Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Emancipatie, vooruitgang en hun schaduwzijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Emancipatie, vooruitgang en hun schaduwzijden

In gesprek met prof. dr. S.W. Couwenberg over twee moderne geloofsartikelen

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De emeritus-hoogleraar Couwenberg ontvangt mij heel hartelijk in zijn appartement in het centrum van Capelle aan den IJssel. Hij vraagt mij meteen of ik even de thee wil zetten, want door de gebreken van de oude dag gaat hem dat niet zo makkelijk meer af. Maar zijn geest is nog helder genoeg om een artikel te schrijven of een gesprek te voeren.

Tijdens zijn werkzame leven was Couwenberg hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam. Na zijn emeritaat in 1993 zat hij echt niet stil. Een journalist van de Volkskrant typeerde hem ooit als een hyperactieve emeritus hoogleraar staatsrecht.

Couwenberg begon zijn maatschappelijke loopbaan eind jaren ’50 als journalist bij de Maasbode in Rotterdam. Een landelijk dagblad met een conservatief-katholieke signatuur. “In die tijd heb ik dominee Zandt nog horen spreken in de Tweede Kamer. Dat was bijzonder, omdat het in mijn beleving echt iemand was die nog in de sferen van de negentiende eeuw leefde en ook zo dacht. Als journalist moest je de SGP-fractievoorzitter van toen gewoon een keer hebben horen spreken.”

Herkende u in de denktrant van de SGP’er ds. P. Zandt iets uit uw eigen jeugd?

Couwenberg vertelt hoe hij vroeger opgroeide in een wereld waarin allerlei zekerheden bestonden. “Ik ben rooms-katholiek opgevoed. In de kerk was de paus de centrale figuur. Wat hij zei was helemaal waar, daar bestond toen onder de gelovigen geen twijfel over.”

“Het denken in zo’n premoderne sfeer werd beheerst door eeuwige, onveranderlijke waarheden en waarden. Het aardse leven werd gestempeld door een religieus perspectief. In het licht van de eeuwigheid geplaatst. Als protestanten moeten SGP’ers een paar trekken van dat denkklimaat toch zeker ook wel herkennen?”

Couwenberg wacht niet op mijn reactie, maar vervolgt: “Het verschil met protestanten is dat zij het persoonlijke geloof centraal stellen. Door de Reformatie werden gelovigen aangespoord om zèlf na te gaan denken. Wat geloof je nu precies? En ook om persoonlijk te bidden. Als katholiek kende ik dat niet. Zelf bidden met eigen gekozen woorden? Daar was je niet mee vertrouwd. Het geloof zit bij de meeste roomsen dan ook minder diep dan bij protestanten. In overwegend katholieke streken heeft het geloof veel meer de trekken van cultuurchristendom.”

“Na de Reformatie in de 16e eeuw heeft eind 18e eeuw de Revolutie plaatsgevonden. En die laatste is in Europa in de loop van de eeuwen sterker geworden dan het christendom. Dat heeft gezorgd voor een omwending in de samenleving en cultuur.”

Een wending van premodern naar modern. Die voltrok zich ook in uw eigen leven?

Couwenberg bevestigt dat. “Ik ben zelf een agnost geworden. Het leven verloopt onvoorspelbaar en is zo raadselachtig. Nu ben ik 93 jaar oud en mijn conclusie is dat ik het niet meer weet. Rationeel valt het leven, de gebeurtenissen en de wonderlijke gang ervan niet te verklaren. Ik heb deze twijfels verwerkt en met die onzekerheid leren leven.”

CIVIS MUNDI

Dit agnostische standpunt leidt er overigens niet toe dat de emeritus-hoogleraar geen hechte overtuigingen heeft. Want die heeft hij beslist. Zijn visies en standpunten heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken. In 1962 startte hij het tijdschrift Oost-West. “Dat was in de tijd van de Koude Oorlog. In 1971 is Oost-West omgedoopt tot Civis Mundi.” Van dit tijdschrift is Couwenberg al jarenlang hoofdredacteur. De latijnse woorden Civis Mundi staan voor: wereldburger. “Die naam is bewust gekozen. Ik ben nu eenmaal een mondiaal denkend mens. Tegelijk voel ik mij verbonden met de lokale omgeving waar ik leef en waar ik mijn contacten heb. Maar je moet als mens ook verder en breder kijken dan je directe omgeving.”

