Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegen de vrouwen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tegen de vrouwen?

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit Boekenschap kunt u recensies lezen van publicaties die raken aan het thema emancipatie. Of gaan over een onderwerp dat ermee verwant is. Werd de gereformeerde gezindte door het Reformatorisch Dagblad gevormd of was zij er al dankzij de SGP? Zijn traditionele gelovigen tegen de vrouwen of hebben ze een andere kijk op wat goede emancipatie is?

Over muren heen. Een hoopvolle briefwisseling; Lody van der Kamp & Oumaima Al Abdellaoui KokBoekencentrumUitgevers Utrecht, 2019, 139 blz.; € 14,99.

Over muren heen is een boek dat slechts in een samenleving kan verschijnen waar een natuurlijke neiging tot gezonde emancipatie heerst. Hier komen vertegenwoordigers van minderheden aan het woord die in veel andere samenlevingen niet gehoord zouden mogen worden, laat staan dat ze met elkáár in gesprek zouden gaan.

Maar hier kan dat: de Joodse rabbijn Lody van der Kamp gaat in gesprek met de jonge Marokkaanse moslima Oumaima Al Abdelloui. Het is, via een briefwisseling over tal van onderwerpen die hen beiden bezighouden, een mooi gesprek geworden. Voorzien van een inleiding van Job Cohen. Een man die de ins en outs van dergelijke gesprekken kent. Hij was tenslotte degene die als burgemeester van Amsterdam en iemand met Joodse roots zo graag thee dronk met moslims.

Dit gesprek is er niet voor bedoeld om te verbinden of er samen uit te komen. Lody en Oumaima lijken soms verrast door het vele dat ze delen. Tot in hun godsdienst toe. De verwantschap in de taal, een ritueel als het vasten. Tot in de wijze waarop hun identiteit vorm kreeg. Al speelt die spanning voor Lody minder, omdat hij zich, lang na de Tweede Wereldoorlog altijd Nederlander heeft gevoeld. Voor Oumaima is er veel meer twijfel. Mede gevoed door het politieke debat van de laatste jaren. Maar ook door ervaringen die ze heeft wanneer ze in Marokko is. Het gevoel nergens thuis te zijn.

Naast herkenning, is er heel veel in godsdienst en politiek dat hen scheidt. De Palestijnse kwestie, bijvoorbeeld. En daar zijn ze beiden heel open over. Oumaima is opgevoed met de beelden van Al Jazeera. Lody vertelt over zijn kant van het verhaal. Veel gaat over de misverstanden die er onderling bestaan. Over de Holocaust, waarvan veel moslims geen enkele notie hebben en die alleen in hun politiek gekleurde verbeelding bestaat.

Tegelijk zijn er veel misverstanden, die verrassenderwijs inderdaad via gesprekken blijken op te lossen.

Zo vertelt Lody van de keer dat hij bij wijze van experiment met een verborgen camera door Amsterdam liep. En daar kwam hij een jongen tegen die, zodra hij Lody in de gaten kreeg, “Jood, Jood” riep en daarbij de Hitlergroet bracht. Het voorval haalde het NOS-journaal, en de politie verzocht de rabbijn aangifte te doen. Intussen werd Lody benaderd door een vertegenwoordiger van de Marokkaanse gemeenschap. Die vroeg of hij in gesprek wilde gaan met de dader. Het bleek te gaan om Bashar, een jonge Marokkaanse Nederlander. Lody vertelde in dat gesprek van de oorlog, hoe zijn familie geleden had, en wat de Hitlergroet voor hem betekende. De jongen had weliswaar via school al eens een bezoek gebracht aan het Anne Frankhuis, maar begreep toen niet waar het werkelijk om ging. Hij vroeg aan de rabbijn: “Meneer Lody, wilt u met mij nog een keer naar het Anne Frankhuis gaan?” Samen gingen ze er heen. De jongen vroeg hem honderd uit. En de rabbijn vertelde. Van vervolging en van de Holocaust. Maar ook van de helden die hun leven waagden door Joden in hun huis te laten onderduiken. Na afloop verzuchtte Bashar: “Weet je meneer Lody, toen ik die Hitlergroet bracht, vond ik mezelf cool. Nu weet ik beter. Wat deze mensen deden, dat is echt cool!”

