Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stamboom van Jezus Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stamboom van Jezus Christus

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heel misschien hebt u er wel eens een gezien. Een ouden Statenbijbel, waar voorin een geslachtsregister was opgenomen. Zeg maar, een stamboom van de betrokken familie. Onder de vrome voorvaderen waren er, die dit deden. Niet uit ij delheid om er mee te pronken of te doen zien van wat hoge afkomst zij wel waren, maar omdat zij oog hadden voor de gang van God in de geschiedenis, voor Zijn genadige bemoeingen met de geslachten. Oog hadden er voor, dat er door de geslachten een lijn loopt, een genadelijn. De lijn van het genade-verbond, waarvan we met Psalm 105 zingen:

„ 't Verbond met Abraham zijn vrind. Bevestigt Hij van kind tot kind".

Wanneer die oud-vaders in hun Statenbijbel een geslachtsregister schreven, waren zij bijbels bezig. Ze volgden daarin het voorbeeld van de Schrift zelf. Want ook in de Bijbel staan geslachtsregisters. Voor het Oude-Testament vindt u die in Genesis 10 en 11 en in 1 Kronieken de hoofdstukken 1 tot en met 8. In 1 Kronieken 9 vers 1 staat: gans Israël werd in geslachtsregisters geteld..." In Mattheüs 1 : 1—17 en in Lukas 3 : 23—28 staan de geslachtsregisters van het Nieuwe-Testament.

Deze naamlijsten worden weinig of in het geheel niet gelezen. Het is ook weinig aantrekkelijk lektuur. Namen worden genoemd namen en nog eens namen. Monotoon klinkt het: die gewon die, en die gewon die, en die gewon die, enz. enz. Het boeit niet, tenzij men houdt van het opzetten van stambomen en de bijbelse geslachtslijsten tot object van studie maakt. Maar anders slaat men deze registers bij het bijbellezen maar over. We willen dat nu niet doen. Als Mattheüs en Lukas, onder inspiratie van de Heilige Geest, het zinvol vonden om in hun Evangelie de stamboom van de Heere Jezus op te nemen, is het ook zinvol, daar enige aandacht aan te geven.

Het hebben van een geslachtsregister was bij de Joden niet ongewoon. De priesters die uit de ballingschap kwamen, moesten hun priesterlijke afkomst schriftelijk bewijzen (Ezra 2 : 62). Maar niet alleen de priesters hadden een geslachtsregister. We kunnen rustig aannemen, dat ook anderen zulk een stamboom hadden. Vooral met hen, die uit een voornaam geslacht stamden, zal dit zo zijn geweest. Er is dan ook, volgens dr. H. N. Ridderbos, reden om aan te nemen, dat ook Jozef, de man van Maria, zijn stamboom heeft gehad. En waarschijnlijk heeft de Evangelist Mattheüs door mondelinge of schriftelijke overlevering, kennis van deze stamboom gekregen.

„Het Boek des geslachts van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham". Zó vangt het Evangelie van Mattheüs aan. Reeds direct valt de naam Christus. Mattheüs laat zien, dat Jezus de Christus is, de van God Gezalfde, de aan de vaderen Beloofde. En deze vanouds Beloofde, is de zoon van David en de zoon van Abraham. Hij is Koningskind en Hij is een Jood. De zaligheid is uit de Joden. Dit geslachtsregister vangt aan bij Abraham en loopt uit op Jezus. „Zo stelt Mattheüs voorop de twee uitnemendste vaders, uit welke Christus afstamde, de hoofden van de twee hoofdlijnen van Israël: de nationale en de koninklijke. Voorafgaanden tijden worden kort samengevat, om zó af te dalen langs de gouden ladder van de geslachtsrekening van de vaders tot op de Messias Zelf' (da Costa).

