Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een hervormingsgezinde uit de XlV-e eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een hervormingsgezinde uit de XlV-e eeuw

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de XlV-e eeuw is door het optreden van een Noord- Nederlander een godsdienstige opwekkingsbeweging ontstaan, die tot ver buiten onze grenzen haar invloed heeft doen gelden. Wij bedoelen Geert Groote, in 1340 te Deventer geboren, als zoon van een magistraatspersoon, en aldaar aan de pest overleden in 1384, nu ruim zes eeuwen geleden. Bestemd voor de geestelijke stand ging Groote, na de kapittelscholen in Deventer, Aken en Keulen bezocht te hebben, studeren aan de universiteiten van Parijs en van Praag. In Parijs behaalt hij de meestertitel (magister artium), die men moest bezitten, alvorens met de eigenlijke vakstudie (theologie, rechten of medicijnen) te kunnen beginnen. Hij heeft een veelzijdige wetenschappelijke belangstelling, en is een groot liefhebber van mooie handschriften, die hij koopt of laat overschrijven. Hij wordt een echte geleerde, en zijn stadgenoten hebben zo'n hoge dunk van de jonge 'klerk', dat zij hem in 1368 naar het pauselijk hof in Avignon sturen, om verschillende kwesties voor hen te regelen. Tot 1374 leidde hij een betrekkelijk werelds leven van studeren, reizen, en boeken verzamelen, hetgeen hem mogelijk werd gemaakt door de welgesteldheid van zijn familie. Bovendien trok hij, als a.s. geestelijke, inkomsten uit kerkelijke goederen (prebenden). Door zijn omgang met Hendrik van Kalkar, prior van de Arnhemse Karthuizers, werd dit anders en vond er een ommekeer in zijn leven plaats. Een groot deel van zijn goederen schenkt hij weg aan de Karthuizers. Hij richt zijn huis te Deventer in voor arme vrouwen, die, zonder kloostergeloften af te leggen, een vroom en arbeidzaam leven wilden leiden. Men noemde deze instelling het meester Geerts-huis, en haar bewoners de Gerardinen. Ook van zijn prebenden doet hij afstand. Slechts zijn hefde voor de studie en zijn passie voor mooie boeken blijven, al gaat zijn belangstelling nu meer uit naar stichtelijke werken. Door zijn relaties met de Zuid-Nederlandse mysticus Ruysbroeck, van wie hij enige traktaten in het Latijn vertaalt, krijgt zijn praktische godsdienstzin de 'innigheid' (het zich met God verbonden voelen), die alle mystici eigen is. Een verblijf van enige jaren onder de strenge Karthuizers, voltooit de vorming van zijn religieuze persoonlijkheid. Hij was een der beste vertegenwoordigers van de middeleeuwse vroomheid geworden. De Karthuizers raadden Geert Groote, wiens mystieke en ascetische neigingen getemperd werden door zijn praktische geest, aan zijn grote gaven van verstand en hart te benutten als rondreizend boeteprediker. De kerkelijke tucht was danig verslapt, en de vernieuwing der Christelijke samenleving was een brandende kwestie. Meester Geert voelde zich geroepen om zijn tijdgenoten het ware innerlijke leven te doen kennen. In 1379 ontving hij de diakenwijding, die hem tot het predikambt toeliet. Voor het priesterschap achtte hij zich te onwaardig. Hij had dezelfde eerbiedige schroom voor de sacerdotale functies als de latere Jansenisten. Zijn openbaar optreden omvat de jaren 1379-1383. In verschillende steden van ons land trad hij als boeteprediker op. Voor de geestelijken sprak hij in het Latijn, tot het volk richtte hij zich in de volkstaal. Het goede voorbeeld, dat hij zelf gaf, en zijn grote welsprekendheid maakten, dat men zich verdrong om hem te horen. Velen wist hij te bewegen hun oppervlakkige levenswandel te verlaten. Zijn opwekkingsprediking deed een réveil ontstaan, dat bekend is als de 'moderne devotie', een vroomheid die zich kenmerkt door een samengaan van mystiek en praktijk, door een zekere onverschilligheid voor kerkelijke vormen en een sterk bijbelse inslag. Daar Geert Groote improviseerde, zijn slechts enkele van zijn preken bewaard gebleven, waaronder een latijns sermoen tegen de ontuchtige priesters, dat hij in 1383 in Utrecht uitsprak. Deze toespraak bezorgde hem zoveel vijanden, dat men hem het preken onmogelijk maakte, zodat hij in de laatste maanden van zijn leven noodgedwongen moest zwijgen.

