Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onrust over de rustdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onrust over de rustdag

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Per 1 juli 2013 hebben gemeenten, dankzij een aangenomen initiatiefwet van D66 en GroenLinks, de bevoegdheid gekregen om zelf te bepalen hoeveel koopzondagen ondernemers binnen de eigen grenzen mogen organiseren. Ruim drie jaar na dato is deze kwestie in diverse gemeenteraden nog hoogst actueel, temeer nu wellicht op termijn ook de afschaffing van de landelijke Zondagswet kan leiden tot (hernieuwde) discussies over de invulling van de rustdag op gemeentelijk niveau.

Sinds 2013 is het debat over de invoering van koopzondagen verplaatst van de nationale vergaderzalen in Den Haag naar de Nederlandse gemeenteraadszalen. Daardoor komen lokale politici van christelijke partijen, niet in het minst de SGP’ers, voor de vraag te staan: Hoe ga ik dit debat in? Zet ik vol in op principiële argumenten, of kies ik voor andere argumenten om daarmee te proberen mijn collega-raadsleden te overtuigen?

In 2009, tijdens de regeerperiode van het kabinet Balkenende-IV, leek de Winkeltijdenwet nog te worden aangescherpt. VVD-Kamerlid Elias placht toentertijd in dat verband te spreken over deze regelgeving als ‘het kluifje voor de ChristenUnie’.1 In diezelfde tijd ijverde SGP-Kamerlid Van der Vlies met zijn SP-collega Gesthuizen voor een nog strengere inperking van de koopzondag als geheel. Enkele jaren later was de stemming (letterlijk) omgeslagen; in juni 2013 stemden in de Eerste Kamer alleen de leden van ChristenUnie, SGP en SP, vergezeld van twee CDA-senatoren en het lid van de Onafhankelijke Senaatsfractie, tegen het wetsvoorstel.2


Het Reformatorisch Dagblad toonde in 2015 aan dat in de periode 2013-2015 de winkelopenstelling op zon- en feestdagen in 65 procent van de Nederlandse gemeenten is vrijgegeven.


KOOPZONDAG OOK BINNEN BIBLEBELT

Het Reformatorisch Dagblad toonde in 2015 aan dat in de periode 2013-2015 de winkelopenstelling op zon- en feestdagen in 65 procent van de Nederlandse gemeenten is vrijgegeven.3 Op een illustratie werd in één opslag zichtbaar dat in de provincies Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg de koopzondag in bijna alle gemeenten was ingevoerd. Ook in grote delen van Groningen, Drenthe, Utrecht en Zuid-Holland, alsmede in Twente, de Achterhoek en Zeeuws- Vlaanderen is enige vorm van koopzondag in het algemeen toegestaan. Anders geformuleerd kan men ook zeggen: buiten de zogenoemde ‘Bijbelgordel’ is het organiseren van koopzondagen in het overgrote deel van de gemeenten op één of meer zondagen per jaar toegestaan. De laatste tijd vormde de koopzondag echter een fenomeen dat zich ook is gaan voordoen in gemeenten binnen de Bijbelgordel.4 Dat leidt soms tot felle discussies: in Nijkerk viel het college van burgemeester en wethouders over deze kwestie; in Ede hield men een referendum over de koopzondag en in Barendrecht zette men enkele maanden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 een proef met koopzondagen om in het permanent mogelijk maken van winkelopenstelling op zondag.

ONDERSCHEIDEN OMGANG MET DE SCHRIFT

Mede vanwege deze ontwikkelingen heb ik onderzoek gedaan naar de argumentatie van politici van christelijke politieke partijen (CDA, CU en SGP) in debatten over de invoering van koopzondagen. De remonstrantse theoloog Eginhard Meijering en de Leidse student Erwin Barendregt hadden immers al aangetoond dat verwijzingen naar de Bijbel in debatten over dit onderwerp op nationaal niveau zeer summier waren.5 Zou dat ook gelden voor raadsleden? En houdt dat verband met de gedachte dat een beroep op de Schrift problematisch is in politieke debatten in een seculiere samenleving?