Dat is, te midden van alle misère en haat, mooi en inderdaad hoopgevend verhaal.


Tegen de vrouwen. De wereldwijde strijd van rechtsisten en jihadisten tegen de emancipatie Abraham de Swaan Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 2019, 275 blz.; € 19,99.

Het kan niet ontkend. De afgelopen eeuw is ook het onderwijs voor meisjes en jonge vrouwen in razend tempo uitgebreid. En daarmee veranderden onvermijdelijk ook de man-vrouwverhoudingen. De gevolgen kunnen ook niet worden ontkend: vrouwen trouwen later, krijgen minder kinderen, werken langer en verdienen meer dan ze vroeger deden. De vraag die voor socioloog Abraham de Swaan, gewezen hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, het Collège de France in Parijs en Columbia University in New York, centraal staat is: Hoe gaan mannen daarmee om? Volgens hem zijn er veel mannen die de toegenomen kennis, inkomen en macht van vrouwen maar moeilijk kunnen verkroppen. De opkomst van het nieuwe extreemrechts, het christelijk fundamentalisme en het steeds agressiever opererende jihadisme dienen voor hem als bewijs voor deze boude bewering.

De titel van zijn boek alleen al spreekt boekdelen: Tegen de vrouwen. Wie zijn dat, dé vrouwen? Alle vrouwen die streven naar meer kennis, inkomen en macht? En al die andere vrouwen dan die helemaal niet bezig zijn met dit soort dingen, maar ervoor kiezen kinderen te baren, op te voeden tot brave burgers en daarnaast allerlei liefdadigheidswerk te doen? Zijn dat geen echte vrouwen dan?

En dan zou er sprake zijn van een wereldwijde strijd van rechtsisten en jihadisten tegen de emancipatie. Waarom? Wel, het gaat “vooral om een aantasting van het mannelijk eergevoel.” Bewijs? Alles van genitale verminking, kinderhuwelijken en eerwraak tot de simpele constatering dat er ook vrouwen zijn die kiezen voor een bestaan als huisvrouw. En dat hele scala aan maatschappelijke verschijnselen is volgens De Swaan onderdeel van een wereldwijde oorlog tegen de geëmancipeerde vrouw.

Dat is nogal wat. In een tijd waarin wij worden opgeroepen toch vooral niet te generaliseren – dat is tenslotte meer iets voor ‘populisten’ – rijst bij mij al snel de vraag wat een internationaal gerenommeerd wetenschapper bezielt om dit soort algemeenheden de wereld in te slingeren. Om nog niet te spreken van de daarbij gebezigde oorlogsretoriek. Die past misschien bij het expliciet op oorlog gerichte jihadisme. Misschien ook nog bij militante neonazi’s. Maar geldt hetzelfde voor ‘rechts’ in het algemeen?

Ter illustratie een citaat: “Rechtse groeperingen in het Westen vormen een bonte schakering van de diepst vrome dwepers tot de meest libertaire atheïsten. Maar over één ding zijn ze het allemaal eens: vrouwen moeten blijven waar ze thuis horen: thuis, in de keuken, in de slaapkamer en in de kinderkamer. De rechtsisten zijn ook bijna allemaal tegen immigratie, vragen om hard optreden tegen criminelen, willen het Volk, het blanke ras of de gemeenschap der gelovigen bewaken tegen vreemde smet, achten het cultureel erfgoed en de aloude tradities bedreigd door nieuwlichterij, en verzetten zich in grote meerderheid tegen abortus, anticonceptie en homoseksualiteit. Bovendien zien ze sinds jaren de islam in het algemeen en de jihad in het bijzonder als het grootste gevaar voor de westerse beschaving.” Ook hier gooit de auteur weer van alles op een hoop. Zo zijn er genoeg ‘rechtsisten’ die tegen de islam zijn juist omdat die vrouwen niet als gelijkwaardig ziet aan de man, en gelovigen gebiedt homoseksuelen van de flat te gooien. En er zijn massa’s christenen die tegen abortus zijn, maar niets met ‘het Volk’ hebben. Er zijn bovendien massa’s brave burgers die voor harder optreden tegen criminelen zijn. Dat heeft allemaal niets met de strijd tegen ‘de vrouwen’ te maken.