“In de jaren ’60 en ’70 was men over het algemeen positief over Europese integratie in het kader van de Europese Economische Gemeenschap. Je kon beter dingen samen doen en problemen met elkaar oplossen dan ieder land apart. Tegenwoordig hoor je over Europa vaak andere geluiden. Er wordt veel kritiek uitgestort over Europa. Terwijl je naar mijn mening als Europese landen maar beter met elkaar kunt samenwerken in plaats van elkaar bestrijden.”

In 2001 bestond het blad Civis Mundi 40 jaar en toen daarop werd teruggeblikt, schreef een Trouw-journalist als samenvatting: ‘40 jaar afwijken’. Een rake typering?

“Zeker. Met Civis Mundi wilde ik graag het andere gezichtspunt inbrengen in het debat over politieke en maatschappelijke kwesties. Ondanks een lange traditie van geestelijke vrijheid is Nederland niet vrij van conformistische reacties op afwijkende denkbeelden. Meestal valt bij buitenlanders niet zozeer het individualisme van Nederlanders op, maar veeleer hun conformisme. Dat hangt samen met onze sterke consensustraditie, de gewoonte om de boel bij elkaar te houden en bij meningsverschillen net zo lang te polderen tot er een akkoord is waarin iedereen zich min of meer kan vinden.”

Was u graag in de contramine?

“Dat was geen doel op zich. Maar Civis Mundi nam in de jaren 70 en 80 uit overtuiging de vrijheid om van de heersende, veelal linkse, opvattingen af te wijken en open te staan voor andere zienswijzen en ruimte te bieden aan dissidente standpunten. Elders konden die niet of moeilijk aan bod komen. Ook stelde Civis Mundi politiek gevoelige en omstreden onderwerpen aan de orde. Daarbij gingen auteurs tegen de draad in van de linkse kerk die zichzelf het oordeel had toegeëigend over wat wel en niet politiek correct was.”

Kunt u daarvan een voorbeeld noemen?

“Als een auteur in Civis Mundi bijvoorbeeld een ander geluid liet horen over immigratiebeleid, of over integratie- en veiligheidsbeleid, dan werden we met stigmatiserende kwalificaties om de oren geslagen, zoals het verwijt racistisch, fascistisch of extreemrechts te zijn. Bedenkelijk, want op die manier ging men de inhoudelijke discussie uit de weg. En wie weet nog dat Civis Mundi al in 1981 een pleidooi heeft gevoerd voor de verplichte integratie of inburgering van medelanders? Dat lijkt nu gemeengoed, maar was destijds een zeer afwijkende visie die velen maar discutabel vonden.”

Couwenberg komt op dreef. Hij vertelt met enig genoegen dat Civis Mundi in de jaren 80 betoogde dat de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten in ons land met het oog op het nucleaire afschrikkingsevenwicht een verstandige keuze was. “Dat standpunt was bepaald niet bon ton onder wetenschappers. Maar achteraf kunnen we constateren dat deze opstelling de wereldvrede meer heeft gediend dan de stellingname van het Interkerkelijk Vredesberaad dat aandrong op eenzijdige ontwapening.”

U heeft rond de eeuwwisseling ook de opkomst van Pim Fortuyn op de voet gevolgd.

“Ik herinner me nog dat door de linkse media de opkomst van Pim Fortuyn alom werd gezien als een bedreiging van onze democratie. Daar keek Civis Mundi heel anders tegen aan. Wij beoordeelden de Fortuynrevolte als een welkome inbraak op het bestaande partijpolitieke bestel dat volgens ons wel enige opschudding kon gebruiken.”

EMANCIPATIE VAN DE MENS

We komen op het onderwerp emancipatie. Couwenberg publiceerde tussen 1979 en 1984 een vierdelige serie onder de titel Modern constitutioneel recht en de emancipatie van de mens. In de ontwikkeling van het staatsrecht ontwaart hij twee overheersende motieven: het machtsmotief en het emancipatiemotief. Met elkaar strijden deze twee strevingen als het ware om de voorrang en zo geven ze inhoud, richting en stuwing aan de ontwikkeling.

