Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Teken en zegel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Teken en zegel

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kombinatie 'teken en zegel' is welbekend in de leer van de sacramenten. Zowel de Nederlandse Geloofsbelijdenis als de Heidelbergse Catechismus gebruiken deze uitdrukking. De Geloofsbelijdenis komt midden in art. 33 met een soort definitie en spreekt dan van "zichtbare tekenen en zegels van een inwendige en onzichtbare zaak". De Catechismus begint het antwoord op de vraag wat sacramenten zijn, met de regel: "Sacramenten zijn heilige, zichtbare tekenen en zegels" (Zondag 25, 66). Wat is de betekenis van deze kombinatie 'teken en zegel'? Dr. L. Wierenga heeft zich met deze vraag beziggehouden in het kader van een taalkundig onderzoek naar woordparen.1 Wierenga konkludeert dat het aannemelijk is dat 'teken en zegel' gezien moet worden als een synoniem binoom. De oorspronkelijk didaktische bedoeling van deze woordkombinatie is verloren gegaan. De theologie heeft ten onrechte aan elk van beide woorden een eigen betekenis toegekend.2 Het is waar dat gereformeerde theologen de woorden 'teken' en 'zegel' in een verschillende betekenis hebben uitgelegd. Om twee voorbeelden te geven, H. Bavinck zegt:

Sacramenten nu behooren tot de ingestelde, buitengewone teekenen, die door God, niet naar willekeur, maar naar eene door Hem gepraeformeerde analogie, uit de zienlijke dingen genomen en tot aanduiding en verduidelijking van onzienlijke en eeuwige goederen gebezigd worden. Behalve teekens zijn de sacramenten ook zegels, dienende tot bevestiging en ver-sterking. Zegels zijn toch van teekens daarin onderscheiden, dat zij de onzichtbare zaak niet maar in onze gedachte terugroepen, doch ze ook voor ons bewustzijn waarmerken en bekrachtigen. 3

En G.C. Berkouwer schrijft in verband met de doop als teken en zegel:

Men kan zeggen dat niet het minst in the toevoeging ,,zegel" aan het woord ,, teken" het eigenlijke beslissende punt ligt in de sacramentsleer. Dat duidt nl. aan, dat het maar niet gaat om een,,afbeelding" van een bepaalde zaak, maar dat deze symboliek, deze tekenspraak opgenomen is in het geheel van de doop en in onlosmakelijke samenhang staat met het handelen Gods.4

Op welke grond wordt een tweeledige betekenis aan de kombinatie 'teken en zegel' ontzegd? Met vele voorbeelden toont Wierenga aan dat het liturgisch taaleigen van de 16e eeuw een grote binoom-dichtheid kent. Tegen deze achtergrond wordt het woordgebruik van de belijdenissen en van Calvijn over de sacramenten bijeengebracht en uitgebreid onderzocht. De tekstuele gegevens leiden tot de konklusie dat teken en zegel moeten worden opgevat als een synonieme uitdrukking. Wierenga's interpretatie kan ondersteund worden door een regel verderop in hetzelfde artikel 33 van de Geloofsbelijdenis: "Daarom zijn de tekenen niet krachteloos en zonder inhoud..." Niet alleen wordt hier maar één woord gebruikt, teken, maar ook geven de oorspronkelijke woorden voor 'krachteloos en zonder inhoud' sterk de indruk synoniem te zijn.5 Zelfs kan aangevoerd worden dat de tekst van de eerste editie van de geloofsbelijdenis deze interpretatie ondersteunt: 'Het zijn dus zichtbare symbolen en tekenen...'6 Pas op de Synode van Dordrecht werd dit veranderd in de ons bekende uitdrukking 'zichtbare waartekenen en zegels', mogelijk als een aanpassing aan de Heidelbergse Catechismus.7 Maar daarmee zijn we al buiten de linguistiek getreden en staan we voor een methodisch probleem. De kwestie van de betekenis van 'teken en zegel' werd linguistisch benaderd maar het is de vraag of de kwestie van de betekenis van 'teken en zegel' zo opgelost kan worden. Een andere vraag die overweging verdient is hoe de theologen uit die tijd de uitdrukking opvatten. Taai-onderzoek kan aanwijzen dat er een goede mogelijkheid bestaat dat 'teken en zegel' een expliciterend binoom is, maar er zijn meer mogelijkheden. Theologisch onderzoek zal moeten plaatsvinden om na te gaan welke van de linguistische mogelijkheden hier gebruikt wordt. We willen ons onderzoek niet te krap nemen, en drie dingen nagaan:
1. hoe werd de uitdrukking 'teken en zegel' uitgelegd door gereformeerde theologen die dicht bij de belijdenisgeschriften stonden;
2. wat is de dogmenhistorische achtergrond van de uitdrukking 'teken en zegel';
3. wat is de schriftuurlijke fundering van deze uitdrukking.


1. Contemporaine theologen

Calvijn

Calvijn gaf een korte omschrijving van het sacrament in zijn Catechismus van Geneve (1545): Een sacrament is
een uitwendig getuigenis van goddelijke welwillendheidjegens ons, dat geestelijke genade voorstelt door een zichtbaar teken, om Gods beloften aan onze harten te verzegelen waardoor de waarheid ervan beter bevestigd wordt."