De Swaan heeft kennelijk een wel heel bijzondere emancipatie-agenda: die van de neo- dan wel links-liberale elite die een absoluut gelijkheidsideaal nastreeft. Daarin geldt elk natuurlijk onderscheid tussen man en vrouw als volstrekt arbitrair, vrucht van een ideologie die er louter op gericht is vrouwen te onderdrukken en gevangen te houden in traditionele rolpatronen. En alles wat daar kritiek op heeft wordt voor het gemak maar onder een noemer gebracht.

Ik wil dit boek van harte aanbevelen aan een ieder die zich wil verdiepen in de retoriek van moderne emancipatiedrijvers. Maar wel een speciale waarschuwing aan alle SGP-vrouwen die dit boek lezen. Mocht je het als je roeping zien voor je kinderen te zorgen, en op zijn hoogst daarnaast een parttime baan hebben: laat je op basis van de grove generalisaties van De Swaan geen twijfel aanpraten over je vrouw-zijn, laat staan angst voor je man!

Maar laten we wel, samen met De Swaan, strijden tegen genoemde praktijken als die van genitale verminking, kinderhuwelijken en eerwraak. En ik hoop dat hij het ook met ons eens is dat daartegen keihard mag worden opgetreden.


De krant en het pand. Het Reformatorisch Dagblad en de ontwikkeling van de bevindelijk gereformeerde gemeenschap Martin Tijssen KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht, 2018, 160 blz.; € 12,99.

Abraham Kuyper, de welbekende leider van de antirevolutionairen, zag de krant als een uitstekend middel voor een gemeenschap om een besef van eigen identiteit te vormen en die vervolgens te articuleren. Voor Martin Tijssen was deze visie uitgangspunt voor de masterscriptie die hij schreef ter afronding van zijn opleiding Kunst- en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit, en onlangs in druk verschenen bij KokBoekencentrum. Zijn studie handelt echter niet over de rol die De Standaard destijds speelde bij de zuilvorming onder antirevolutionairen. Hem gaat het om de bijdrage die het Reformatorisch Dagblad (RD) speelde bij de ontwikkeling van de bevindelijk gereformeerde gemeenschap.

Tijssen claimt dat deze krant een sleutelrol speelde bij de ontwikkeling van een groepsgevoel dat kerkmuren oversteeg. Ze vormde het boegbeeld van een netwerk dat later ook wel als zuil is aangemerkt. Hoewel men deed voorkomen dat het bestaan van een bevindelijk gereformeerde gemeenschap ten grondslag lag aan het ontstaan van de krant, was eerder het omgekeerde het geval. Het RD heeft de bevindelijk gereformeerde groepsidentiteit gevormd.

Als these is ze voor een masterscriptie interessant. Maar ze leunt wel heel sterk op zeer bepaald theoretisch perspectief, namelijk het primaat van instituties bij het creëren van een gemeenschapsgevoel of zelfs –geloof. De vraag is of dat empirisch ook hard te maken valt.

In het geval van de antirevolutionairen valt er iets voor te zeggen. Daar bestond De Standaard al een kwarteeuw voordat de ARP werd opgericht. Bij de bevindelijk gereformeerden was het omgekeerde het geval.

Daar bestond de SGP namelijk al ruim een halve eeuw voordat het RD in krantenland verscheen. Als politieke partij wist ze ‘strenge’ Oudgereformeerden en ‘rekkelijke’ Gereformeerde Bonders te verenigen, niet toevallig ook de latere doelgroep van het RD.

De krant droeg niet zozeer bij aan het ontstaan van het bevindelijke groepsgevoel, maar het versterkte het reeds bestaande gevoel wel degelijk. Als zodanig heeft ze een belangrijke vormende rol gespeeld bij de opinievorming over tal van maatschappelijke kwesties.

