Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

13

Onze nekspier is door de zonde totaal verlamd. Door onze moedwillige ongehoorzaamheid hebben wij onze aangezichten afgekeerd van de Heere, en dat is de oorzaak van deze totale verlamming. De oorzaak daarvan is dus in de wil des mensen, in zijn moedwillige ongehoorzaamheid.

Veeltijds spreekt de mens van zijn onmacht, zonder te klagen over zijn onwil. Zodat het onmachtig zijn dan moet dienen tot enige verontschuldiging. Men zou wel anders willen, maar vanwege onze onmacht kunnen wij niet, en zo zoekt de mens alles wat van deze wereld is bij elkaar te harken.

Maar desniettemin wordt deze man door de prediking van het Evangelie de kroon des levens van Gods wege aangeboden, en dat van dag tot dag.

Is dat dan niet een spekuleren op de welwillendheid van de mens? Welneen dat heeft het Evangelie nooit tot uitgangspunt. De mens is van nature totaal onwillig en totaal onmachtig. Maar door te leven onder het Evangelie, dat ons roept tot bekering, deelt de Heere onderscheidene gaven mede, opdat wij Zijn roepstemmen zouden ter harte nemen. En al komt men daardoor bij het doen van openbare belijdenis tot het aannemen van Christus, dan is dat nog geen afdoend bewijs, dat wij Hem door een innerlijke vernieuwing kwamen aan te nemen in het binnenste des harten. Het gaat om het aannemen van Christus in het binnenste des harten en de Heere wil dat wij de onderscheidene gaven, die Hij ons door de prediking van het Evangelie schenkt, daartoe biddend aanwenden. Want de man, die zijn talent kwam te begraven, is geworpen in de buitenste duisternis. De Heere wil, dat wij er mede woekeren, en dat niet om het eeuwige leven er door te verdienen, maar om het uit genade te mogen ontvangen.

Toen zeide Christinne: „O, verlos mij van deze vuilnishark”

„Dat gebed”, zeide Uitlegger, „wordt maar al te zeer verwaarloosd. Duizenden worden er gevonden van wie er nauwelijks één bidt: „Rijkdom geef mij niet”, maar de meesten leggen zich met de grootste ijver toe op het bijeen zoeken van strootjes en stokjes”.

Elk mens is van nature uit de aarde aards en dat verdorven bestaan zoekt de dingen van deze wereld bijeen te krauwen, maar het zal zich gewisselijk vleugelen maken en van ons verdwijnen. Velen zoeken het vast te stellen met hoe weinig zij toe kunnen komen voor de hemel en hoeveel zij kunnen verkrijgen van de wereld. Maar deze berekening is niet die des geloofs, want dat zoekt de schatten van Gods genade.

Met tranen in de ogen luisterden Barmhartigheid en Christinne toe. „Helaas”, zeiden zij, „het is maar al te waar” En die zucht werd geslaakt met de bede in het hart: „Laat de kroon des levens mij toch altijd dierbaar wezen om te zoeken de dingen, die boven en eeuwig zijn”.

Nadat Uitlegger hun deze zaak had getoond, bracht hij hen in de mooiste kamer van het huis, een prachtige zaal, en verzocht hun eens rond te kijken of zij ook iets bespeurden dat tot lering kon strekken. Ze keken rond naar alle kanten, maar zagen niets anders dan een grote spin, die langs de muur kroop, en dat trof hen niet bijzonder. Barmhartigheid zei dan ook: „Ik zie mets” Maar Christinne bewaarde het stilzwijgen.

„Kijk nu eens goed rond”, zei Uitlegger. En toen Barmhartigheid dat gedaan had, zeide zij: „Het enige dat ik zie, is een lelijke spin, die zich aan de muur vasthoudt”

Toen vroeg hij: „Is er maar één spin in deze grote zaal?” Op deze vraag vulden de ogen van Christinne zich met tranen en zij zeide: „Ja Heere, hier is er meer dan één en spinnen, welker venijn dodelijker is dan hetwelk deze spin met zich omdraagt”. Nu zag Uitlegger haar vriendelijk aan en zeide: „Dat hebt gij naar waarheid gezegd”.

Deze woorden deden Barmhartigheid en ook de knapen van verlegenheid blozen, want allen verstonden nu enigszins de zin van deze woorden.