Hier wordt in één zin gesproken van teken en zegel maar ze hebben een verschillende funktie.' Teken' geeft aan wat sacramenten zijn, ze stellen Gods genade voor. 'Zegel' wordt gebruikt om de bedoeling van sacramenten te verduidelijken: ze verzegelen de beloften van God. Deze definitie lijkt uit te gaan van een verschillende betekenis en funktie van teken en zegel. Calvijn formuleert enigszins anders in zijn Institutie. Hij sluit aan bij Augustinus' definitie dat een een sacrament een zichtbaar teken is van een heilige zaak, maar hij breidt deze definitie uit om de bedoeling ervan duidelijker te maken. Een sacrament is
een uitwendig teken, waardoor de Here de beloften zijner goedgunstigheid jegens ons aan onze conscientiën verzegelt om de zwakheid van ons geloof te versterken, en wij wederkerig onze vroomheid jegens Hem zovel voor Hem en de engelen als bij de mensen betingen. (IV, XIV, 1) 9

Vergelijking met Augustinus laat zien dat Calvijn het centrale woord 'teken' van hem overneemt. Maar hij voegt eraan toe dat God door de sacramenten zijn beloften verzegelt. Het woord 'zegel' geeft aan de funktie van de sacramenten. Dit onderscheid wordt volgehouden in de uitwerking van de definitie. Tegenover de Rooms Katholieke leer benadrukt Calvijn dat het sacrament een teken is (IV, XIV, 4). Dit wordt gevolgd door een uiteenzetting dat de belofte wordt verzegeld door de sacramenten (IV, XV, 5). In de volgende paragraaf stelt Calvijn de twee funkties van tonen en bevestigen voor in twee vergelijkingen, waarin ze in omgekeerde volgorde voorkomen. Sakramenten zijn pilaren waardoor ons geloof nog vaster staat, en ze zijn spiegels waarin men de rijkdom van Gods genade kan aanschouwen. Vervolgens sluit hij dit gedeelte af met een samenvattende omschrijving:

Want in de sacramenten openbaart Hij zich aan ons (gelijk reeds gezegd is) voorzover het aan onze stompzinnigheid gegeven is Hem te kennen, en betuigt Hij zijn goedertierenheid en liefde jegens ons daarin uitdrukkelijker dan door zijn Woord (IV, XIV, 6).

Calvijn stelt hier naast elkaar openbaring en betuiging, wat overeenkomt met de eerder genoemde termen van teken en zegel.10 De Franse Geloofsbelijdenis vormt een schakel tussen Calvijn en de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Calvijn schreef op verzoek een ontwerp voor de Franse Geloofsbelijdenis, die met wijzigingen werd aanvaard in 1559, en als voorbeeld gediend moet hebben voor de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art. 34 van deze belijdenis onderscheidt twee funkties van de sacramenten. God heeft die aan het Woord toegevoegd - ter verdere bevestiging, om ons te dienen als panden en bewijzen" van Gods genade, en zo ons geloof te helpen en te bij te staan, vanwege de zwakheid en groofheid die in ons is; - en om uitwendige tekenen te zijn zodat God die gebruikt door de kracht van Zijn Geest, om ons er niet tevergeefs iets mee aan te duiden.12 Ook al is de volgorde omgekeerd, de tweedeling van teken en zegel is duidelijk herkenbaar. Het is opmerkelijk dat dezelfde woorden 'zwakheid en groof-heid' voorkomen in art. 33 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zou dat betekenen dat dit artikel hier spreekt van 'verzegelen'? Dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Het artikel begint met:
Wy ghelooven dat onse goede Godt, acht hebbende op onse grovicheyt ende swacheyt, ons heeft verordent de Sacramenten, om aen ons syn beloften te verzegelen, ende om panden te zijn, der goetwillicheydt ende ghenade Gods tot ons waert, en ooc om ons gheloove te voeden ende te onderhouden.

Even later spreekt het artikel over 'teken':
dewelcke hy gevoecht heeft by het woort des Evangelii, om te beter aen onse uyterlicken sinnen voor te stellen, so wel t'gene hy ons te verstaen geeft door sijn woort, als t'gene hy inwendich doet in onse herten, bondich ende vastmakende in ons de salicheyt, die hy ons mede-deelt. 13

Gelezen tegen de achtergrond van de Franse Geloofsbelijdenis, is het duidelijk dat de funkties van teken en zegel al onderscheiden worden voordat de woorden gebruikt worden.

Guido de Bres
Moeilijker is het Guido de Bres' opvatting over de sacramenten in het algemeen te vinden. Volgens C. Vonk heeft De Bres geen samenvattende beschouwing over de sacramenten gegeven.14 Enige informatie kan gevonden worden in een brief die De Bres schreef aan de gemeente te Valenciennes. Hij verklaarde de sacramenten tegen de achtergrond van een algemene handelwijze van God. Wanneer God de mens één of andere hoogst belangrijke belofte heeft gedaan, heeft Hij de gewoonte er óf één of andere eed aan toe te voegen óf één of ander zichtbaar teken, teneinde de mensen des te meer van zijn belofte te verzekeren.15 Dat sacramenten worden opgevat als tekenen blijkt ook uit de konkluderende zin na vele voorbeelden van tekenen: Daar onze Heere zag, dat de mensen toch nog door vele weldaden moeilijk tot Hem werden getrokken, ongelovig van nature als ze waren, heeft Hij zichtbare tekenen willen geven om hun zwakheid te hulp te komen, opdat Hij (bij wijze van spreken) door het zichtbare teken, datgene, wat Hij hun beloofde zichtbaar zou maken.16 Het sacrament wordt dus gezien als een teken. Tegelijk wordt de funktie van dit teken aangeduid als 'verzekeren'. Deze kombinatie van teken en zegel stemt overeen met Calvijn en art. 33 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Ursinus
Wierenga ondersteunt zijn interpretatie van 'teken en zegel' met een korte excurs naar de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 79, waar gesproken wordt van zichtbare tekenen en panden.17 Het vormt een gedeelte van Zondag 29, over het avondmaal. Het is opmerkelijk dat niet verwezen wordt naar Zondag 25, waar in het algemeen gesproken wordt over de sacramenten. De catechismus geeft een dubbele omschrijving van sacramenten: tekenen en zegels, en een dubbele funktie, te doen verstaan en verzegelen. De konklusie ligt voor de hand dat 'teken' wordt uitgelegd als 'te doen verstaan' en zegel als 'verzegelen'.