Vraag is wel of de krant daarbij nog steeds leidend is. Neem nu het maatschappelijk steeds sterker wordende ‘groene’ bewustzijn. Ze is daarbij, naast bijvoorbeeld de reformatorische lesmethodes die op scholen worden gebruikt, niet meer dan een van de spelers. Maar opvallend vanuit historisch oogpunt is toch vooral dat ze daarbij meer volgend is dan kritisch, laat staan vormend. De vraag is of ze daarmee op dit moment bijdraagt aan de vitaliteit van de bevindelijke zuil.

De maalstroom van de links-liberale mainstream, zowel nationaal als internationaal, is sterk. Haar bestaansrecht ontleent het RD daartegenover aan haar kritische zin: waakzaam te zijn, én nuchter. Als zodanig wensen wij haar, samen met de zuil die zij van opinie voorziet, een prachtige toekomst toe.


Kerkgangers en Zuilenbouwers Sid Lukkassen Uitgeverij De Nieuwe Zuil, 2018, 273 blz.; € 39,99.

“Het is tijd om wakker te worden,” zo stelt Sid Lukkassen in zijn nieuwste boek Kerkgangers en Zuilenbouwers. Want de steeds groter wordende kloof in de samenleving moet gedicht worden en mensen moeten gaan beseffen dat het tijd is de handen uit de mouwen te steken.

Waarom dan? Wel, op dit moment heerst er in Nederland een totalitaire weg-met-ons-mentaliteit. En daaronder gaat een groot deel van onze burgers gebukt. Nederland gaat gebukt onder een collectief schuldgevoel dat ons wordt aangepraat door een elite die vindt dat de armoede en oorlogen die de wereld teisteren er niet zouden zijn als wij er niet geweest waren. Onze Westerse cultuur zou er een zijn van uitbuiting, zou stelselmatig ongelijkheid in de hand werken, is nog altijd bezig andere delen van de wereld zowel politiek als economisch te koloniseren. Bovendien zijn wij de oorzaak van een klimaatverandering die weldra catastrofaal zal blijken voor onze planeet.

Dit schuldgevoel heeft weliswaar christelijke wortels, maar wordt ons nu ook door een seculiere elite aangepraat. En voor deze schuld is geen vergeving mogelijk, anders dan door onszelf volledig weg te cijferen en onze levensstijl totaal te veranderen, en onze samenleving te delen met onze behoeftige naasten uit andere delen van de wereld.

Een ieder die vraagtekens zet bij dit schuldgevoel, of vanuit gezond verstand en met wetenschappelijke argumenten daartegen ingaat, wordt als een melaatse uitgebannen. Een universitaire carrière is onmogelijk. In het onderwijs ben je een outcast. Als ondernemer verlies je klanten. Als politicus word je verketterd. Als criticus wordt je door mainstream media genegeerd en online via algoritmes weggezuiverd, aldus Lukkassen.

Wat te doen? Lukkassen is niet onverdeeld optimistisch. Met enige weemoed denkt hij terug aan Pim Fortuyn. Van hem ging stuwkracht uit. Zijn populariteit bij ‘het volk’ kwam niet alleen voort uit zijn charismatische persoonlijkheid, maar vooral ook uit de naakte constatering dat hij het als enige aandurfde om tegen heilige politieke huisjes dan wel achterkamertjes aan te trappen en de gevestigde orde van de Linkse Kerk uit te dagen. Maar “die stuwkracht komt nooit meer terug,” zo meent Lukkassen.

Wat dan? Veel mensen zijn cynisch, maar er zijn toch ook nog veel burgers die bereid zijn de handen uit de mouwen te steken. En Lukkassen zelf is er daar een van. Via crowdfunding heeft hij geld verzameld voor een publiciteitscampagne die moet leiden tot een tegenhanger voor de Linkse Kerk: De Nieuwe Zuil. Lukkassen is nuchter: “de instituties heb je tegen je, de meerderheid krijg je niet mee. Dus moet je je richten op de emancipatie van jezelf, als groep.”

