig vrij veel lijkt, maar afgezet tegen het totale aantal kiesgerechtigde Nederlanders (resp. 38,7% en 19,5%) niet veel is


2.3 IMPLICATIES VAN STEMGEDRAG EN OPKOMSTPERCENTAGE BIJ REFERENDUM 2016

De Eerste en Tweede Kamer hadden reeds ingestemd met de wet die dit associatieverdrag mogelijk maakte. Vastgelegd was dat een opkomstpercentage van tenminste 30% nodig was om het referendum geldig te laten zijn. De ironie wil dat juist de voorstemmers ervoor gezorgd hebben dat de opkomst de noodzakelijke 30% met 2,2% overschreed. Als de voorstemmers niet gestemd zouden hebben, was de opkomst op 19,5% blijven steken en was het oorspronkelijke ‘JA’ van de Eerste en Tweede Kamer zonder meer in stand gebleven. Met het uitbrengen van hun stem hebben de voorstemmers bovendien bijgedragen aan het initiatief van een organisatie als GeenPijl die, zoals hierboven al geduid, dit associatieverdrag met de Oekraine “helemaal niets kon schelen”. En dat is een schrijnende werkelijkheid.

2.4 IS DE UITSLAG VAN EEN REFERENDUM ‘DE WIL VAN HET VOLK’?

Bovenstaande laat zien dat de uitslag van een referendum een uitslag is die maar een betrekkelijk klein deel van de Nederlandse kiesgerechtigden vertegenwoordigd. In het referendum van 2016 betreft dat zelfs maar 19,5% van de kiesgerechtigde Nederlanders. Het is daarmee de vraag in hoeverre de uitslag daadwerkelijk representatief is.

3. CONCLUSIES

Het doel van het referendum is ‘het volk’ te laten spreken. We hebben echter gezien dat dit strijdt met het politieke systeem van een representatieve democratie. Daarbij blijft het de vraag of de kiezers daadwerkelijk begrepen waar zij precies voor- of tegen hebben gestemd; in zowel het eerste als het tweede referendum werd, los van het onderwerp, vaak het algemene beeld geschetst van een anti-Europa stemming onder de bevolking. Bovendien hebben we gezien dat deze gedachte kan leiden tot een totalitair gevaar, waarin een ‘Volonté Générale’ (algemene volkswil) wordt opgelegd aan minderheden. Uit het referendumvoorbeeld van 2016 blijkt dat in de praktijk die ‘volksmeerderheid’ al bereikt kan worden door minder dan 20% van de kiesgerechtigden. Duidelijk is dat het hier dus niet om ‘het volk’ in zijn geheel gaat, maar een -bepaaldemeerderheid ten opzichte van een -bepaalde- opkomst. We hebben tenslotte gezien dat een referendum niet strookt met de beginselen van de SGP. Het is dan ook terecht dat de SGP (al voert zij daarvoor andere gronden aan) publiekelijk het standpunt huldigt tegen dit instrument te zijn.

4. TWEE AANBEVELINGEN

4.1 ALGEMENE LIJN: DE SGP MOET DE ACHTERBAN ONTRADEN EEN STEM UIT TE BRENGEN BIJ REFERENDUMS

Dit betoog leidt tot de aanbeveling dat de SGP haar anti-referendumbeginsel veel nadrukkelijker zou moeten uitdragen. Voorafgaand aan het referendum in 2016 gaf de SGP geen duidelijk stemadvies. De partij had er beter aan gedaan om, conform het eigen standpunt over het referendum, te adviseren om niet te gaan stemmen en daarmee geen bijdrage te leveren aan dit GeenPeil-initiatief. Een aanbeveling is dan ook om (a.) het huidige SGP-standpunt over het referendum beter te motiveren door te verwijzen naar de strijdigheid met het beginselprogramma; en (b.) dit aan te vullen met het standpunt dat de SGP deelname aan een referendum, ongeacht het onderwerp, op voorhand ontraadt.

4.2 UITZONDERING: DUIDELIJK STEMADVIES BIJ ZWAARWICHTIGE ETHISCHE ONDERWERPEN

Bij zwaarwichtige ethische thema's, waarbij niet-stemmen kan leiden tot een gewetensconflict, zou de SGP hiervan kunnen afwijken. Op dat moment is er echter sprake van een moeilijk dilemma. Immers: meedoen aan een referendum draagt bij aan verhoging van het opkomstpercentage. Daarmee wordt mogelijk meegewerkt aan een geldige uitslag van het tegengestelde belang. De referendumuitslag van 2016 liet immers zien dat uitgerekend de 12% ‘ja’-stemmers zorgden voor een geldige ‘nee’-uitslag. Afhankelijk van de vraagstelling kan een hoge opkomst gewenst of ongewenst zijn. Het is aan de SGP om dit dan te wegen en te voorzien in een helder stemadvies.