Ursinus, de theoloog die de grootste bijdrage heeft geleverd aan de tot stand koming van deze catechismus, geeft een nadere uitleg van deze woorden in zijn uitleg van vraag en antwoord 66.18 Hij begint met zich aan te sluiten bij Augustinus' omschrijving van teken: een teken doet denken aan iets anders dan de uiterlijk zaak die door de zintuigen wordt waargenomen. Deze definitie is technischer geformuleerd dan die door Calvijn werd aangehaald maar zegt in feite hetzelfde. Vervolgens stelt Ursinus de relatie tussen teken.en zegel vast door een scholastieke onderscheiding te ge-bruiken: teken en zegel verschillen zoals een genus verschilt van een species. Tekenen stellen iets voor. Maar zegels zijn tekenen die verzekeren en bevestigen. Ursinus maakt een duidelijk onder-scheid in betekenis tussen teken en zegel. Wanneer we nu teruggaan naar Zondag 29, vraag en antwoord 79, zien we dat in Ursinus' uitleg de twee zijden van teken en zegel terugkomen.19 Hij onderscheidt twee redenen waarom Christus zo spreekt: ten eerste, vanwege de overeenkomst of analogie die bestaat tussen brood en het lichaam van Christus, ten tweede, vanwege de verzekering en bevestiging. Vervolgens werkt hij overeenkomst en bevestiging afzonderlijk verder uit. Er zijn vijf punten van overeenkomst. Als voorbeeld geven we de eerste: Zoals brood en wijn het lichaam voeden voor dit leven, zo voeden Christus' lichaam en bloed de ziel voor het eeuwige leven. Vervolgens verklaart hij de verzekering van het avondmaal: de tekenen getuigen dat het offer van Christus volbracht is, en wel tot ons heil, even zeker als wij waarlijk de tekenen hebben.

Olevianus
Omdat Olevianus mee betrokken was in de opstelling van de Heidelbergse Catechismus, willen we kort aandacht aan hem geven. Hij heeft geen commentaar op de Heidelbergse Catechismus geschreven, maar hij spreekt over de sacramenten in zijn studie over het genadeverbond. Olevianus heeft een sterke neiging teken en zegel dicht naar elkaar toe te trekken. Hij gebruikt herhaaldelijk de uitdrukking 'zegelteken', par. 49,50.20 En hij benadrukt de verzegelende werking van de sacramenten: "Als zegelen verzegelen zij de beloften, die door God aan het Verbond gehecht en ons aanbevolen zijn", par. 49. Maar het is duidelijk dat hij de funkties van teken en zegel onderscheidt. Hij kan zeggen: "Deze tekenen verzegelen op zichtbare wijze, hetgeen aan de gelovigen in het Evangelie ten
opzichte van hun zaad beloofd wordt", par. 48. En: "Gelijk Hij Zelf deze in de uitverkorenen werkt, zo wiJ Hij ook, dat ze openlijk tot Zijn heerlijkheid gezien worde en het Verbond, dat in het Woord aangeboden wordt, tevens verzegeld worde" par. 52.21 De konklusie kan nu worden getrokken dat de theologen die het dichtst staan bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus, een duidelijk onderscheid maken tussen teken en zegel. Deze termen hebben ieder hun eigen betekenis, zoals al aangegeven is in art. 33 van de Geloofsbelijdenis en zd. 25 van de Catechismus. Tegelijk is duidelijk geworden dat teken en zegel niet naast elkaar gesteld mogen worden als twee losse begrippen. 'Teken' geeft het karakter van de sacramenten aan, 'zegel' het doel. Een sacrament is een teken dat verzegelt.

