Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groen van Prinsterer zag Europa als toneel van geestelijke strijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groen van Prinsterer zag Europa als toneel van geestelijke strijd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De christen-staatsman Groen van Prinsterer (1801-1876) heeft veel aandacht geschonken aan de geestelijke ontwikkelingen in Europese cultuur. Reformatie én Revolutie hebben de Europese cultuur gestempeld. Europa is ondenkbaar zonder de Reformatie, maar de Revolutie kreeg steeds meer de overhand en wist tot op de dag van vandaag de zegenrijke vruchten van de Reformatie steeds meer uit.

Via de Réveilprediker Merle d’Aubigné in Brussel ontdekte Groen van Prinsterer de geestelijke betekenis van de Reformatie als het licht dat in de duisternis van bijgeloof, ongeloof en zedenbederf scheen. Dat nieuwe licht was de voortzetting van de apostolisch-katholieke kerk. Voor Groen van Prinsterer was de Reformatie terugkeer tot het apostolisch geloof. Hij zag daarin de herleving van de christelijke waarheid, “zoals die sinds de tijden van de apostelen niet in die mate was gezien”, ja, een ingrijpen van God Zelf, Die sprak: “Er zij licht! En er was licht!” Zoals Johannes de Doper zijn tijdgenoten opriep zich te bekeren omdat het Koninkrijk van God nabij gekomen was, zo werd de rechtvaardiging door het geloof op de voorgrond gesteld tegenover “de roomse wanbegrippen”.

Groens betrokkenheid als Europeaan stond in het kader van een vroeg negentiende-eeuwse Europese bewustwording, die in eerste instantie verklaard moet worden vanuit een conservatieve reactie op de Franse Revolutie. Centraal in deze opleving stond Europa als eenheid en het verlangen naar een herstel van Europa als waardengemeenschap. Groen hamerde op de historisch gegroeide orde van Europa. De ware ‘Verlichting’ was voor hem vrucht van het christelijk geloof. Dit geloof was vóór de opmars van de onchristelijke leer in de Revolutie – gevolg van de heerschappij van de rede in plaats van het geloof aan de Openbaring – in Europa nooit betwist geweest. De Revolutie was de openbaring van het ongeloof in systematische vorm, ten diepste het “gewrocht” van een wereldcrisis. In het tijdperk van “verval en afval” was de Revolutie in haar ontwikkeling als systematisch ongeloof een regelrechte confrontatie met het Evangelie aangegaan.

INGRIJPENDE GEBEURTENISSEN

Groen van Prinsterer zag de Reformatie en de Revolutie als twee ingrijpende gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis. De eerste was gericht op de hervorming van de christenheid, de tweede op de omverwerping van de beginselen van staat, moraal en godsdienst.

Franse rooms-katholieke denkers als De Bonald, Guizot, Le Maitre en De Lammennais bekritiseerden samen met Groen de oorsprong van de Revolutie in het ongeloof, maar volgens hen droeg juist de Reformatie de schuld van dit ongeloof. De Reformatie had immers de soevereiniteit van de rede op de voorgrond gesteld en daarmee een beginsel van ongeloof en opstand ontketend. Dat kwam overeen met het standpunt van de liberalen die in de Reformatie het protesterende element benadrukken, de proclamatie van de vrijheid van onderzoek. De Reformatie gold voor hen als het begin van de filosofische revolutie, een grote poging om het menselijk denken te bevrijden, een opstand tegen het absoluut gezag in geestelijke dingen (Guizot).

Voor Groen van Prinsterer was de Reformatie inderdaad gericht op vrijheid, het vrij zijn van menselijke traditie, maar tegelijkertijd betekende zij vrijheid om God te dienen, Zijn geboden te onderhouden en niet om revolutie of losbandigheid te prediken. Opstand en anarchie zijn in strijd met het beginsel van de Reformatie. Blijkens het optreden van Luther in de Boerenoorlog en de manier waarop men Müntzer aanpakte, bleek dat de Reformatie het revolutionair ongeloof heeft gestuit. Alleen door het verflauwen van de geest van de Reformatie heeft het ongeloof in de achttiende eeuw de overhand gekregen.