Couwenberg geeft woorden aan zijn visie op emancipatie: “Het emancipatieproces is nauw verbonden met de omslag van de premoderne cultuur naar de moderniteit. Sinds de 18e eeuw, maar vooral in de 19e eeuw maakt zich dat breder, komt het streven op naar vrijheid en gelijkheid. Dit vat ik samen onder de noemer van het emancipatiemotief. Emancipatie betekent dan dat de mens zichzelf vrijmaakt van premoderne normen en structuren, die hun verankering vinden in godsdienstige overtuigingen.”

“Je ziet daarbij dat het oude of traditionele geloof wordt vervangen door een nieuw geloof: het vooruitgangsgeloof. Hieraan ontspringt een ‘revolution of rising expectations’: in de moderne context krijgt het leven zin door een permanente verbeterbaarheid van mens en samenleving na te streven. Dankzij het vooruitgangsgeloof behoudt de moderne mens zijn vertrouwen in de beschaving en kan hij vasthouden aan het streven naar vrijheid en gelijkheid. Natuurlijk doen zich van tijd tot tijd tegenslagen voor die twijfel oproepen. Soms heel veel twijfel. Dan denk ik vooral aan de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Ondanks die terugval, wil de moderne mens toch vasthouden aan de wil om vooruit te gaan, om te verbeteren.”

TEGENREACTIE

“Het emancipatiemotief is en wordt in de twintigste eeuw vooral gepropageerd door linkse en progressieve partijen. Dat roept een tegenreactie op. Ik duid dat aan met het begrip dialectiek. Die term licht ik graag even toe. In de werkelijkheid zie je telkens weer twee tegenstrijdige krachten die elkaar over en weer oproepen, elkaar bestrijden, maar ook elkaar versterken. Zo roept het emancipatiemotief het beheersingsmotief op, dat je vooral aantreft bij rechtse partijen met een conservatievere inslag.”

De filosoof René Descartes deed de fundamentele uitspraak: ‘Ik twijfel dus ik besta.’ Daarmee gaf hij de beslissende aanzet voor een basiskenmerk van de moderne cultuur. Die ligt in het betwijfelen van de bestaande toestand. Die twijfel aan alles wat bestaat en gewoon lijkt, wordt gecombineerd met een inherente drang om grenzen te verleggen. Tegenwoordig richt die drang zich op het menselijk lichaam. Men spreekt dan van human enhancement, ofwel mensverbetering. Vooral door middel van genetische modificatie streeft de biomedische wetenschap naar betere, gezondere mensen. Ook wordt geprobeerd het verouderingsproces van de mens tegen te gaan of uit te stellen.”

“De beheersing van de evolutie van de mens wordt wel gezien als het toppunt van de moderne natuurbeheersing. Maar ik ben kritisch, want ik denk dat daar ook risico’s aan kleven. Er doemen nieuwe dilemma’s op: wanneer zijn genetische interventies moreel aanvaardbaar? Dat is een vraag die grondige reflectie vergt.”

Gaat de mensheid er altijd op vooruit? Worden mens en samenleving steeds beter?

Couwenberg: “Nee, het gaat niet altijd ‘excelsior’. Er is namelijk sprake van een afwisseling van vooruitgang en terugslag. Ik spreek daarom liever van cyclische progressie. Bepaalde problemen keren telkens weer terug, vaak in een gewijzigde gedaante.”

In de politiek zie je nog steeds de tegenstelling tussen links en rechts. Het is vaak òf emancipatie òf beheersing. Meer privacy of meer veiligheid, meer vrijheid van geloof en meningsuiting òf meer gelijkheidsdenken, enzovoorts.

“Dit of/of-denken bestrijd ik. Je beperkt je dan tot een van beide mogelijkheden of richtingen. Dat leidt tot teveel spanningen, teveel polarisatie. In de huidige politiek zie je het bewijs daarvan. Daarom ben ik voor en/en-denken. Daarin schuilt de kracht van het politieke midden, dat het goede van links en het goede van rechts kan combineren. Mijn advies aan politici is: probeer de balans te vinden tussen beheersing en emancipatie, tussen de tegenpolen van macht en vrijheid. Civis Mundi heeft om die reden heel bewust altijd het politieke midden opgezocht en het belang ervan benadrukt.”