II. Theologische achtergrond

Middeleeuwen
In het voorafgaande is al meermalen gebleken dat Augustinus het uitgangspunt vormt voor de omschrijving van het sacrament als teken. Augustinus zag het sacrament als een zichtbaar teken van een onzichtbare zaak. Het is mogelijk dat deze uitspraak oorspronkelijk alleen sloeg op de ceremonie waarbij catechumenen zout ontvingen, maar het is als een algemene uitspraak over de sacramenten gebruikt.22 Zoals we zagen bij Ursinus, heeft Augustinus nog andere omschrijvingen gegeven23 maar het woord 'zegel' gebruikt hij niet. Twee ontwikkelingen leidden tot een nadere omschrijving van het sacrament in de Middeleeuwen. In de eerste plaats kwam een sacramentsleer op waarin aan de sakramenten de mogelijkheid werd toegekend genade te verlenen.24 Hierin vormt de strijd van Berengarius van Tours de overgang naar canonisering ervan. Berengarius ontkende dat brood en wijn bij de viering van het avondmaal veranderen in het lichaam en bloed van Christus, en ging daarmee in tegen de opkomende leer van de transsubstantiatie. Hij moest zich verantwoorden voor de paus van Rome, en werd gedwongen een verklaring ondertekenen dat brood en wijn op het altaar substantieel veranderen in het eigenlijke vlees en bloed van Christus (in 1079). Dit leidde uiteindelijk tot de vaststelling van de leer van de transsubstantiatie op het 4e Lateraanse Concilie (1215).25 Het tekenkarakter van de Sakramenten was een centraal moment in deze strijd. Berengarius verdedigde zijn standpunt met een beroep op Augustinus die het sacrament zag als een teken. Volgens Berengarius wordt de natuur van brood en wijn niet veranderd door de konsekratie. Deze zijn Sakramenten of tekenen zijn van Christus' lichaam en bloed. Berengarius werd echter gedwongen te verklaren dat het lichaam en bloed van Christus aanwezig is, niet slecht bij wijze van teken en kracht van het sakrament, maar in de eigenheid van de natuur en de werkelijkheid van de substantie.26 In dit debat bleek dat het woord 'teken' niet langer voldeed als aanduiding van het karakter van de Sakramenten. Het werd daarom aangevuld en in feite overvleugeld door de woorden 'natuur' en 'substantie'. De tweede ontwikkeling was de specificering van het sakra-mentsbegrip. Augustinus gebruikte het woord 'teken' niet specifiek voor de sacramenten maar meer in het algemeen voor symbolen. Langzaam maar zeker werd een aantal sacramenten afgegrensd van de andere symbolen.27 Peter van Lombard begint met aan te sluiten bij Augustinus' definitie van sakrament als een teken van een heilige zaak. Om de speciale plaats van Sakramenten duidelijk te maken maakt hij verschillende onderscheidingen. Er zijn natuurlijke tekenen; rook, bij voorbeeld, betekent dat er vuur is. Andere dingen zijn gesteld tot tekenen. Twee categorieën worden hier onderscheiden, tekenen die ingesteld zijn als tekenen zonder meer, en tekenen die Sakramenten zijn. Als voorbeeld van de eerste categorie worden de vleselijke offers en ceremoniële regels van het Oude Testament genoemd, want Hebr. 9 zegt daarover dat de besprenkeling met het bloed van bokken en stier.en alleen heiligt voor de reiniging van het vlees, niet van de ziel. De sacramenten, daarentegen, zijn ingesteld niet maar om af te beelden maar ook on te heiligen. In zijn definitie van sacramenten kwalificeert Peter dan ook de definitie van Augustinus: In eigenlijke zin is een sacrament zo teken van Gods genade, en vorm van onzichtbare genade, dat het die (genade) voorstelt en er de oorzaak van vormt.28 In feite vult hij Augustinus' definitie niet aan, hij verandert die definitie fundamenteel. Deze ontwikkeling zet zich door bij Thomas van Aquino, wanneer hij de vraag behandelt wat een sakrament is. Hij stelt eerst vast dat een sakrament een soort teken is. Dit leidt tot de volgende vraag, of elk teken van een heilige zaak een sakrament is. In de bespreking van die vraag blijkt dat hij Augustinus' definitie niet zonder meer kan aanvaarden, want hij omschrijft het sakrament als een teken van een heilige zaak in zoverre als het mensen heiligt.29 Sakramenten doen meer dan betekenen, ze verlenen heiligheid. Deze ontwikkeling werd gecanoniseerd door het Concilie van Trente, in 1547. Een vervloeking wordt uitgesproken over degene die zegt dat de Sakramenten van het nieuwe verbond de genade die ze aanduiden, niet bevatten, en dat ze geen genade verlenen aan hen die geen verhindering in de weg leggen.30 Deze positie bepaalde eeuwenlang het onderwijs in de Rooms Katholieke kerk, want de Catechismus Romanus leerde dat het sakrament een zichtbaar teken is, door Christus ingesteld, dat de genade aanwijst en bewerkt.31

Het Lutheranisme
We willen ook in het Lutheranisme de ontwikkeling met name volgen in de officiële uitspraken.32 In de Confessie van Augsburg (1530) worden de woorden 'teken' en 'getuigenis' gebruikt. De confessie ontkent dat Sakramenten alleen maar tekenen zijn waardoor mensen uiterlijk als Christenen te kennen zijn, het zijn tekenen en getuigenissen van Gods wil voor ons om daardoor ons geloof te wekken en te versterken (art. 13). Expliciet wordt hier afstand genomen van de opvatting dat sacramenten niet meer zijn dan een eed van trouw jegens God. De heersende scholastieke opvatting dat Sakramenten uit zichzelf rechtvaardigen, zonder dat geloof nodig is, wordt afgewezen. De confessie blijft in de lijn van Augustinus, door het sakrament een teken te noemen. Tegelijk zijn er elementen in de Confessie van Augsburg die in een andere richting wijzen. Dat is niet zo in de uitspraken over de doop, want daar wordt benadrukt dat Gods genade erin aangeboden wordt (art. 9). Maar ten aanzien van het Heilig Avondmaal wordt gezegd dat het ware lichaam en bloed van Christus waarachtig tegenwoordig is onder de gestalte van brood en wijn, en bij het avondmaal wordt uitgedeeld en ontvangen (art. 10). Hoe valt dit te rijmen met de algemene omschrijving van Sakramenten als tekenen en getuigenissen? In de Apologie van deze confessie, eveneens geschreven in 1530, wordt gekonstateerd dat 'onze tegenstanders' de verklaring die de confessie gaf van de sakramenten als tekenen en getuigenissen goedkeuren (art. 13,1). Later in hetzelfde artikel wordt het woord 'teken' gebruikt tegen de scholastieke leer dat de deelnemers aan de sakramenten ex opere operato Gods genade ontvangen. Met een beroep op Rom. 4:9 stelt de Apologie dat de besnijdenis een teken was om het geloof op te wekken. Daaraan wordt toegevoegd dat het geloof erbij moet komen, dat deze beloften gelooft en de beloofde zaken aanneemt (art. 13, 18 en 19).33 Wanneer we vervolgens aandacht geven aan de Grote Catechismus, maken we de overgang van Melanchthon naar Luther. In zijn bespreking van de doop zegt Luther dat de doop iets heel anders is dan ander water. Het is niet maar natuurlijk water, maar een goddelijk, hemels, heilig, zalig water. Het bevat de kracht en macht van God. Met een beroep op Augustinus wordt gezegd dat, het element, wanneer het Woord erbij komt, een sakrament wordt, dat is, een heilige, goddelijke zaak en teken (IV, 17,18). Maar het teken wordt overvleugeld door de 'zaak.'34 Dezelfde gedachtengang wordt ontwikkeld ten opzichte van het avondmaal. Luther zegt hier: Daarom beveelt Hij mij te eten en te drinken opdat het van mij wordt en mij tot nut is, als een zeker pand of teken, of beter als de zaak zelf, die Hij voor mij heeft gesteld tegenover jnijn zonde, dood en elk kwaad (V, 22).35 In de Fonnula Concordiae (1577) wordt deze lijn doorgetrokken. De lutherse opvatting wordt niet langer weergegeven in de woorden 'teken en pand' maar als 'wezenlijke tegenwoordigheid': Wij geloven, leren en belijden, dat met brood en wijn het lichaam en bloed van Christus niet alleen geestelijk door het geloof, maar ook met de mond ontvangen wordt. De instellingswoorden van het Avondmaal worden zo uitgelegd: Wie dit brood eet, eet het lichaam van Christus (Samenvatting, VII, 15). Daarom wordt ook verworpen dat brood en wijn niet meer dan gelijkenissen, afbeeldingen en typen zijn van Christus' afwezige lichaam (Samenvatting, VII,28), waarschijnlijk bedoeld als een samenvatting van de Zwingliaanse leer. Verder wordt afgewezen dat ze niet meer dan gedenkteken, zegels and panden zijn waardoor wij verzekerd worden dat ons geloof, wanneer het opstijgt naar de hemel, daar zo waarachtig het lichaam en bloed van Christus deelachtig wordt als wij in het Heilig Avondmaal het brood eten en de wijn drinken.(Samenvatting, VII, 28,29). Dit is een duidelijke verwerping van de gereformeerde avondmaalsleer zoals die verwoord is in het avondmaalsformulier. 36 Volgens de Lutherse avondmaalsleer wordt Christus' lichaam en bloed echt met de mond ontvangen en gegeten door allen die het gezegende brood en de wijn eten en drinken. Binnen deze leer kan het woord 'pand' terugkomen: En de gelovigen ontvangen het lichaam en'bloed van Christus tot een zeker pand en bevestiging dat de zonden hen werkelijk vergeven zijn (Verklaring, VII,63). Maar het moet de aandacht niet ontgaan, dat de confessie niet zegt dat brood en wijn een zeker pand zijn, maar dat Christus lichaam en bloed zelf het pand zijn. In de Lutherse sakramentsleer kan de Augustiniaanse omschrijving van het sakrament als teken niet echt funktioneren.