Uit analyses van debatten in de gemeenten Barendrecht, Ede en Nijkerk en interviews met betrokken raadsleden heb ik opgemaakt dat raadsleden van christelijke partijen op verschillende manieren omgaan met het Schriftberoep in debatten over de invoering van koopzondagen. Er zijn raadsleden die het Schriftberoep achterwege laten, maar ook raadsleden die de Bijbel vrijmoedig aanhalen. De meest directe manier voor dat laatste is het citeren van een Bijbelpassage, zoals de tekst van het vierde gebod uit Exodus 20:8-11 of de uitspraak van de Heere Jezus over het aren plukken op de Sabbat uit Markus 2:27. Een raadslid kan ook kiezen voor het parafraseren van een Bijbelgedeelte, om zodoende meer aan te sluiten bij het taalveld van het publiek dat niet vertrouwd is met de Bijbel. Daarnaast kan men een argument gebruiken dat gebaseerd is op een Bijbeltekst, zonder die tekst expliciet te benoemen. Een voorbeeld daarvan is de instandhouding van het weekritme van zes dagen werken en één dag rust, dat teruggaat op de schepping van de wereld, zoals die beschreven staat in Genesis 1 en 2.

‘BEZWAREN VAN ANDERE AARD’

Een andere belangrijke conclusie van het onderzoek is dat alle raadsleden, zowel degenen die het Schriftberoep toepasten als degenen die dat niet deden, gebruik hebben gemaakt van andersoortige argumenten om hun politieke tegenstanders te overtuigen van het belang om de invoering van koopzondagen tegen te gaan. Men kende aan deze argumenten meer overtuigingskracht toe dan aan de argumenten die men formuleerde op basis van de Bijbel. Ook binnen de SGP heeft men zich bezonnen op het gebruik van dergelijke argumenten in deze specifieke casus. Wat dat betreft, is de volgende uitspraak van wijlen SGP-senator Holdijk tekenend voor de wijze waarop de partij zich in dit debat opstelt: ‘Het zal geen betoog behoeven (…) [dat] de principiële argumenten en met name het aspect van de algemene zondagsrust uiteindelijk het zwaarst wegen, omdat deze heilzaam is voor enkeling en samenleving. Dat betekent echter niet dat bezwaren en bedenkingen van andere aard voor ons geen betekenis hebben.’6 De SGP stelt dat men naast ‘principiële argumenten’ tijdens het debat ook economische, sociale, maatschappelijke en filosofische argumenten kan inbrengen. Zo kan men betogen dat de koopzondag niet of nauwelijks leidt tot een stijging van de totale omzet of meer werkgelegenheid, maar wel tot hogere (personeels)kosten voor de ondernemers. Verder kan men wijzen op het relatieve karakter van het begrip maximale individuele keuzevrijheid, aangezien door concurrentie tussen winkeliers en op de arbeidsmarkt de keuze om op zondag open te gaan of te gaan werken lang niet altijd ‘vrijwillig’ wordt genomen. In de derde plaats is het verkeersaanbod op een dag van collectieve winkelrust significant lager, hetgeen positieve effecten heeft op het (leef)milieu. Ten slotte is een filosofisch argument dat het recht op rust in principe een grondrecht van ieder mens is. Daarop maken onrust, lawaai en activiteiten inbreuk. Rust is veel kwetsbaarder dan onrust, waardoor de overheid geroepen is om rust te beschermen tegen onrust. Andersom is dat overbodig.

RELIGIEUZE ARGUMENTEN MINDER IN TEL?