Groen van Prinsterer stelde dat de Reformatie te midden van ongeloof en opstand het beginsel van het geloof en de gehoorzaamheid heeft ingebracht. “Hier komt heil en orde, door vereniging van vrijheid en onderwerping, uit voort.” Juist door de onderwerping aan God werden het wankelende gezag van de overheid gesterkt en de vrijheden van de onderdanen gegarandeerd. De Reformatie kon niet de oorzaak van de Revolutie zijn omdat zij van een tegenovergesteld beginsel uitging: de objectieve geloofseenheid, niet van de verscheidenheid van de subjectieve gevoelens. “Zij ging uit van de onfeilbaarheid van de openbaring, niet van de suprematie van het verstand. Zij ging uit van de soevereiniteit van God, niet van de soevereiniteit van de mens.” Typerend voor Groen was dat hij kerkhistorische cesuren liet samenvallen met keerpunten in de Europese geschiedenis. Groen heeft voortdurend in het eeuwige Woord van God de redding voor Europa gezien. Europa verkeerde in zijn tijd in een kritieke fase van zijn geschiedenis: óf de revolutie óf het ultramontanisme zou de overwinning behalen, waartegenover Groen explicieter dan voorheen zijn leus formuleerde: “In ons isolement ligt onze kracht”. Niet omdat samenwerking bij voorbaat moest worden uitgesloten, maar omdat de tegenstellingen waren verscherpt.

ROME

Interessant is om te zien hoe Groen van Prinsterer zijn standpunt bepaalde ten opzichte van Rome. Hij hechtte sterk aan de gedachte dat de Nederlandse natie een protestantse natie was, geboren uit de Hervorming. Tegelijkertijd maakte hij zich als staatsman sterk voor de handhaving van de vrijheid van geweten en godsdienst, ook voor de rooms-katholieken. Hij keerde zich zowel tegen het ultramontanisme als tegen de liberalen, bij wie de klassieke vrijheden in het gedrang kwamen. Mede in verband met deze laatsten zocht hij contact met de rooms-katholieken, in het kader van gezamenlijk verzet tegen ongeloof, radicalisme en revolutionaire suprematie van de staat.

De actualiteit van de Reformatie verbond hij met zijn visie op Europa, waarin hij in Rome een bondgenoot zag in de strijd tegen de ontkerstening van de samenleving als gevolg van de Franse Revolutie. De Revolutie is een Europese revolutie, een omwenteling in de christenheid. Zijn leus was: tegen de Revolutie het Evangelie.

Groen van Prinsterer zag in het christelijke Europa de gemeenschappelijke waarde voor protestanten en katholieken. Het front lag naar zijn overtuiging niet meer als voorheen in het tweegevecht tussen Evangelie en bijgeloof, maar in dat tussen Evangelie en ongeloof. Het “liberale Europa” was in opmars en daartegenover moest niet “het Protestantsch Europa” maar “het Christelijke Europa” gesteld worden.

Groen van Prinsterer bleef in dit alles echter ambivalent ten opzichte van Rome. Voor hem was ook Rome, evenals de Revolutie, gericht op macht en kwamen de vrijheden daarmee in het gedrang. Rome is uit op de wereldheerschappij van de paus en keert zich tegen de wereldlijke macht en burgerlijke en politieke vrijheden. Maar, en hier openbaarde zich de ruime blik van Groen van Prinsterer, als Rome aanvaardt wat het vroeger vervloekte, dan zou Groen ongetwijfeld erkennen “dat het herboren katholicisme in staat is zich met ons te verenigen, om, met succes en ten bate van de Christelijke beschaving, de dwalingen der Revolutie te bestrijden”.

De kerk van Rome had volgens Groen ondanks haar ‘bijgeloof’ van het geloof in Christus nooit afstand gedaan. Volgens Groen van Prinsterer zijn behoudende protestanten minder ver van Rome verwijderd dan protestanten die het Evangelie naar menselijke maatstaven uitleggen. Als Christus Zelf in de kerk van Rome door buitenstaanders werd “aangerand”, dan moesten protestantse christenen haar op grond van dit “vereenigingspunt” verdedigen. “Ontzie het bijgeloof”, zo klonk zijn oproep, “liever dan dat gij het door ongeloof aantasten zoudt.”

Als gevolg van zijn metahistorische duiding van Europa is Groen de binnenkant van de geschiedenis vooral gaan zien als een strijd van het ongeloof tegen de werking van het Evangelie. De Revolutie had Europa uit handen van het roomse bijgeloof gered, de Revolutie wierp de beschaafde wereld in de afgrond van het ongeloof. Maar het ongeloof was toch een front waar protestant én rooms zich konden vinden.