Zürich en Geneve
Na Duitsland willen we aandacht geven aan de opvattingen in Zwitserland. Indirekt zijn we daar al mee gekonfronteerd, want de Lutheraanse opvattingen zijn geformuleerd in opzettelijke afwijzing hiervan. Het woord 'teken' hier staat centraal. De eerste Zwitserse Confessie (1536) zegt in art. 20: 'Deze symbolen van verborgen zaken bestaan niet uit enkel tekenen maar uit tekenen en zaken.' Bij voorbeeld, bij de doop is het water het teken, en de zaak is wedergeboorte en aanneming in God's volk. Het woord 'teken' keert terug in de artikelen over doop en avondmaal.37 De eerste Catechismus van Zürich (1534) komt met twee om-schrijvingen van het sakrament. Eerst wordt een algemene definitie gegeven: 'sakrament' betekent eed of dure plicht. Vervolgens wordt de theologische betekenis gegeven: het is een teken van een heilige zaak. De kombinatie ervan leidt tot de volgende omschrijving van sakramenten: deze stellen ons hoge, heilige zaken voor en beelden ze af, en hiermee verbinden en verplichten degenen die ze gebruiken, zich tot deze heilige zaken.38 De nadruk op de verplichtende kant van het sacrament is geïncorporeerd in de gere- formeerde sacramentsbeschouwing. De Latijnse catechismus van Zürich gaat verder en wijst drie functies aan: Een sakrament is een heilig symbool... die in de kerk Zijn hoogste weldaden in herinnering brengt en (dit) voortdurend vernieuwt, waardoor Hij ook aan ons verzegelt en voorstelt wat Hij voor ons doet, en wat Hij op zijn beurt van ons eist.39 Opmerkelijk is de tweede functie, waarin teken en zegel samengenomen worden.

Een begin hiervan kan al gevonden worden in de vroege Zwingli. Hij sluit zich aan bij Augustinus' definitie van sakrament als een teken van een heilige zaak40, maar hij gebruikt ook de uitdrukking 'teken of zegel' en zegt dat het sakrament voor zwakke gelovigen een verzekering is van de vergeving der zonden.41 Zonder dit verder uit te werken, geeft hij de volgende stelling over het avondmaal, in 1523:

Christus die zichzelf eenmaal aan het kruis geofferd heeft is tot in eeuwigheid een altijd durend en verzoenend offer voor de zonden van alle gelovigen. Daaruit. leiden we af dat de mis niet een offer is, maar de gedachtenis aan het offer, en de verzekering van de verlossing die Christus ons heeft bewezen.42

Zowel teken (gedachtenis) als zegel (verzekering) wordt hier aangewezen. Op deze basis konden de theologen van Zürich en van Geneve tot overeenstemming komen over de sakramenten. Terwijl de Lutherse leer zich steeds verder verwijderde van die van de andere aanhangers van de Hervorming, bleken de Zwinglianen en de Calvinisten elkaar te kunnen vinden. Dat gebeurde tijdens een conferentie in Zürich, in de Consensus Tigurinus (1549). Art. 7 spreekt over de doelstellingen van de sakramenten. Verschillende doelen worden eerst genoemd: ze zijn kentekenen van Christelijk belijden en ze stimuleren tot een leven van dankbaarheid. Maar dit ene is het voornaamste "dat God daardoor ons zijn genade betuigt, voorstelt en bezegelt." Want al betekenen ze niets anders dan wat door het woord zelf wordt verkondigd, toch is dit belangrijk dat als het ware levende beelden ons onder ogen worden gebracht ... vervolgens dat als door zegels wordt bevestigd en geratificeerd wat door Gods mond was gesproken.43 Duidelijk worden hier de functies van teken en zegel onderscheiden. We kunnen nu de ontwikkeling van de uitdrukking 'teken en zegel' samenvatten. Uitgangspunt is Augustinus' omschrijving van teken als een zichtbaar teken van een onzichtbare zaak. Het woord 'teken' functioneert in het dilemma van zichtbaar en onzichtbaar. In de Middeleeuwen wordt het woord 'teken' nader omschreven als een teken dat de genade niet maar voorstelt maar bevat. Het woord funktioneert nu in een ander dilemma, dat van verwijzend naar de genade of gevuld met genade. De Luthersen kwamen, onder de druk van hun avondmaalsleer, tot de opvatting dat de genade in en onder het sakrament aanwezig is. Omdat dit niet goed uitgedrukt kon worden in het woord 'teken' verdween dat op de achtergrond. De Gereformeerden plaatsten het woord 'zegel' naast teken. Daarmee grensden ze zich naar twee kanten af. Enerzijds wordt ontkend dat het teken met genade is gevuld, tegen de opvatting gecanoniseerd in Trente, 1547. Anderzijds wordt de kritiek afgewezen dat zo het teken niet meer is dan een leeg plaatje. God gebruikt het teken om iets te garanderen.