De verhouding tussen de inbreng van religieuze en andersoortige argumenten in het politieke debat is een onderwerp dat ook in de wetenschap veel is bediscussieerd. De literatuur die hieraan gewijd is, komt in mijn onderzoek ook aan de orde en de inzichten daaruit fungeren als hulpmiddel bij de analyses van de gevoerde debatten. Zeker sinds de Amerikaanse politiek-filosoof John Rawls in 1993 zijn boek Political Liberalism uitgaf7, zijn vele pennen binnen de politieke filosofie ter hand genomen. Waar Rawls alleen de inhoud van religieuze argumenten ter discussie stelde (dergelijke argumenten zouden de stabiliteit van een liberale democratie in gevaar brengen), ging zijn rooms-katholieke landgenoot Robert Audi een stap verder: burgers van een liberale democratie zouden in aanvulling op hun religieuze argumenten niet alleen seculiere argumenten moeten inbrengen, maar daarnaast ook een seculiere motivatie hebben voor het gebruik van laatstgenoemde argumenten. Daarbij gaat het vooral om argumenten die ingebracht worden in debatten over een wet of vorm van beleid met gevolgen die de handelingsvrijheid van burgers beperken.8 Het verbieden van winkelopenstelling op zondag is daar een voorbeeld van. Met name het laatstgenoemde aspect uit het gedachtegoed van Audi leidde tot hevige kritiek bij tegenstanders als de gereformeerde Nicholas Wolterstorff en criticus Christopher Eberle. Zij vinden dat Audi religieuze argumenten in feite een lagere status in de kennispyramide geeft dan seculiere argumenten. Ook maakt Audi onvoldoende helder aan welke criteria seculiere argumenten precies moeten voldoen. Bovendien gaat het hun te ver wanneer burgers wordt voorgeschreven welke motivatie zij moeten hebben voor het inbrengen van een bepaald type argumenten.9


Raadsleden van christelijke partijen gaan op verschillende manieren om met het Schriftberoep in debatten over de invoering van koopzondagen. Er zijn raadsleden die het Schriftberoep achterwege laten, maar ook raadsleden die de Bijbel vrijmoedig aanhalen.


Het gaat mijns inziens pas fout wanneer SGP’ers zich bij het gebruik van Bijbels gefundeerde argumenten het zwijgen laten opleggen door mensen die stellen dat alleen seculiere of logische argumenten meetellen en godsdienstige redenen niet ter zake doen.


BIJBELSE ARGUMENTEN NIET ACHTERWEGE LATEN

Terug naar de praktijk. Tot dusver laat mijn onderzoek zien (1) dat raadsleden van christelijke politieke partijen, waaronder de SGP, naast Bijbels gefundeerde ook andersoortige argumenten inbrengen in het politieke debat over de invoering van koopzondagen en (2) dat de verhouding tussen beide soorten argumenten in het betoog per persoon verschillend was. Naar aanleiding daarvan rijst wellicht de vraag: hoe ver kunnen SGP-politici gaan in het gebruik van andersoortige argumenten? Met het oog daarop zal ik een meer normatieve, praktische toepassing van dit inzicht geven. Laat ik allereerst stellen dat het gebruik van andersoortige argumenten door politici van christelijke partijen (en dus ook door SGP’ers) in principe niet onjuist is. Waarom zou men bijvoorbeeld het argument over de gelijkblijvende omzet, dat onderbouwd is door cijfers van het Centraal Planbureau, niet mogen gebruiken om politieke opponenten en hun achterban ervan te overtuigen dat de invoering van koopzondagen niet leidt tot meer economische groei – en daarmee een door hen aangevoerd argument onderuit halen? Of wat is er mis met de gedachte van rust als grondrecht? Het gaat mijns inziens pas fout wanneer SGP’ers (en hun collega’s van andere christelijke partijen) zich bij het gebruik van Bijbels gefundeerde argumenten het zwijgen laten opleggen door mensen die in feite stellen dat alleen seculiere of logische argumenten meetellen en godsdienstige redenen niet ter zake doen. Dat kan er immers toe leiden dat christenpolitici de Bijbel gebaseerde argumenten achterwege laten. Dan wordt die religieuze stem in het debat niet meer gehoord, terwijl politieke opponenten, die hun claims uiteindelijk evenzeer op een levensbeschouwelijke visie baseren, wel ongehinderd hun bijdrage aan het debat kunnen leveren. Dat zou de politici zelf, maar ook de politiek en de samenleving als geheel geenszins ten goede komen!