Ontwikkelingen nationaal referendum

In 2001 werd met een wijziging van de Gemeentewet een burgemeestersreferendum mogelijk gemaakt. Ook werd een ‘Tijdelijke Referendumwet’ aangenomen die een raadgevend correctief referendum op nationaal, provinciaal en lokaal niveau mogelijk maakte. Deze wet was van 1 januari 2002 tot 1 januari 2005 van kracht. Omdat deze wet op 1 januari 2005 verliep, was een nieuwe ‘Wet raadplegend referendum Europese Grondwet’ noodzakelijk om daarover op 1 juni 2005 een volksraadpleging te kunnen houden.

Bijna acht jaar later, op 14 februari 2013, stemde een Tweede Kamermeerderheid voor de ‘Wet raadgevend referendum’. Kort daarna bleek tijdens de eerste lezing van een voorstel tot wijziging van de Grondwet voor het correctief referendum ook voldoende steun te zijn. Op 15 april 2014 zijn beide wetsvoorstellen door de Eerste Kamer aangenomen. De ‘Wet raadgevend referendum’ is op 1 juli 2015 ingegaan; het initiatiefwetsvoorstel over het correctief referendum dient nog in tweede lezing in beide Kamers te worden behandeld.


1 De Franstalige term ‘Volonte Generale’ kan worden vertaald met ‘Algemene (volks)wil’.

2 Hoewel het meervoud van referendum vaak als ‘referenda’ wordt geduid, is dat een foutieve Latijnse meervoudsvorm. Om die reden wordt, met uitzondering van citaten, de meervoudsvorm ‘referendums’ gebruikt (zie ook Grant J. T. & Y. Taoka The “Referendum” Conundrum: “Referenda” or “Referendums”? In: Political Science and Politics 44:3 (July 2011), pp. 563-564). Om die reden wordt, met uitzondering van citaten, de meervoudsvorm ‘referendums’ gebruikt.

3 Rosema, M. (2009). Inleiding: Het referendum in de consensusdemocratie. Res Publica, 51:1 (2009), pp. 5-11

4 Deels overgenomen uit: Boer, J.H. de, Betrouwbare overheid in politiek en bestuur. In: Schippers, J.A. (2014) Bouwen aan vertrouwen. Een christelijke visie op de verhouding tussen overheid en burger. Apeldoorn, De Banier

5 Heywood, A. (2002). Politics. Basingstoke: Palgrave

6 Voor een goed leesbare uiteenzetting over wat democratie is, wordt het volgende boek aanbevolen: Hendriks F. (2006). Vitale democratie; theorie van democratie in actie. Amsterdam: University Press

7 Citaat in: Swift, R. (2002), The no-noncence guide to democracy. London: Verso, p.46: “Voters must understand that once they have elected an individual, political action is his [sic] business and not theirs. This means that they must refrain from instructing him about what he is to do”

8 Voor Rousseau was het ‘totale volk’ synoniem aan een volksmeerderheid

9 J.J.A. Thomassen, Democratie en representatie. In: J.W. van Deth (ed) (1993). Handboek politicologie. Assen: Gorcum, pp. 332

10 Giovanni Sartori (1962). Democratic Theory. Detroit: Wayne State University Press

11 SGP Beginselprogramma, artikel 1

12 SGP Beginselprogramma, artikel 3

13 https://www.sgp.nl/Standpunten/Standpunten/Standpunten_ABC

14 Brief van Deloitte aan de Projectgroep Referendum Europese Grondwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dd. 21 november 2005, met kenmerk “PH/ssa/05-818a”

15 Blanco stemmen zijn bij dit referendum als ‘ongeldig’ aangemerkt. Zie artikel 11 Wet raadplegend referendum Europese Grondwet juncto artikel 122, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet, zoals die luidde op 31 december 2004, juncto artikel N 7, tweede lid, van de Kieswet en artikel 13, eerste lid, onder d, van Besluit raadplegend referendum Europese Grondwet.

16 Kiesraad: Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het raadplegend referendum over het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa.

17 Kamerbrief (dd. 12 januari 2016) van minister dr. R.H.A. Plasterk over kosten referendum, kenmerk “2015- 0000750992”

18 Kiesraad: Uitslag van het raadgevend referendum op 6 april 2016 over de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraine (kerngegevens).

19 http://www.nrc.nl/next/2016/03/31/oekraine-kan-ons-niets-schelen-1606419


Johan de Boer, bestuurskundige en werkzaam bij de lokale overheid

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2016

Zicht | 84 Pagina's

Het referendum: een gevaarlijke ‘Volonté Générale’1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2016

Zicht | 84 Pagina's