Vergelijken wij de geslachtsregisters van Mattheüs en Lukas met elkaar, dan ontdekken we verschillen. Om te beginnen staan ze op een andere plaats in het Evangelie. Ook verschilt de vorm. Het dient ook bij beide Evangelisten een ander doel. Mattheüs gaat van Abraham tot Jezus; Lukas begint zijn geslachtsregister met de Heere Jezus en eindigt dan niet bij Abraham, maar gaat door tot Adam, , , de zoon van God". Mattheüs volgt de op-

klimmende, Lukas de neerdalende lijn.

Deze verschillen tussen beide registers houden verband met de onderscheiden bedoelingen van beide Evangelisten. Mattheüs stelt Jezus voor in zijn betrekking tot Israël. Hij schrijft voor de Joden en wil hen bewijzen, dat Jezus de Christus is. Lukas daarentegen wijst op de betrekking van Jezus tot de mensheid. Hij schrijft voor de heidenen. Er worden in beide registers ook verschillende namen genoemd. Bovendien is de verdeling in perioden niet dezelfde. En dat vindt weer zijn oorzaak in het feit, dat Mattheüs het geslachtsregister van Jozef geeft, en Lukas dat van Maria.

Wij weten, dat Heere Jezus vrucht is van de Heilige Geest. God Zelf geeft Zijn Zoon. In vers 16 staat niet: , , En Jozef gewon Jezus", er wordt over Jozef gesproken als: , , de man van Maria, uit wie geboren werd Jezus, gezegd Christus". God Zelf zorgt er voor, door de Heilige Geest, dat het Woord, Zijn Zoon, vlees geworden is. Bij de ontvangst en geboorte van Jezus werd Jozef door God uitgeschakeld. God maakt wel gebruik van mensen, maar zet ze, als het er op aankomt, er buiten. Maar waarom geeft Mattheüs dan een geslachtsregister van Jozef, als deze niet de eigenlijke vader is? Wel... Jezus werd door de Wet als de zoon van Jozef beschouwd en behandeld. Jozef is bij de geboorte van Christus de vertegenwoordiger van Davids huis. Jezus kon als wettig kind van Maria, ook als kind gelden van de wettige man van Maria.

Verdeling in perioden

Men heeft het geslachtsregister van Mattheüs wel vergeleken met drie bogen. De eerste boog loopt van Abraham tot David, de tweede van David tot de Babylonische ballingschap, de derde van de Babylonische ballingschap tot Christus.

De eerste periode, die van Abraham tot David is wel de uitnemendste. We vinden hier alleen heilige mannen, uitgezonderd Juda. Dan krijgen we een lijst van koningen, die de meeste grote zondaren bevat. De laatste reeks zijn geheel onbekende namen. Ze hebben voor de geschiedenis geen andere betekenis, dan dat zij de belofte van Christus in zich dragen. Dr. Abr. Kuyper heeft deze neergang van Israël treffend onder woorden gebracht, toen hij schreef: „heel dit eens zo roemruchtig en prinselijk geslacht van Abraham en David gaat ten leste in de Babylonische ballingschap geheel onder, tot ge in de dagen van keizer Augustus, prins Jozef in het vergeten Nazareth terugvindt, met een schootsvel voor de knieën en de houtschaaf in de hand".