In het oude zuilstructuur, zoals we dat kennen uit de tijd dat gereformeerden, katholieken en socialisten zich emancipeerden, en waarvan eigenlijk alleen de bevindelijk gereformeerde zuil nog over is, ziet hij een prachtig organisatiemodel. Met daarin een Nieuwe Kerk in het midden. Lukkassen wil een nieuwe oriëntatie op de toekomst, gebaseerd op een nuchtere vorm van bevlogenheid. Daaromheen ziet hij een netwerk van media, scholen, ondernemers, desnoods aangevuld met een politieke partij. Kerk en Zuil bieden onderdak aan het nuchtere deel der natie. Mensen van verschillende godsdiensten en klassen. Ze vormen een ontmoetingsplek voor hoger opgeleiden en eenvoudige arbeiders, voor verlichte moslims evengoed als voor conservatieve christenen en atheïsten.

Wat hen verbindt, is een gezamenlijke afkeer van een schuld waarvoor geen vergeving bestaat anders dan de vernietiging van onze beschaving; een gezamenlijke liefde voor de klassieke vrijheidsrechten die onze cultuur in staat stelde een beschavings- en welvaartsniveau te bereiken dat haar gelijke in de wereldhistorie niet kent. De kerngedachte is die van een burgerij die in deze cultuur geworteld is en de handen ineen slaat om zich economisch weerbaar te maken tegen de onder elites gangbare neiging tot broodroof en het vrije nuchtere denken te waarborgen. Inspiratiebron vormt het klassiek-westerse erfgoed, net zo goed als het alledaags gezond verstand van gewone mensen op straat.

In de regelmatig ietwat hoogdravende taal van Lukkassen: “Eendracht maakt macht – erken dat de staat voor jou als realist verloren is. Vorm je eigen staat binnen de staat. If your mind can conceive it and your heart can believe it, then you can achieve it!” Lukkassen bezit de gave wervend te schrijven. Hij heeft de neiging om uit een beperkt aantal observaties conclusies te trekken die met een grote vanzelfsprekendheid gebracht worden. Hij verliest zich niet in diepgravende analyses. Hij wordt bij zijn conclusies ook niet gehinderd door een meer dan oppervlakkige kennis van het Christendom.

Niettemin constateert hij terecht dat de mainstream in het huidige Christendom sterk de neiging heeft om schuldgevoel te seculariseren en weinig kritisch is tegenover de onder elites heersende tijdgeest; sterker nog: veel christenen laten zich vaak gewillig meevoeren.

Bedoelt hij daarmee ook de SGP? Of legt hij haarscherp bloot waar in het huidige Christendom de scheidslijnen lopen? En even los van zijn kritiek op bepaalde vormen van Christendom: kunnen we in zijn Nieuwe Zuil een medestander zien in onze strijd tegen het links-liberale denken zoals dat universiteiten, media en politiek domineert?

Ik ben benieuwd.


Oude en nieuwe ongelijkheid. Over het failliet van het verheffingsideaal Kees Vuyk Uitgeverij Klement, Utrecht, 2017, 286 blz.; € 28,99.

Het overheidsbeleid dat gericht was op de emancipatie van de onderklasse, heeft gefaald. Aldus Kees Vuyk, tot voor kort docent cultuurbeleid aan de Universiteit van Utrecht, in Oude en nieuwe ongelijkheid. Met deze stellingname sleepte hij na verschijnen de Socrates Wisselbeker voor het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek in de wacht.

Prikkelend is deze stelling natuurlijk alleen voor degenen die (al was het maar stiekem) nog steeds geloven in het dogma van de maakbare samenleving. Voor hen die altijd al sceptisch waren, vertelt hij niets nieuws. Toch is de analyse van Vuyk ook voor hen de moeite waard.

Vuyk is zelf het product van het door de overheid decennialang gepropageerde verheffingsideaal. Als zoon van ‘kleine luyden’ – hij is afkomstig uit een familie van hardwerkende boomkwekers – ging hij in 1965 naar het lyceum. En daarna ging hij in het opstandige Amsterdam nota bene psychologie studeren. Daarbij kwam een fascinatie voor filosofie en kunst. Hij promoveerde op ‘foute’ filosofen als Nietzche en Heidegger.