Volgens Couwenberg is het grote manco van emancipatieprocessen tot nu toe dat deze wel succesvol waren in het bewerkstelligen van een grotere vrijheid ten opzichte van onderdrukkende of knellende structuren. “Maar ze zijn veel minder succesvol geweest in het daadwerkelijk ontwikkelen van zelfstandige, zichzelf bepalende burgers die, in positieve zin, vrij leven. Dus in het negatieve ‘vrij zijn van belemmeringen’ is zeker veel bereikt, maar we worstelen nog steeds met invulling geven aan onze autonomie.”

Het ideaal van ‘iedereen mag helemaal zelf kiezen’ loopt uit op ‘iedereen voelt zich vrij om dat te kiezen wat de anderen ook kiezen’. Een merkwaardige paradox.

“Inderdaad. Iedereen wil toch wel heel graag een situatie van veiligheid en zekerheid. Controle van de toestand. Dat laat dus meteen zien dat niet zozeer vrijheid, als wel macht het grootste probleem van de mensheid is èn tegelijk de belangrijkste drijfveer.”

“Als gevolg daarvan geldt in iedere samenleving of gemeenschap een ijzeren wet van de oligarchie: vroeger of later komt er altijd wel iemand of een klein groepje bovendrijven die de lakens uitdeelt. Zelfs bij protestanten is dat het geval! Op ferme wijze bestreden ze de paus, ze schaften de kerkelijke hiërarchie af, maar intussen zie je in elke lokale gereformeerde groepering een dominante figuur, de predikant en eventueel nog een paar kerkenraadsleden de dienst uitmaken. En wanneer een gewone gelovige het waagt om de predikant of de kerkenraad te bestrijden, dan wordt ’ie de kerk uitgezet en zo ontstaat er weer een afsplitsing.”

Bij de laatste verkiezingen voor de Provinciale Staten vluchtten veel kiezers in de flanken en stemden voor uitgesproken links of rechts beleid. Compromissen vatten mensen nogal eens op als een zwaktebod. Zijn politieke partijen in het midden niet te grijs, te compromisachtig voor kiezers die graag een uitgesproken heldere visie op prijs stellen?

Couwenberg: “Ik denk dat alle politieke partijen een probleem hebben. De linkse politieke partijen blijken momenteel niet in staat te zijn om een nieuw en wenkend perspectief te creëren dat als alternatief kan dienen voor het liberale concept dat momenteel de overhand heeft. Veel middenpartijen maken hun politieke keuzes op basis van pragmatische beleidsoverwegingen. De partijen hebben hun ideologische veren afgeschud. Maar daardoor zijn ook de kiezers op drift geraakt, door zich niet langer te binden aan een partij, maar tot op het laatste moment al zwevende te twijfelen over hun keuze bij de stembus. De positie van de meeste politieke partijen, die toch primair de functie hebben van intermediair tussen politiek en burgers, is vandaag de dag ernstig verzwakt.”

SEKSUELE REVOLUTIE

Eind jaren 60 van de vorige eeuw vond in de Westerse samenleving een culturele omwenteling van formaat plaats: de seksuele revolutie. Couwenberg ziet deze als een uitvloeisel van het emancipatieproces dat vanaf de 18e eeuw in gang was gezet. Men wilde ook op seksueel terrein leven als een vrij individu zonder gehinderd te worden door heersende gewoonten en gedragscodes over wat mag en wat hoort. De taboes van de premoderne tijd werden opgeruimd. “In plaats van de norm van ‘trouw zijn aan elkaar’ kwam het parool ‘alles moet kunnen’. Dat was totaal anders dan ik van mijn ouders had geleerd. En van de pastoor. De ‘onkuise gedachten’ behoorden tot de categorie van de ergste zonden die je kon opbiechten. Ja, dat weet ik nog goed.”