In vers 17 worden we geconfronteerd met cijfers. Een kerngetal daarbij is 14. De stamboom van Mattheüs is symmetrisch. Ze is regelmatig van structuur. In de delen is evenredigheid. Mattheüs spreekt van 3 keer 14 geslachten. Deze evenredigheid van opbouw is niet zonder betekenis: „op 14 genealogische trappen klimt Abrahams nakomelingschap op, tot ze in David het hoogtepunt van haar macht bereikt; op nogmaals 14 trappen zinkt Isrels macht weg tot in de onmacht van de ballingschap; uit deze vernedering stijgt, wederom op 14 trappen, de lijn op, die in Jezus het toppunt bereikt". Deze verdeling in perioden om de komst van de Messias te bepalen, was ook bij de rabbijnen niet onbekend. Als dus Mattheüs wijst op de symmetrie in het geslachtsregister van Jezus, dan spreekt dit de Joden aan. Mede daardoor wil Mattheüs hen bewijzen, dat in Christus de langverwachte Messias gekomen was. Om tot deze verdeling in perioden van 14 geslachten te komen, zijn er namen weggevallen. Beter gezegd... ze zijn met opzet uit het geslachtsregister weggelaten, om te komen tot de genoemde symmetrische stamboom. Zo wordt duidelijk, dat in vers 8 Uzzia terstond volgt op Joram, met weglating van de stamhouders Ahazia, Joas en Amazia. En dat in vers 11, tussen Josia en Jechonias, de naam van Jojakim ontbreekt. De Evangelist, die o.a. het boek van de Kronieken kon raadplegen, wist natuurlijk wel, dat er tussen de ballingschap en Christus' geboorte, meer dan 14 geslachten waren. Maar met opzet volgt hij deze methode om te doen uitkomen, dat de volvoering van Gods heilsraad geschiedt naar een vast bestek en krachtens Gods trouw.

Cijferwerk

De Joden houden van getallensymboliek. En is het getal 14 is deze symboliek aanwezig. Intussen stelt dit cijferwerk wel voor vele vragen. Er worden ook vele „verklaringen" gegeven. Ik heb eens een predikant over deze stof horen preken. Hij gaf de volgende verklaring: „Drie keer 14 is 42. En 42 is ook 6 keer 7. Drie keer 14 is gelijk aan 6 keer 7. Om die 6 keer 7 gaat het. Want in vers 1 staat niet, zoals in onze vertaling, het Boek van het geslacht, maar letterlijk staat er: Boek der „ wording". In het Grieks staat er: „genesis" van Jezus Christus. Tweemaal staat er in de Bijbel een boek Genesis. Het begin van het Oude-Testament en het begin van het Nieuwe-Testament. En het Oude-Testament vertelt ons, dat het na 6 dagen uitloopt op de schepping van Adam, de mens. En daarna komt de zevende dag, de grote Sabbath. En hier, zo wil Mattheüs zeggen, hier loopt het dan na 6 perioden... 6 keer 7 ...loopt het uit op de tweede Adam, Jezus Christus.

Zo breekt de grote Sabbath aan... de zevende periode. Hij wil zeggen: Jezus komt in het vlees. Zo tekent Mattheüs, dat er een heils-historische lijn loopt van de eerste Adam naar de tweede Adam, Jezus Christus. Waar de eerste Adam het verderf in de wereld bracht, brengt de tweede Adam heil, redding, de voleinding van de geschiedenis. De Heere Jezus brengt de grote Sabbath. Hij brengt rust. De Heere Jezus laat al tekenen zien van zijn Rijk... doden worden levend: „Lazarus, kom uit"! Blinden worden ziende, aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Zo leven we in het laatst der dagen, zegt Paulus. Het is volbracht. En nu wachten wij op Zijn tweede komst. Dan breekt het jubeljaar aan, de dag der rust, de dag van de voleinding. Dan worden alle tranen van de ogen afgewist. Dan is het zevende zevental doorlopen". Aldus deze dominee.

In de Korte verklaring bij Mattheüs schreef dr. H. N. Ridderbos: „Van de vele verklaringen die men aan de hand gedaan heeft, verdient o.i. de volgende de voorkeur: „het getal 14 bevat tweemaal het getal 7, het heilig getal der volheid. De geslachten worden dus per dubbeltal van 7 geteld om de volkomenheid van Gods werk in de voorbereiding van Christus' komst aan te wijzen. Met de komst van de Messias gaat dan voorts het zevende zevental in. De zes „dagen" van de voorbereiding zijn dan vervuld. Dan bereikt het werk Gods zijn voleinding. Zo kan worden verstaan hoe het verloop der geschiedenis van Abraham tot Christus in 3 keer 14 of 6 keer 7 geslachten door de Evangelist als een bewijs te meer van Jezus' Messiasschap wordt aangevoerd".