Groen van Prinsterer zocht als oecumenicus de eenheid van de kerk tegenover de oprukkende secularisatie en afval van het geloof. Hij zag in het christelijke Europa de gemeenschappelijke waarde voor protestanten én katholieken. Hij streed voor “het Bijbels, Evangelisch, Apostolisch Christendom, het geloof van de Kerkvaders, van de Hervormers, van allen die niets hebben willen weten dan Jezus Christus en dien gekruisigd; dan de zaligheid zonder de werken, door het bloed des kruises”.

Hij moest echter aan het eind van zijn leven concluderen dat de strijders voor het Bijbels-reformatorische geloof in kerk en samenleving het onderspit hebben gedolven, niet door de macht van de tegenstanders, maar door de onenigheid van de christenen en de oppositie van zijn eigen vrienden. Wat was er nodig geweest om te slagen?, zo vraagt Groen. Hij antwoordt: “De medewerking der Christenen; een ernstig gemeende en zich in daden omzettende toenadering van hen, die, doof voor het onderwijs der moderne theologie, nog vasthouden aan het gezag der Heilige Schrift en de grondwaarheden van het Christendom, de Reformatie en het Evangelisch Réveil.”

BOTSING

Volgens Jelle Bijl1 heeft Groen van Prinsterer een staatsrechtelijk Europabeeld willen verdedigen dat in zijn ogen gefundeerd was op de christelijk-Germaanse beginselen. Hierin konden protestanten en rooms-katholieken schouder aan schouder staan zowel voor het vorstelijk gezag als voor de volksvrijheid.

Groen van Prinsterer zag in het revolutionaire Europa een ideologische botsing tussen het christelijk-historische en het revolutionaire staatsrecht. In het staatsrecht was voor hem de eenheid tussen Openbaring, wijsbegeerte en geschiedenis onverbrekelijk. Hij wilde enerzijds recht doen aan de eigen kenmerken van de verschillende Europese volkeren, op grond van historische ontwikkelingsgang, anderzijds wees hij het opkomend nationalisme af als vrucht van het revolutionaire zelfbeschikkingsbeginsel en een verstoring van de Europese orde. Na 1871 was hij de overtuiging toegedaan dat Europa volkenrechtelijk gezien niet meer christelijk was en dat het staatsrechtelijk gezien spoedig een zelfde toekomst wachtte.

Groen heeft voortdurend het eeuwige Woord van God de redding voor Europa gezien. “Kerkelijke verschilpunten waren wezenlijk, maar in de politiek behoorden ze ondergeschikt te zijn aan de strijd tegen het ongeloof”, zo schrijft Bijl in zijn waardevolle studie. Europa verkeerde in een kritieke fase van haar geschiedenis: of de Revolutie of het ultramontanisme zou de overwinning behalen, waartegenover Groen explicieter dan voorheen zijn leus formuleerde: “In ons Isolement ligt onze kracht. Bijl: “Niet omdat samenwerking bij voorbaat moest worden uitgesloten, maar omdat de tegenstellingen waren verscherpt.”

Groen was bevreesd voor het teloorgaan van het godsdienstige besef van de Europese mens en bleef in het lutheranisme en het gematigde katholicisme antirevolutionaire medestrijders zien. Groen was wel een antirevolutionaire, maar geen conservatieve Europeaan. “Primair voor Groen was de bestrijding van de revolutiegeest en niet het terugdraaien van de klok of het consolideren van de status quo.”

Rome en Reformatie worden momenteel steeds meer naar elkaar toe gedreven in een seculiere samenleving. Met name op ethisch vlak -huwelijk, gezin en seksualiteit-groeit er steeds meer herkenning onder christenen uit verschillende geloofstradities. De cruciale vraag blijft echter hoe zo’n bondgenootschap er uit moet zien. In ieder geval is er tegenwoordig meer ‘tactische’ samenwerking nodig, waarvoor Groen pleitte, juist omdat de vruchten van het ongeloof zich steeds drastischer manifesteren. Van dit ongeloof heeft Groen op onnavolgbare wijze de culturele wortels en gevolgen blootgelegd.

dr. Klaas van der Zwaag, redactievoorzitter


NOTEN

1 Jelle Bijl, Een Europese antirevolutionair. Het Europabeeld van Groen van Prinsterer in tekst en context; Amsterdam 2011.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 2019

Zicht | 104 Pagina's

Groen van Prinsterer zag Europa als toneel van geestelijke strijd

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 2019

Zicht | 104 Pagina's