Dat hij daar zijn familie niet blij mee maakte, en dat hij van hen vervreemd raakte, beseft hij terdege. Hijzelf is het voorbeeld van de tweedeling die er in de samenleving is ontstaan: die tussen hoger en lager opgeleiden. De eersten, vaak zeer intelligent, hebben maximaal geprofiteerd van de onderwijsfaciliteiten die in Nederland waren gecreëerd met het oog op de verheffing van kleine luyden en onderklasse. De laatsten, meer praktisch ingesteld, kunnen weliswaar nog altijd in hun eigen levensonderhoud voorzien, maar zien hun belangen in de politiek niet vertegenwoordigd.

Daarmee heeft het verheffingsideaal een nieuwe elite gecreëerd. Die elite gelooft nog steeds in maakbaarheid: zij is er tenslotte zelf het product van. Maar, zo stelt Vuyk, dit denkkader en de daarmee gepaard gaande obsessie met onderwijs, gaat eraan voorbij dat intelligentie in hoge mate erfelijk is. Dat geldt niet alleen voor het zogenaamde IQ, maar ook voor meer emotionele en praktische vormen van intelligentie. En de gedragspatronen die daarmee samenhangen zijn zeer moeilijk te doorbreken.

De grote vraag is of dat erg is. Er is weliswaar nog steeds sprake van een tegenstelling tussen arm en rijk, tussen hoger en lager opgeleiden. Maar het welvaartsniveau van degenen die lager opgeleid zijn en daardoor vaak minder verdienen, is per saldo wel degelijk fors gestegen sinds het einde van de 19e en het midden van de 20e eeuw.

Belangrijker is de waardering die hoger opgeleiden in het algemeen, en elites in het bijzonder doorgaans hebben voor meer praktisch ingestelde mensen. Veel kinderen worden onder grote druk gezet om niet voor het vmbo, maar voor de hogere onderwijsniveaus te gaan – liefst moeten ze allemaal een universitaire studie doen. Voor meisjes geldt dat nog sterker. Een mooie carrière is ieders droom – en het liefst moeten ze daarbij, ongeacht het aantal keren dat ze ondertussen met zwangerschapsverlof zijn, presteren op het niveau van hun mannelijke collega’s. Maakt dit hameren op gelijkheid en gelijke kansen ons vrijer? Of weerhoudt het jongeren ervan een eigen weg te kiezen en daarmee gelukkig te zijn?

Voor maakbaarheidsdenkers zijn dat inderdaad prikkelende vragen. Het zijn precies die vragen die ook het populisme aan de huidige politiek stelt. Daarbij zijn het enerzijds de lagere klassen die zich onvoldoende gewaardeerd voelen, maar wel het idee hebben de prijs te moeten betalen voor de plannen van de aanhangers van het aloude maakbaarheidsgeloof. De nieuwe ongelijkheid weerspiegelt zich in de retoriek van het populisme, waarin de intellectuele en politieke elites gekritiseerd worden uit naam van het gezond verstand waardoor de gewone hardwerkende man en vrouw gewend is zich te laten leiden. En dat is een kritiek die, gezien de opkomst van Forum voor Democratie, zowel lager als hoger opgeleiden aanspreekt.

Dat laatste is iets wat bij Vuyk onderbelicht blijft. Het populisme is niet maar een kritiek vanuit de onderklasse; het op zijn minst ook een cultuurkritiek. Tegenover het aloude maakbaarheidsgeloof waarmee de politiek behept is, wil zij oog voor de problemen waar de man en vrouw in de straat tegenaan lopen. Tegenover een elite die internationaal en multicultureel denkt, wil zij oog voor de waarde van lokale normen, waarden en gewoonten.

De problematiek die Vuyk aankaart is niettemin zeer urgent. Zijn boek is wat mij betreft verplichte kost voor iedereen die iets wil begrijpen van de huidige maatschappelijke en politieke onrust.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019

Zicht | 113 Pagina's

Tegen de vrouwen?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019

Zicht | 113 Pagina's