Dan is er nóg een verklaring, die als volgt luidt: „de Joden gebruiken voor hun getallen, letters. De letter A is bij hen 1; de B de 2; de C de 3; de D de 4; enz. enz. Iedere letter had dus een getalswaarde. En 14 is, naar de getalswaarde, de naam van koning David (in het hebreeuws: DaViD, opgeteld: D = 4 + V = 6 + D = 4 is samen 14). Het driemaal herhaalde 14 zou dan gekozen zijn ter ere van de naam van David.

Wij verdiepen ons daar niet verder in. Nog veel vragen blijven hier liggen. Geleerde theologen zijn het met elkander niet eens. Calvijn heeft de theologische cijferaars aangeraden om niet curieus deze dingen te onderzoeken, gelijk ook Paulus ons vermaant, niet al te zeer ons bezig te houden met deze ij dele studieën der geslachtsrekeningen en dergelijke dingen, die ons niet kunnen stichten". Deze wijze opmerking van Calvijn ten spijt, willen we toch nog op enkele dingen wijzen.

Om te beginnen zijn er:

Namen van vrouwen in de stamboom van Jezus

In het geslachtsregister van Mattheüs komen namen van vrouwen voor. En dat was zeer ongebruikelijk voor de Joden. In de Joodse geslachtsregisters komen vrijwel geen vrouwen voor. Afgezien van Maria, die in vers 16 wordt genoemd, worden 4 vrouwen vermeld: Thamar, Rachel, Ruth, degene die Uria's vrouw was geweest, dus Bathseba. Dat is zeer opmerkelijk. Thamar een Fillistijnse, de schoondochter van Juda; Rachel, de hoer, een Kanaanitische vrouw uit Jericho; Ruth, een Moabitische en Bathseba, de vrouw van Uria de Hetiet.

Dat betekent goed nieuws voor de heidenen! Ook zij zullen, mét Israël, delen in de zegeningen van de Messias. Hij is er ook voor de volken!

„ Van zee tot zee zal Hij regeren. Zover men volk'ren kent; Men zal Hem van de Eufraat vereren.

Tot aan des aardrijks end".

Hij is gekomen ook voor de heidenen, voor de volken. Heidenen staan in Zijn stamboom!

Maar er is meer! Want deze vrouwen zijn niet allen van onbesproken gedrag. Maar Mattheüs doet geen enkele moeite dat te verbergen. Hij wast geen vuile vlekken weg.

Hij zegt ons, dat Fares en Zarah, de zonen van Juda, bij Thamar gewonnen zijn, uit hoererij geboren. Hij zegt ons, dat de moeder van Boaz, Rachel was, de hoer van Jericho. Hij zegt ons ook, dat Davids grootmoeder Ruth was, een heidense vrouw uit Moab. Verder noemt Mattheüs ons Bathseba, de vrouw van Uria, als de moeder van Salomo. Duidelijk is: dit geslachtsregister bedoelt niet de verheerlijking van de mens. Over menselijke prestatie's zwijgt dit Boek des geslachts. Er zijn in de geschiedenis van Israël mannen en vrouwen geweest, die grote bekendheid genoten, die roem aan het Joodse volk hebben gegeven. Ze ontbreken. Geen Sara, Rebekka of Lea, geen Mozes, Josua of Samuël worden genoemd. Van Elia, Elisa, Jesaja en Jeremia wordt al evenmin gerept.