GOEDE UITLEG BELANGRIJK

Het is van belang dat het gebruik van andersoortige argumenten niet ten koste gaat van het vrijmoedig doen van een beroep op de Bijbel. Het is dan wel zaak dat het Schriftberoep theologisch verantwoord is. Raadsleden hebben terecht aangegeven dat zij de inhoud van de Bijbel bij een groot deel van hun collega-politici niet langer als bekend kunnen veronderstellen. Door dat gebrek aan kennis is uitleg van de geciteerde, geparafraseerde of aangewezen Bijbelpassage nodig om het argument daadwerkelijk te laten landen. Die uitleg dient wel te zijn gefundeerd op een gedegen exegetische en hermeneutische exercitie. Men hoeft zeker geen theologisch college of een preek te houden in de raadszaal, maar (onbedoeld of onbewust) misbruik maken van een Bijbeltekst in een betoog dient te allen tijde te worden voorkomen. In deze specifieke casus rees bijvoorbeeld de vraag wat de relatie is tussen de invulling van de christelijke zondag in relatie tot de joodse sabbat. Daaraan gerelateerd was het vraagstuk met betrekking tot de geldigheid van de Tien Geboden buiten de context van de oude Israëlitische samenleving. Het voert te ver om in dit artikel een antwoord te formuleren op die vraagstukken; ik benoem de vragen hier slechts om het belang te onderstrepen van een exegetische en hermeneutische doordenking door raadsleden wanneer zij een beroep doen op de Schrift. Bij het Wetenschappelijk Instituut wordt momenteel gewerkt aan een publicatie die raadsleden in dit kader enkele handvatten aanreikt, zowel wat betreft de inhoudelijke bezinning op het Schriftberoep als de Schriftuurlijke onderbouwing van standpunten op veelbesproken beleidsterreinen. Dit ter ondersteuning van de eerder gedane aanbeveling: ‘Citeer vrijmoedig Bijbelwoorden die passen in de context en bij het politieke vraagstuk.’10


De enig juiste manier van het toepassen van het Schriftberoep is niet vast te stellen. Ook hierin geldt: ora et labora. In die volgorde.


ORA ET LABORA

Ten slotte een paar kanttekeningen. Allereerst erken ik dat het lastig is om een tegenstander tijdens een debat te overreden op basis van argumenten. In de gemeenteraadsvergaderingen die ik heb geanalyseerd praatte men meermalen langs elkaar heen en was er vaak sprake van polarisatie. Omstandigheden die niet direct met het onderwerp te maken hebben, zoals spanningen tussen coalitiepartijen en onderlinge verschillen tussen kernen in een gemeente kunnen toch een stempel op het debat gaan drukken. Verder kan men ook bij een heldere exegese en een goede hermeneutiek te maken krijgen met een publiek dat de boodschap niet goed begrijpt of niet goed wíl begrijpen. Ten slotte is de enig juiste manier van het toepassen van het Schriftberoep niet vast te stellen. Het zou niet goed zijn wanneer dit artikel of de te verschijnen publicatie vol zou staan met blauwdrukken voor het Schriftberoep in politieke debatten. Nee, ook hierin geldt: ora et labora. In die volgorde. Hoe belangrijk is het om bij het openen van de Schrift allereerst biddend te vragen om de verlichting van de Heilige Geest. Tijdens het onderzoek in de gemeenten hoorde ik meerdere raadsleden spreken over de tekst uit Jeremia 29:7: En zoekt de vrede der stad, waarheen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot den HEERE; want in haar vrede zult gij vrede hebben. Hoe bemoedigend is het om te weten dat er politici zijn die het gebed voor die vrede voor de stad toch eerst en vooral voor ogen hebben, ook – nee, beter: júíst – in debatten zoals deze!