Nu ging Uitlegger voort: „De spin grijpt met de poten, gelijk gij ziet, en zij is in de paleizen der koningen. En dat wordt hier voorgesteld opdat gij weten zoudt, dat de mens, hoezeer ook verontreinigd door het inwonend verderf, toch de hand des geloofs mag leggen op Gods genade in Christus en wonen in des Konings paleis”.

„Ik begreep hier wel iets van”, antwoordde Christinne, „maar geheel en al was het mij toch met duidelijk. Wel verstond ik, dat wij gelijken op de lelijke spinnen in dit fraaie vertrek, maar het denkbeeld kwam niet bij mij op, dat wij uit de daad van dit giftige dier kunnen leren geloof te oefenen, en zoals ik hier zie, de heerlijkste voorrechten te genieten. Waarlijk, God heeft geen ding tevergeefs gemaakt”.

Ons inwonend verderf, de onzalige fontein waaruit boosheid en bitterheid opwelt, onteert Gods heiligheid en wordt veroordeeld door Zijn heilige wet. Maar door de gerechtigheid van Christus is het Gode welbehagelijk, dat zulke ellendigen in zichzelf de hand des geloofs uitstrekken naar de genade van Christus, om zich daaraan vast te klampen tot verzoening door voldoening. In Hem kan en wil de Heere met ellendige zondaren, verdorven spinnekoppen te doen hebben. Ontfermend ziet de grote Koning op hen neder door Zijn offerande.

Nu bracht Uitlegger hen weer in een ander vertrek. Daar bevond zich een hen met haar kiekens. Hier werd hun door hun gids gevraagd eens toe te zien. Zij merkten nu op hoe één der kiekens telkens bij het drinkbakje kwam en als het gedronken had het kopje ophief en naar boven zag. „Ziet”, zeide hij, „wat dit kieken doet, en leert van dat diertje hoe de mens dankbaar heeft te erkennen, dat alle goede gaven van boven komen. En nu moet gij nog eens goed opmerken wat de hen doet”. Toen bemerkten zij, dat deze op vierderlei wijze haar mening te verstaan gaf aan haar kiekens. 1. Had zij een gewoon geroep, dat zij de gehele dag liet horen. 2. Een bijzonder geroep, dat ze slechts nu en dan liet horen. 3. Een klokstem. 4. Een noodgeschrei.

„Vergelijkt nu eens”, zeide hij, „deze hen bij een Koning en deze kiekens bij Zijn gehoorzame kinderen. Want ook Hij heeft verschillende wijzen om Zijn volk tot Zich te roepen. Door Zijn gewoon roepen geeft Hij een teken van Zijn tegenwoordigheid om Hem te volgen. Door Zijn bijzonder geroep, heeft Hij altijd iets te geven; ook heeft Hij een klokstem voor hen, die onder Zijn vleugelen zijn, terwijl Hij hen streelt met Zijn warmte en veiligheid. En een noodgeschrei, dat hen dringt acht te geven als de vijand dreigt.

En nu heb ik u met opzet in deze kamer gebracht, omdat gij vrouwen zijt, en zij gemakkelijk door u verstaan zullen worden”.

Op vierderlei wijze heeft de Heere Jezus op de straten van Jeruzalem Zijn stem laten horen. Hij getuigde van Zijn komst in de naam des Vaders om in Hem te geloven. Hij sprak van het brood en het water des levens, dat niet één mens kan missen voor zijn hart en leven. Hij zocht al de burgers van Jeruzalem te vergaderen onder de schaduw van Zijn vleugelen tot behoud van hun onsterfelijke zielen. En toen daaraan geen gehoor werd gegeven, heeft Hij een noodgeschrei over de burgers van Jeruzalem aangeheven: „Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeen vergaderen, gelijk een hen haar kiekens bijeen vergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. Zie uw huis wordt u woest gelaten”. En dat geldt van het kerkelijk Jeruzalem tot op de dag van heden. De grote en Goddelijke Ik, Jezus Christus, komt tot ons met Zijn roepstemmen. Hij zegt ons: „Ik wil u bijeen vergaderen tot uw zaligheid. Ik wil u brengen in het huis Mijns Vaders”. En door dat te versmaden, komt u straks dakloos te staan. Met een godsdienstig huis kunt u in de dag des genchts niet bestaan. Door met te luisteren naar de kloek, valt een eigenwijs kuiken in de greep van een kat. En zo zullen wij door met te luisteren naar de roepstemmen des Heeren omkomen in de greep van satan. Een vermaning, die wij ter harte hebben te nemen, want daar is nog plaats onder de schaduw van Zijn vleugelen.

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's