De vraag is gesteld: , , Waarom liet God in de geslachtslinie waaruit Zijn Zoon naar het vlees geboren zou worden, deze vlekken toe? " Men zou het toch anders verwachten? Wij willen graag al wat een smet op onze naam of familie kan werpen, verzwijgen of bedekken. De vuile was moet maar binnen blijven. En als wij de geslachtslijst van de Heilige hadden moeten schrijven, dan zouden wij een stamboom maken van louter heiligen. En een naam als Thamar zouden we zeker weggelaten hebben. Blijkbaar toont de Bijbel niet de minste toeleg om in de geslachtslijst van de grote Zoon van David, de zonden uit te schakelen of te bedekken. We hebben in het geslachtsregister van Mattheüs niet alleen het mensenwerk te doen. Hier is de Goddelijke waarheid aan het woord. En deze stelt de mens niet beter voor dan hij is. De Bijbel wil niet de grote mannen Gods idealiseren, hun gebreken verdoezelen en hun overtredingen met de mantel der liefde bedekken. De Bijbel is de Waarheid. Brengt de Waarheid aan het licht. In zijn Bijbellezingen heeft da Costa hierover gezegd: , , De Schrift wil juist overal, te alle tijd en bij ieder, de zonde ontbloot hebben en zij zelf ontbloot de zonde. Waarom? Omdat er zonder uitbloting van de zonde, geen vergeving van zonden mogelijk is en God wil de zonden vergeven. Hij wil ze bedekken met het bloed van Christus. Daarom schaamt Christus zich de zondaar niet, neen. Hij kwam juist om zich aan hun te nemen en Zijn leven te geven om hen van de dood te verlossen. Toen de Heere op aarde wandelde, verkeerde Hij het liefst en het gemeenzaamst met de tollenaren en zondaren, die naar Zijn woorden luisterden. En toen Hij ten hemel was gevaren en zijn dienaar Mattheüs Zijn afkomst naar het vlees op schrift zou stellen, toen wilde Hij niet, dat men denken zou, dat Hij uit enkel vrome mensen gesproten was, neen, maar ook uit grove zondaren. De Verzoener van zondaren moest uit zondaren geboren worden. Daarom liet God toe, dat de zonden bij sommigen onder de voorvaderen van Zijn Zoon naar het vlees, openbaar werden". Tot zover da Costa.

Raadplegen we de kanttekeingen op de Statenvertaling, dan lezen we daar over Thamar: , , Deze vrouw, als ook hierna Rachel en Ruth en Bathseba worden door de evangelist hier vermeld, omdat de Schrift van dezelve iets zegt, dienende tot de staat der vernedering van Christus en ook omdat enige derzelven van heidense afkomst zijn geweest, opdat daarmee aangewezen zou worden, dat ook grote zondaren en heidenen zelve deel zouden hebben aan de vruchten der geboorte van Christus".

Als dr. Kohlbrügge dit Schriftgedeelte behandelt, schrijft hij: , , Voor verootmoedigde harten, voor hen die voor Gods Woord beven, is juist de geschiedenis van Thamar lieflijk en troostrijk, omdat de Heilige Geest ons zo treffend leert, welk een onderscheid daar is tussen Gods heiligen en tussen huichelaars. Want de heiligen hebben getoond, dat zij mensen, dat ze vlees, dat ze zondaren waren. Want nog steeds worden zondaars en zondaressen gerechtvaardigd door het geloof".

Zo zien we, hoe Christus opkomt uit diepe vernedering. Ook hierin was Hij , , veracht en de onwaardigste onder de mensen" (Jesaja 55 : 3). , , Hij is gezonden in gelijkheid des zondigen vleeses" (Rom. 8 : 3). Hoe schittert in dit alles de vrijheid van Gods verkiezing. Het onwederstandelijk werk van de God des Verbonds. Dwars door zonde en schande, brengt Hij zijn werk tot het door Hem gestelde doel. En Hij is daarbij vrij in het kiezen van zijn instrumenten. Uit een geslacht van zondaren werd Christus geboren. Hij werd vlees. Hij werd tot zonde gemaakt. Zo ontvangen zondaren gerechtigheid. Zo predikt de stamboom van de Heere Jezus Christus de rijkdom van het Evangelie. Zó lief had God de wereld, dat Hij zondaren en zondaressen een plaats gaf in de stamboom van Zijn Zoon. Alle roem van mensen is uitgesloten. Alle eer en roem worde toegebracht aan Hem, Die goddelozen rechtvaardigt door het geloof.

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De stamboom van Jezus Christus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's