Een kring van volgelingen, geestelijken en leken, had zich om Meester Geert geschaard. Het waren meest klerken, die met het overschrijven van boeken in hun onderhoud voorzagen. Een hunner, de priester Florent Radewijns, vroeg aan de vereerde meester verlof, om met de andere klerken een vrije werkgemeenschap te mogen stichten, zoals Groote zelf voor de Gerardinen had gedaan. Het verzoek werd ingewilligd, en zo ontstond de Broederschap des Gemeenen Levens, waarvoor Florent Radewijns zijn huis beschikbaar stelde. Vroomheid en arbeid moesten samengaan, omdat Groote het gemis aan praktisch werk beschouwde als een der oorzaken van het verval van de kloosterorden. Daar hij tegenwerking vreesde van kerkelijke zijde, waar men algauw ketterij zag in gemeenschappen zonder bindende kloostergeloften, wenste Groote naast de broederschap een kloosterorde te stichten, waarin de fraters zonodig konden worden opgenomen. Hij dacht daarbij aan een congregatie van Augustijner koorheren, zoals die welke door Ruysbroeck was gesticht. Zijn vroegtijdige dood verhinderde de uitvoering van dit plan door Groote zelf. Op z'n sterfbed belastte hij er Radewijns mee, die in 1387 een klooster stichtte in Windesheim. Terwijl de Gerardinen al spoedig verdwenen en door verschillende orden werden opgenomen, kwamen de beide andere stichtingen van Groote, ook buiten Nederland, tot grote bloei. Hoewel de laatste huizen pas onder Napoleon I werden opgeheven, valt het eigenlijke bloeitijdperk toch voor de Hervorming. De fraters, die het praktisch element van Groote's geestelijke erfenis kregen, hielden zich onledig met prediking (collaties), opvoeding, afschrijving van boeken en Bijbelverspreiding. De uitvinding van de boekdrukkunst maakte het laatste deel van hun taak overbodig, terwijl de Jezuïeten later hun opvoedingswerk overnamen. De Windesheimers hadden tot taak het mystieke element van Groote's werk te bewaren. Zij wilden het kloosterleven hervormen, en het uit zijn toestand van geestelijk verval opheffen. De Moderne Devotie, waarvan Geert Groote de geestelijke vader is, heeft een uitgebreide stichtelijke literatuur doen ontstaan. Terwijl onze profane letterkunde buiten ons land onbekend bleef, heeft deze religieuze literatuur ook in het buitenland, met name in Frankrijk, veel belangstelling ondervonden. Een van de stichtelijke werken uit de kring der Moderne Devoten, de Navolging van Ciiristus, is zelfs een meesterwerk der wereldliteratuur geworden. Over het auteurschap van de Imitatio, die de reinste middeleeuwse opvatting van het Christendom bevat (Reitsma), is veel te doen geweest. Tenslotte werd vrij algemeen Thomas ä Kempis, een Zwolse Augustijner, als de schrijver aangewezen, totdat Prof. Van Ginneken Geert Groote meende te kunnen identificeren als de samensteller van een Imitatiokern, die de boeken II en III omvat. Zou deze opvatting juist blijken te zijn, dan heeft Thomas ä Kempis dus de oertekst van Groote omgewerkt en uitgebreid tot de vorm, waarin wij de Imitatio kennen. Behalve door haar stichtelijke literatuur heeft de Moderne Devotie in het buitenland sporen nagelaten door haar kloosterhervorming. Zo was in het laatst van de XV-e eeuw een leerling der fraters, Standonck, rector van het om zijn strenge tucht bekende Collége Montaigu in Parijs, waar o.a. Erasmus, Calvijn, en Ignatius van Loyola studeerden. Door toedoen van deze rector kwamen enige Nederlandse Augustijners naar Frankrijk, om onder leiding van Mombaer de Franse tak van de orde te hervormen. In hoeverre kan men Geert Groote en zijn volgelingen beschouwen als voorlopers van de Hervorming? Geert Groote was door zijn wereldverachting nog een echt kind van zijn eeuw. Via kloosterhervormers als Standonck en Mombaer is hij een voorbereider geweest van de Contra-Reformatie, de Katholieke Hervorming. Aan de andere kant echter is hij door zijn reactie tegen het zedelijk en geestelijk verval in zijn eeuw op een terrein gekomen, dat ook de Hervormers zouden betreden. Men moet zijn rol van 'Hervormer vóór de hervorming' evenwel niet overdrijven, men kan hem hoogstens zien als een man, die, verteerd door een heilige onrust, met de hem ten dienste staande middelen gestreefd heeft naar een vernieuwing van het godsdienstig leven van zijn tijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1990

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Een hervormingsgezinde uit de XlV-e eeuw

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1990

Protestants Nederland | 8 Pagina's