III. Schriftuurlijke fundering

Een korte exegetische overweging mag niet achterwege blijven. We moeten vervolgens een antwoord zoeken op de vraag of de uitdrukking 'teken en zegel' die door de belijdenissen voor de sakramenten wordt gebruikt, op de Schrift gegrond is. De oorsprong ervan is Rom 4:11, waar deze twee woorden voorkomen: "En het teken der besnijdenis ontving hij (Abraham) als het zegel der gerechtigheid van dat geloof dat hij in zijn onbesneden staat bezat". Calvijn gebruikt deze tekst in zijn commentaar op Romeinen om een uiteenzetting te geven over de sacramenten in het algemeen. Hij begint met het doel van de besnijdenis uit te leggen: De besnijdenis rechtvaardigt niet zelf, maar verzegelt en, om zo te zeggen, geeft geldigheid aan de rechtvaardigheid van het geloof. Dit leidt tot de algemene stelling dat sacramenten, naar Paulus' getuigenis, zegels zijn waardoor zowel de beloften van God in zekere zin in onze harten worden ingedrukt, en de zekerheid van de genade wordt bevestigd. Vervolgens zegt Calvijn over het teken van de besnijdenis, dat daarin een tweevoudige genade wordt voorgesteld, de belofte van het gezegende Zaad (Christus) en de belofte: Ik zal uw God zijn. Er bestond overeenkomst tussen teken en betekende zaak, in het feit dat de gelovigen op het beloofde Zaad zagen. We zien hier dat Calvijn onderscheid maakt tussen teken en zegel. Een teken stelt voor, een zegel verzekert.44 Is Calvijns opvatting dat er verschil bestaat tussen teken en zegel, exegetisch verantwoord? 45 Om die vraag te kunnen beantwoorden zullen we allereerst terug moeten naar het Oude Testament, want Paulus heeft de uitdrukking 'teken van de besnijdenis' ontleend aan Gen. 17:11: "Gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tusser: Mij en u." Wat wordt hier bedoeld met 'teken'? Een aantal -vrij willekeurig gekozen voorbeelden kunnen inzicht geven in de betekenis van dit woord.

- En de HERE stelde een teken aan Kaïn, dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan, Gen 4:15. - En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens ...: mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde, Gen. 9:12v. - Mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht to geslacht, zodat gij weet dat Ik de HERE ben, die u heilig, Ex. 31:13, zie ook vs. 17. - Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand, die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen - dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren..., Deut. 13:1-3. - (De vrouw uit Jericho zegt tegen de verspieders:) Nu dan, zweert mij toch bij de HERE, dat, aangezien ik u een weldaad bewezen heb, gij ook aan mijn familie een weldaad zult bewezen; en geeft mij een betrouwbaar teken dat gij mijn vader en moeder ... in het leven zult laten en ons van de dood redden zult, Joz. 2:12,13. - (Jozua zei tot de twaalf mannen): Trekt over, vóór de ark van de HERE, uw God, naar het midden van de Jordaan, en heft u ieder één steen op de schouder, naar het getal van de stammen der Israelieten, opdat dit een teken onder u zij, Joz. 4:5,6a. En, om nog een bekend voorbeeld te geven: - Hizkia had Jesaja gevraagd: Wat is het teken, dat de HERE mij gezond zal maken en dat ik op de derde dag zal opgaan naar het huis des HEREN? Daarom antwoordde Jesaja: Dit zal u het teken zijn van des HEREN kant, dat de HERE ook doen zal wat Hij gesproken heeft: zal de schaduw tien treden vooruitgaan, of zal zij tien treden teruggaan?, 2 Kon. 20:8,9. Voor ons onderwerp is het opmerkelijke dat het woord teken in geen van deze voorbeelden 'afbeelding' betekent. Laten we de teksten nog eens langsgaan. Het is omstreden wat het teken van Kain was, de tekst geeft er geen duidelijke uitspraak over. Het doel ervan wordt wel genoemd: "Het was een teken, dat hem waarborgde, dat niemand die hem aantrof, hem zou doodslaan."46 We weten niet of het teken iets uitbeeldde maar we weten wel dat het een verzekering gaf. De andere voorbeelden zijn duidelijker. - De regenboog, Gen.9:12v., beeldt niet iets af, maar is een goddelijke garantieteken dat er niet weer een zondvloed zal plaatsvinden.