Volgens Couwenberg kon de seksuele revolutie zich breed maken door drie factoren: als eerste het doorzetten van de individualisering en secularisatie of ontkerkelijking; ten tweede de introductie van anticonceptiva, zoals de pil; in de derde plaats was er de ontwikkeling van de consumptiemaatschappij dankzij de versnelde welvaartsgroei. “Je ziet de opvattingen over seksualiteit in die tijd opmerkelijk snel verschuiven. Seksualiteit wordt losgekoppeld van de voorplanting, maar ook van liefde, huwelijk of andere relaties, zodat er ruimte komt voor puur consumptieve seks. Je ziet dat terug in films en op tv. Bevrediging van seksuele behoeften werd een van de basisvoorwaarden voor een gelukkig leven. En in de vrouwenbladen Libelle en Margriet werd seksualiteit een van de hoofdingrediënten van het blad. Als ik het heel kort wil samenvatten, spreek ik over een omslag van een repressieve seksuele moraal naar moralisering van de seksualiteit.”

Hoe waardeert u deze seksuele emancipatie?

“Ik denk dat de nieuwe emancipatiegolf die sinds de jaren zestig over ons land spoelde, onze samenleving vrijer, ruimdenkender en meer egalitair heeft gemaakt. Maar dat had ook een keerzijde, die ik al even benoemde. Want het leidde ook tot een ‘alles moet kunnen’-mentaliteit met negatieve gevolgen zoals vervuiling van het straatbeeld, teloorgang van goede manieren, brutaliteit in het verkeer, verval van sociale cohesie, misbruik van sociale voorzieningen en dergelijke.”

Al in 1981 pleitte u voor een herstel van elementaire burgerlijke deugden. Dat werd u echter niet in dank afgenomen. De toonaangevende linkse media van die tijd kraakten uw pleidooi af als conservatieve borrelpraat en reactionair gejammer. Een verwijt was dat u een nostalgisch verlangen koesterde naar de jaren vijftig van de vorige eeuw...

“Nee, ik wilde bepaald niet naar die situatie terug. De verzuiling vierde toen hoogtij en ik heb toen de aandrang ervaren om mij te conformeren aan de heersende groepscultuur in de rooms-katholieke zuil. Daar zou ik niet graag weer in terechtkomen.”

U spreekt over moralisering van de seksualiteit. Betekent dit dat er voor de oude taboes nieuwe in de plaats gekomen zijn?

Ja. Seksuele intimidatie is een taboe. Zie de opgelaaide discussie over #metoo. Als het om seks gaat, moet alles geoorloofd blijven, onder de voorwaarde dat het met instemming of uit vrije wil gebeurt. Dat wringt. Je merkt dat bijvoorbeeld in de discussie over prostitutie, waar in de praktijk veel misstanden zijn en men van alles poogt te bewerkstelligen zonder de moderne moraal af te vallen.”

In een beschouwing in 2005 heeft Couwenberg een aantal effecten van de seksuele emancipatie op een rij gezet. Het typeert hem om bij de opsomming naar volledigheid te streven.

Een demografisch effect is de vergrijzing, grotendeels veroorzaakt door de daling van het kindertal. “Er is actief gelobbyd om het taboe op vrijwillige kinderloosheid van echtparen op te heffen. In het jargon gaat het dan om seksuele en reproductieve gezondheidsrechten van de vrouw.” Een maatschappelijk effect komt tot uiting in alternatieve gezinsvormen, en dat gaat tot en met de acceptatie van seriële monogamie. Daar vloeit het volgende effect uit voort: veel meer ouders en kinderen ondervinden vandaag de dag de gevolgen van opvoedings- en echtscheidingsproblematiek. Nog weer een ander effect is de sterke groei van de seksindustrie en de brede verspreiding van pornografisch materiaal, met name via internet.

Een politiek effect hangt samen met het kritiekloos aanvaarden van de eenzijdige genotscultuur. “In lijn hiermee zou de overheid consumptieve seks moeten faciliteren, niet alleen door het bordeelverbod op te heffen, maar zelfs ook door tippelzones met afwerkplekken in te richten. Inmiddels lijkt men daar van terug te komen, ook door het probleem van de mensenhandel dat onlosmakelijk met prostitutie verbonden lijkt te zijn.”

Als juridisch effect noemt Couwenberg de subjectivering van het familierecht en de gezinsverhoudingen.

Wilt u dit juridisch effect – de subjectivering van het familierecht - toelichten?