1 Aldus VVD-Kamerlid Elias in het debat op 27 oktober 2009. Zie: Handelingen TK 2009/10. 27 oktober 2009. nr. 16, 1193; 1219 en Handelingen TK 2009/10. 19 november 2009. nr. 27, 2507.

2 Handelingen EK 2012/13, 28.

3 G. Verdouw, ‘Koopzondag bij 65 procent van de gemeenten vrij,’ Reformatorisch Dagblad, 31 maart 2015, geraadpleegd 2 september 2016: http://www.refdag.nl/nieuws/economie/koopzondag_bij_65_procent_van_de_gemeenten_vrij_1_901078.

4 De ‘Bijbelgordel’ wordt door Van Eijnatten en Van Lieburg omschreven als: Een gebied dat zich diagonaal uitstrekt over Nederland en waarin delen van Zeeland, Zuid-Holland, Utrecht, de Veluwe en Overijssel zich bevinden en waarin relatief veel orthodoxe protestanten wonen. Voor een verdere uitleg van dit begrip, zie: J. van Eijnatten en F.A. van Lieburg, Nederlandse religiegeschiedenis (Hilversum: Verloren, 2005), 288.

5 E. Barendregt, ‘Om Sions wil zal ik niet zwijgen?: Een politiek wetenschappelijke verhandeling over Bijbelgebruik in het parlementaire debat’ (Scriptie, Universiteit Leiden, 2012); Vergelijk ook het werk van de remonstrantse theoloog Eginhard Meijering over de historie van Bijbelgebruik in de Tweede Kamer: E. Meijering, Hoe God verdween uit de Tweede Kamerd (Amsterdam: Balans, 2012).

6 Handelingen EK 2012/13, 27.

7 J. Rawls, Political Liberalism (New York: Columbia University Press, 1993).

8 Voor het gedachtegoed van Robert Audi, zie o.a.: R. Audi, ‘ The Place of Religious Argument in a Free and Democratic Society,’ San Diego Law Review 30 no. 4 (1993): 679-685; R. Audi, ‘Liberal Democracy and Religion in Politics,’ in Religion and the Public Square: The Place of Religious Convictions in Political Debate, red. R. Audi en N. Wolterstorff (Lanham: Rowman & Littlefield, 1997), 3-53.

9 N. Wolterstorff, ‘ The Role of Religion in Decision and Discussion of Political Issues,’ in Religion in the Public Square: The Place of Religious Convictions in Political Debate, red. R. Audi en N. Wolterstorff (Lanham: Rowman & Littlefield, 1997), 111-115; N. Wolterstorff, ‘Audi on Religion and Politics,’ in Religion in the Public Square: The Place of Religious Convictions in Political Debate, red. R. Audi en N. Wolterstorff (Lanham: Rowman & Littlefield, 1997), 157-164; C.J. Eberle, Religious Conviction in Liberal Politics (Cambridge, UK: Cambridge University Press, 2002), 134-140, 294-295, 329-330.

10 Deze aanbeveling deed het partijbestuur in de volgende publicatie: J.A. Schippers, Gerechtigheid verhoogt een volk: Bijbels genormeerde politiek in een democratische rechtsstaat (Apeldoorn: De Banier, 2016), 245.


Debat over de koopzondag in Rhenen

Recentelijk is de discussie over de invoering van koopzondagen gevoerd in de gemeente Rhenen. Dat was voor ons reden om fractievoorzitter Gert van Laar te vragen om commentaar op dit artikel:

Wat was de achtergrond van de koopzondagdebatten in de gemeente Rhenen?