- De sabbat, Ex. 31, is zeker geen afbeelding ergens van. Het is ook geen garantie, het is een herinneringsteken. Het moet de Israelieten eraan herinneren dat God hen heiligt.47 - Het teken van Deut. 13 is een garantieteken, gebruikt door de valse profeet om Israël ertoe te verleiden zijn woorden te geloven en andere goden te gaan dienen.48 - Er bestaat verschil van mening over wat precies het 'betrouw-bare teken' is waar Rahab om vraagt. Het kan de eed zijn, Joz. 2:14, of het scharlaken koord, vs. 18. Maar het is niet twijfel-achtig wat de betekenis van 'teken' is: het teken moet de belofte garanderen dat Rahab en haar familie gered zullen worden.49 - Het steenteken opgericht bij de Jordaan is geen afbeelding van iets, het is een gedenkteken dat Israël eraan moet herinneren dat God de Jordaan tijdelijk had drooggelegd om zijn volk het beloofde land binnen te brengen (Joz. 4:7, 21vv). - Hizkia kreeg een teken bij de profetie dat hij weer gezond zou worden (2 Kon. 20:10). Dat de schaduw tien-treden terug ging was geen afbeelding van iets, het bewees Gods macht over de natuur. Woordenboeken bevestigen dat het woord gebruikt voor 'teken' niet 'afbeelding' betekent, maar een verwijzende funktie heeft. Een bruikbaar overzicht van het gebruik ervan onderscheidt zes manieren waarop het woord gebruikt wordt: -veldteken van de verschillende stammen -herinneringsteken, herinnerend aan iets uit het verleden -voorteken van een toekomstige zaak -bevestigend teken, in verband met het woord van profeten -beschermend teken -wonder, wijzend op de aanwezigheid van een hogere macht.50

Tegen deze achtergrond kan de uitdrukking 'teken en zegel' uit Rom. 4 verstaan worden. Paulus verwijst in de uitdrukking 'het teken van de besnijdenis' terug naar wat God zei over de besnijdenis: "Dat zal u tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u" (Gen. 17:11). Het 'teken' is een bevestigingsteken, de besnijdenis garandeert dat dit verbond inderdaad bestaat tussen God en zijn volk. Dat betekent voor Rom. 4:11, dat de woorden 'teken' en 'zegel' vrijwel identiek zijn. Een zegel diende tot wettige beschermingen verzekering in allerlei situaties. 51 Paulus gebruikt het woord 'zegel' niet als aanvulling op 'zegel' maar als uitleg van de betekenis ervan: het is een teken dat verzegelt. Dit betekent dat het onderscheid dat in de leer van de sacramenten vaak gemaakt wordt tussen teken en zegel niet gebaseerd kan worden op deze woorden, zoals ze in de bijbel gebruikt worden. De woorden hebben dezelfde betekenis. Maar we zouden te vlug zijn als we hieruit de konklusie zouden trekken dat de sacramenten niet afbeelden maar alleen verzegelen. De sacramenten zelf laten zien dat ze niet bestaan uit willekeurig gekozen handelingen, de riten zijn voorgeschreven en stellen iets voor. Om met de besfiijdenis te beginnen, dit garantieteken was zeer specifiek. Gen. 17 beschrijft het verbond dat in de besnijdenis gegarandeerd wordt. Het verbond is hier eerst en vooral de belofte dat Abraham de vader van vele volken zal worden. Dit wordt verder uitgewerkt in vss. 6-8. Vier zaken worden hier genoemd: vele nakomelingen (6a), koningen als nageslacht (6b), God is de God van Abraham en zijn nageslacht (7, 8b) en het land Kanaan (8a).52 In dat verband beveelt God Abraham en zijn nageslacht dat zij zijn verbond moeten houden. Van hun kant betekent dit verbond dat al wat mannelijk is besneden wordt (10). De besnijdenis is een symbolische opening van de voortplantingskracht.53 Abraham en zijn nakomelingen werden in de besnijdenis eraan herinnerd dat God de weg opent naar de realizering van zijn beloften.54 En wie weigert dat te erkennen heeft geen plaats in het volk van God, vs. 4. De besnijdenis wordt ingesteld als garantieteken tussen God en zijavolk. Tegelijk is de rite van de besnijdenis zelf een afbeelding. Om het zo te zeggen, het woord 'teken' in Gen. 17:11 betekent garantieteken, maar het feit dat iets afgebeeld wordt in onmis-kenbaar in de voorgeschreven handeling. Bij de pascharite, als voorgeschreven in Ex. 12 bij de uittocht uit Egypte, treffen we iets soortgelijks aan. De elementen van de maaltijd, het lam, het brood en de kruiden spreken hun eigen taal. Het lam moest in zijn geheel gebraden worden, vs. 9, om uit te drukken dat die ervan eten delen in dezelfde verlossing. Het brood moest ongezuurd zijn, een beeld van het wegdoen van de zonden. En de bittere kruiden moesten Israël herinneren aan de bitterheid van hun verblijf in Egypte, om hen in te scherpen niet terug te verlangen naar de vleespotten van Egypte.55 De doop is een ceremoniële afwassing. Bekers en kannen werden ondergedompeld in water als teken van reiniging, Mc. 7:4.56 Vanaf de doop van Johannes wordt de doop in verband gebracht met de vergeving van zonden, Mc. 1:4. De verbindende gedachte tussen doop en vergeving blijkt de wassing te zijn: "Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van zijn naam" Hd. 22:16, zie ook Tit. 3:5 en 1 Cor. 6:11 Het avondmaal, tenslotte, gebruikt de beeldtaal van eten en drinken. Het wordt dan ook de 'maaltijd des Heren' genoemd, 1 Cor. 11:20. In deze maaltijd heeft elk onderdeel zijn betekenis: het brood, het breken, de wijn, de beker enz.58 De sacramenten zijn naar hun aard tekenen die essentiële zaken voor het geloof zichtbaar maken. De bedoeling ervan is het werk te garanderen dat God in Christus voor ons doet. In deze dubbele betekenis zijn de sacramenten van groot belang voor het geloofsleven van Gods volk.