Couwenberg: “Het gaat hierbij om de ‘umwertung’ waarbij het klassieke, heteroseksuele gezin niet langer de hoeksteen moet vormen van het familierecht. In plaats daarvan kiest men als vertrekpunt het individu dat volgens zijn individuele morele en seksuele voorkeur mag bepalen of en zo ja hoe hij/zij een gezin wil stichten: hetero- of homoseksueel, biologisch of kunstmatig, tijdelijk of duurzaam.”

“Binnen het parlement heeft met name D66 er werk van gemaakt om de persoonlijke, seksuele en relationele zelfbeschikking tot centraal uitgangspunt van het familierecht te verheffen. Buiten het parlement is het de rechterlijke macht geweest die met grensverleggende jurisprudentie allerlei veranderingen in het familierecht heeft ondersteund. Critici wijzen erop dat deze fundamentele wijziging op gespannen voet staat met bepalingen in internationale verdragen waarin het klassieke gezin wordt aangewezen als de natuurlijke en fundamentele kern van de samenleving die als zodanig recht heeft op bescherming van staatswege.”

Deze ontwikkeling komt niet zomaar uit de lucht vallen.

“Nee, zij is een consequentie van de omslag in het denken over homoseksualiteit in onze samenleving. Tot aan de jaren zestig stond dit overigens als een ziekte vermeld in de psychologische handboeken. Maar het werd daar geruisloos uit verwijderd zonder voorafgaand deugdelijk onderzoek of wetenschappelijk debat. Nu wil ik homoseksualiteit zeker niet weer als ziekte aanduiden. Verre van dat. Maar mijn kritische punt is dat de soms fel oplaaiende discussies weleens te maken kunnen hebben met die geruisloze, niet grondig beargumenteerde aanpassing.”

LHBTI-mensen zien en beleven hun specifieke seksualiteit als het voornaamste kenmerk van hun identiteit. Op mij als heteroseksueel komt dat nogal ‘onwennig’ over. Voor mijn persoonlijke identiteit vind ik andere kenmerken namelijk veel wezenlijker.

Couwenberg: “Dat mensen hun seksualiteit als beslissend voor hun identiteit ervaren, heeft ook te maken met wat ik aanduid als de revolutie van het instinct. Dat is een ontwikkeling die zich in de laatste decennia heeft gemanifesteerd. Het gaat dan om de bevrijding en bewustwording van de emotionele aspecten van de menselijke persoon en erkenning van het recht op expressie daarvan. Het publiek uiting kunnen geven aan de seksuele identiteit wordt door mensen uit de LHBTI-gemeenschap daarom zo belangrijk gevonden. Zij zijn ervan overtuigd dat je als mens pas helemaal jezelf kunt zijn als je onder alle omstandigheden en in elke situatie uiting kunt geven aan je seksuele identiteit.”

Mag ik tot slot een vraag aan u voorleggen over taboes? Paul Frissen schrijft over het nut van taboes. Zij beschermen mens en samenleving. Als alle premoderne taboes worden opgeruimd, komen daar toch weer andere taboes voor in de plaats? Wat is vandaag de dag het grootste taboe in Nederland?

Couwenberg reageert meteen: “Racisme, discriminatie en het bestendigen of bevorderen van ongelijkheid, dat is tegenwoordig de hoofdzonde, het taboe bij uitstek. Er is zelfs sprake van een angst om voor racist uitgemaakt te worden. Dan zijn we niet langer redelijk aan het argumenteren”, vind ik. “Wanneer racisme enkel als morele munitie wordt gebruikt om anderen buiten spel te zetten, is het in feite een machtsmiddel geworden in handen van anti-populistische stromingen. Van populistische zijde hekelt men dat dan weer als doorgeschoten politieke correctheid.”

Taboes geven toch uitdrukking aan de heersende moraal?

“Vaak wordt gezegd dat de overheid geen zedenmeester mag zijn. Daarom moest de traditionele moraal die in de wetgeving verankerd lag er uit verwijderd worden. Maar is de wetgeving van vandaag dan wel moreel neutraal? Is zij niet veeleer de uitdrukking van een uitgesproken liberaal georiënteerde publieke moraal? Daar mogen de heren en dames politici nog eens grondig over nadenken.”

Jan Schippers, directeur WI-SGP

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019

Zicht | 113 Pagina's

Emancipatie, vooruitgang en hun schaduwzijden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019

Zicht | 113 Pagina's