‘Sinds 2008 hebben de winkels in Rhenen de mogelijkheid om twaalf zondagen per jaar open te gaan. Op verzoek van twee supermarkten en één bouwmarkt om 52 zondagen per jaar de deuren te mogen openen is het onderwerp weer op de raadsagenda gekomen. Tijdens een druk bezocht stadsgesprek op 19 mei, dat mede op initiatief van de SGP werd georganiseerd, kreeg de SGP-fractie de gelegenheid om naast de VVD een co-referaat te houden. Daarin heeft de fractie zowel principiële als sociale en economische redenen genoemd.’

Hoe hebt u Bijbelse argumenten ingebracht in het koopzondagdebat van 13 september?

‘De VVD diende haar initiatiefvoorstel in met als inhoud dat de supermarkten en bouwmarkten buiten de bestaande twaalf koopzondagen ook alle andere zondagen van 12:00 tot 17:00 uur geopend mogen zijn. We zijn onze eerste termijn begonnen met het wijzen op de Tien Geboden: ‘Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de rustdag, ingesteld door God tot Zijn eer en vóór de mens, opdat de mens zou rusten van zijn arbeid.’ Daarna hebben we de economische en sociale redenen genoemd en vervolgens de christelijke waarden in Rhenen. Het betoog eindigde principieel met de opmerking dat één dag in de week is ingesteld om God te eren. Daarbij hebben we uitgelegd dat de kerkgang er op die dag is om onderwijs te krijgen om ons leven zo in te richten dat we leven tot eer van God. Dit zijn immers de belangrijkste geboden die God ons heeft gegeven: ‘Eert God boven alles en onze naaste als onszelf.’ We hebben ervoor gekozen om ook duidelijk sociale en praktische argumenten te noemen. Toen de zondagsopenstelling in Rhenen werd ingevoerd, noemde men dat een compromis. Daar heeft de SGP de raad op aangesproken.’

Hoe hebt u de Bijbelse argumenten en de andersoortige argumenten in uw bijdrage ten opzichte van elkaar afgewogen?

‘De principiële argumenten zijn in de discussie wel genoemd, maar daar is niet de nadruk op gelegd. In de tweede termijn hebben we geprobeerd om collega’s vooral met behulp van praktische argumenten te overtuigen. Zo heeft de partij Rhenens Belang regelmatig gezegd dat zij ook de SGP-achterban vertegenwoordigt in de coalitie. Het stemmen vóór de winkeltijdenverordening is volgens de SGP-fractie niet echt de SGP-achterban vertegenwoordigen. De vertegenwoordigster van het Rhenens Belang antwoordde daarop dat ze als christen een andere keuze maakt en dat ze voor vrijheid is. Zij zal geen boodschappen doen op zondag, maar wil de buurvrouw dat recht niet ontnemen. Ook de vertegenwoordigster van de PvdA-fractie zei letterlijk: ‘Van mij hoeft het allemaal niet.’ Haar hebben we aangesproken op haar sociale argumenten. De PvdA vond de vrijheid echter belangrijker dan de sociale aspecten.’

Hoe reageerden uw politieke opponenten op de Bijbelse argumenten die u hebt ingebracht? ‘Volgens de D66-fractievoorzitter gebruikte de SGP-fractie ‘kapstokteksten’ uit de Bijbel, door de ene oudtestamentische wet wel en de andere niet na te willen leven in de hedendaagse samenleving. Zij, als theologe, interpreteerde dat anders. Wij hebben daarop geantwoord dat men in de raad geen theologische discussies moet voeren. Daarop noemde zij het Bijbelgedeelte waarin staat dat de Heere Jezus op de sabbat zieken geneest en daarvan door de farizeeën beticht wordt. Wij voelden ons aangesproken en hebben daar als volgt op gereageerd: ‘U noemt ons farizeeën? We hebben nooit iemand ervan weerhouden om de werken der barmhartigheid te doen.’ Uiteindelijk is het voorstel van de VVD met negen stemmen voor en acht tegen aangenomen.’


René Heij MA, stagiair-onderzoeker bij het WI-SGP

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2016

Zicht | 104 Pagina's

Onrust over de rustdag

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2016

Zicht | 104 Pagina's