Aangehaalde literatuur
Augustinus, A., De catechizandis rudibus (ed. J.P. Christopher; Washington: The Catholic University of America, 1926); vertalingen: S.D.F. Salmond, in Ph. Schaff, ed. Nicene and Post-Nicene Fathers vol. 3 (repr. Grand Rapids: Eerdmans, 1956) en J.P. Christopher, in J. Quasten, P.C. Plumpe, edds. Ancient Christian Writers, vol. 2 (New York: Newman, n.d.)
Bakhuizen van den Brink, J.N., De Nederlandse belijdenisgeschriften (2e druk; Amsterdam: Bolland, 1976)
Bavinck, H. Gereformeerde dogmatiek (4e druk; Kampen: Kok, 1928)
Berkouwer, G.C., De sacramenten (Kampen: Kok, 1954)
Bierma, L., German Calvinism in the confessional age: The covenant theology of Caspar Olevianus (Grand Rapids: Baker, 1996)
Bruggen, J. van, Marcus: Het evangelie volgens Petrus (CNT; Kampen: Kok, 1988)
Bruggen, J. van, 'Sago en thee voor brood en wijn?' (De Reformatie, 52 (1977), nrs 37,38.
Calvijn, J., Catechismus van Geneve in Joannis Calvini Opera Selecta I (Monachii in Aedibus: Chr. Kaiser, 1926) Calvijn, J. Commentarius in Epistula Pauli ad Romanos (ed. A. Tholuck; Berolini: Gustaf Eichler, 1834) 
Calvijn, J. Commentaries on the Epistle of Paul the Apostle to the Romans (uitg. J. Owen; repr. Grand Rapids: Baker, 1984)
Calvijn, J., Institutie of onderwijzing in de Christelijke leer (vert. A. Sizoo; 4e druk; Delft: Meinema, n.d.)
Colish, M.L., Peter Lombard (2 vols.; Leiden: Brill, 1994)
Denzinger, H., Schönmetzer, A., EnchiridionSymbolorum 33e ed.; (Barcinone: Herder, 1965)
Doekes, L., Credo: Handboekvoor degereformeerdesymboliek(Amsterdam: Bolland, 1975)
Fitzer, G. art. 'sfragis' in G. Friedrich ed., Th.W.N.T. vol. 7, 939vv.
Gesenius, W. Hebräisches und aramäisches Handwörterbuch über das alte Testament (bearbeitet bei F. Buhl; Neudruck der 17. Auflage; Berlin: Springer, 1962)
Gispen, W.H.; Exodus (KV; Kampen: Kok, 1932)
Gispen, W.H.; Genesis I (COT; Kampen: Kok, 1974)
Gooszen, M.A., De Heideibergsche Catechismus: Textus receptus met toelichtende teksten (Leiden: Brill, 1890) Gootjes, N.H. 'The Meaning of the Lord's Supper' in Koinoonia XIV, 1 (1993)
Helfmeyer, F.J.; 'oth' in G.J. Botterweck, H. Ringgren, edds. TW AT I (Stuttgart: W. Kohlhammer, 1973)
Keil, C.F., Genesis und Exodus (BCAT; 3e druk; Leipzig: Dörffling und Francke, 1979)
König, E., Das Deuteronomium (KAT; Leipzig: A. Deichert, 1917)
Kroeze, J.H., Jozua (COT; Kampen: Kok, 1968)
Kuyper, H.H., De Post-Acta (Amsterdam: Höveker & Wormser, 1899) Loofs, F., Dogmengeschichte 4e druk; (Halle: M. Niemeyer, 1906)
Montclou, J. de, 'Berengar von Tours' TRE 5 (Berlin: Walter de Gruyer, 1980)
Müller, E.F.K., Die Bekenntnisschriften der reformierten Kirche (herdruk Zürich: Theologische Buchbehandlung, 1987) Müller, J.T., Die symbolischen Bücher der evangelisch-lutherischen Kirche (Gütersloh, 1876)
Olevianus, C., Geschriften van Caspar Olevianus (Den Haag: „Het reformatorische boek", 1963)
Petrus Lombardus, Sententiarum libri quattuor (Paris: Migne, 1841)
Peters, A. Kommentar zur Luther's Katechismen (vol. 4; Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1993)
Quere, R.W., 'Changes and Constants: Structure in Luther'sUnderstanding ofthe Real Presence in the 1520s' in The Sixteenth Century Journal XVI/1 (1985) 45vv.
Schaff, P., Creeds of Christendom vol. 3 (Repr. Grand Rapids: Baker, 1990)
Schmaus, M., Die Lehre von den Sakramenten (Katholische Dogmatik IV/1 (München: M. Hueber Verlag, 1952) Seeberg, R. Lehrbuch der Dogmengeschichte vol. IV/1 (Repr. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1959) Stephens, W.P., The Theology of Huldiych Zwingli (Oxford: Clarendon Press, 1986)
Thomas Aquinas, Summa Theologicae (3. ed.; Madrid: Biblioteca de Autores Cristianos, 1964)
Trimp, C. Woord, water en wijn (Kampen: Kok, 1985)
Ursinus, Z. Zachariae Ursini... opera theologica (ed. Q. Reuter; Heidelberg: Johannis Lancellot, 1612)
Vaux, R. de, Hoe het oude Israel leefde (Roermond, J.J. Romen & zonen, 1961)
Vonk, C., De Nederlandse Geloofsbelijdenis (De voorzeide leer, Illb; Barendrecht: Drukkerij „Barendrecht", 1956) Wallace, R.S., Calvin 's doctrine of the Word and Sacrament (Grand Rapids: Eerdmans, 1957)
Wierenga, L., 'Wijn en drank, teken en zegel, loven en prijzen. Een stijlstudie over binomen in religieuze en liturgische taal, met name die van de eeuw van de reformatie' in Radix 22 (1996), 2-56.


Dr. N .H. Gootjes (1948) is hoogleraar dogmatologie aan het Theological College of the Canadian Reformed Churches te Hamilton, Ontario, Canada. Adres: 10 Vespari Place, Hamilton, ON, L9C 6Y5 Canada. 20

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1998

Radix | 68 Pagina's

Teken en zegel

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1998

Radix | 68 Pagina's