Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heerlijkheid van de Zoon als  Priester en Koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heerlijkheid van de Zoon als Priester en Koning

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Dewelke (...) nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf heeft te weeg gebracht, is gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste Hebreeën 1 : 3b.hemelen".

We zagen reeds eerder: e eerste verzen van de brief aan de Hebreeën vormen samen een machtig loflied op de heerlijkheid van de Zoon. Het derde vers maakt daarop geen uitzondering. U herinnert zich, hoe van de Zoon daarin allereerst wordt gezegd, wie Hij naar Zijn wezen is: , het Afschijnsel van Gods heerlijkheid". M.a.w.: e heerlijkheid Gods straalt in Hem! Een heerlijkheid, die Hij van eeuwigheid tot eeuwigheid uit de Vader ontvangt en nochtans ook in Zichzelf bezit. Zoals Johannes ervan getuigt: , En wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid" (Joh. 1 : 14). Tegelijk is Hij ook: het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid". Afdruk van Gods wezen. Beeld van de onzienlijke God. Zodat Hij alleen zeggen mag: Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien"! Hij is God uit God, Licht uit Licht. Eén van wezen met de Vader. Van gelijke macht. Van gelijke glorie. Van gelijke heerlijkheid. Zodat maar één belijdenis rest: oe heerlijk is de Zoon!

Zijn werk

Echter niet alleen op de heerlijkheid van Zijn Persoon laat de schrijver het volle licht vallen, maar ook op de heerlijkheid van Zijn werk. Allereerst op Zijn werk zoals het straalt in de schepping. Want niet alleen heeft de Vader door Hem alle dingen gemaakt (vs. 2) en staat de Zoon dus met de Vader (en de Geest) aan de oorsprong van al het geschapene, nee, door Hem wordt ook alles onderhouden en bewaard. Hij draagt alle dingen door het Woord Zijner kracht (vs. 3a). „Enkel door te spreken doet Hij alles onder alle wisselingen en schokken in stand blijven, alle eeuwen door" (J. van Andel). En we zagen: dat dragen en onderhouden is tegelijk een doelgericht dragen. Al dragende volvoert de Zoon de raad van de Vader en leidt Hij alles heen naar z'n eeuwige bestemming (vgl. Openb. 5). Kortom: hoe heerlijk, hoe machtig, hoe aanbiddenswaardig is Zijn werk in de schepping.

Maar nog is het einde niet. Want na Zijn werk in de schepping aan de orde gesteld te hebben, komt nu in het tweede deel van vers 3 Z'n werk in de hérschepping aan de orde. En ook daarvan geldt: wat liggen er ook in dat werk een machtige diepten opgesloten en hoe brengt ook dat de luister en de heerlijkheid van de Zoon aan het licht: „Dewelke... nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door

Zichzelf te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen"!

Reiniging

Het zal duidelijk zijn, dat de Hebreeënschrijver het werk, wat de Zoon deed tot verlossing van zondaren samenvat onder het gezichtspunt van de reiniging: , , nadat Hij de reinigmalcing van onze zonden door Zichzelf heeft te weeg gebracht"! De woorden reiniging en reinigmaking hebben duidelijk een oudtestamentische achtergrond. Ze gaan terug op de Mozaïsche wet en duiden aan een gewassen en vrijgemaakt worden van alle zonde en ongerechtigheid. Welnu, om deze reiniging te weeg te brengen is de Zoon gekomen.

Het zet ons stil bij de verootmoedigende werkelijkheid, dat wij in onszelf onrein zijn. Vuil. Door en door bezoedeld vanwege de ongerechtigheid. Reeds in het uur van onze doop wordt in het doopwater de onreinheid van onze zielen aangewezen. In Adam van de levende God afgevallen blijft er geen andere belijdenis over dan: , Er is niets geheels aan mij" (Jes, 1 : 6), Innerlijk en uiterlijk ben ik aangetast door de zonde. Van m'n hoofdhaar tot m'n voetzool toe gans onrein. Wie dat leerde zien door het ontdekkend licht van de Geest, weet: k heb reiniging nodig. Afwassing. En de vraag klemt: aar kan ik die vinden? Hoe wordt die mijn deel? De Hebreeënbrief zal het ons in den brede schilderen, maar reeds hier in de openingsverzen wijst ze heen naar Hem, , , Die de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf heeft te weeg gebracht"!

, , A1 de wateren van de zee kunnen ons van onze zonden niet reinigen; dat brengen wij met al de reinigingen naar de wet niet tot stand; dat krijgen alle heihgen en engelen met al hun heiligheid niet gedaan, , . zulks vermag alleen het bloed van Christus, dat van alle zonden reinigt" (Kohlbrügge, Twaalf twaalftallen IX/X, 108).

Oudtestamentisch waren er de reinigingsoffers en de wassingen. Telkens opnieuw vloeide het bloed der verzoening en stroomde het water van de ontzondiging. En toch: at kon niet werkelijk reinigen van de zonde (vgl. Hebr. 9 : 9v.). Nee, het zag alles op Hem, Die in de volheid des tijds komen zou, In Wie al de ceremoniën van het Oude Verbond tot hun volle vervulling zouden komen. Van Wie de Hebreeënbrief mag getuigen, dat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzélf heeft te weeg gebracht!

, , Door Zichzelf... "! Dat kan alleen van Hem gezegd worden. Offers en wassingen reinigden niet werkelijk. Evenmin konden de priester en hogepriester, hoezeer ze ook stonden in de dienst der verzoening de reiniging aanbrengen. Zelfs hun eigen zonden konden ze nog niet wegnemen, laat staan die van het volk. Maar... wat onder het Oude Verbond niemand kon, dat heeft Hij gedaan! , , De reinigmaking onzer zonden door Zichzélf te weeg gebracht"! De Zoon was Priester en Offer tegelijk. Hij was Zélf het Lam, Hij offerde op Golgotha Zijn eigen bloed. Reiniging, werkelijke reiniging, die u in het gericht heilig en onberispelijk doet staan voor God is dan ook alleen te vinden in Hem.

Het is de doorgaande les, die de Geest me leert: ik ben vuil. Ik ben onrein. Van mij kan er niets mee. Maar Gode zij dank: er is een Priester, Die Zichzelf heeft opgeofferd. Er is een Lam, Wiens bloed reinigt van alle zonden! Eén weg blijft over: m'n reinigmaking zoeken buiten mezelf in Hem! Al dieper moet ik het leren: niet mijn werk maakt me Gode aangenaam. Niet de moeite, die ik me getroost om mezelf te beteren en te wassen, brengen me nader tot God, O nee, waar de Geest werkt, daar gaat u tot in uw heihgste verrichtingen toe ontdekken de stinkende onreinheid van hoogmoed, zelfzucht en huichelarij, Al het mijne gaat eraan. Al mijn gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed. Ik moet leren één keer voor het eerst, maar daarna dagelijks opnieuw: het ligt buiten mij! Het ligt alleen in Hem, Alleen in Zijn bloed. Alleen in Zijn verzoenend lijden en sterven. Wat een wonder: Hij reinigt al degenen, die door Hem tot God gaan. En dat niet half, of voor driekwart. Nee, Hij reinigt hen volkomen. Geen vlekje blijft achter. David bidt het: , , Was mij geheel, zo zal ik witter wezen/ dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel", Eén grond blijft over: Jezus, Jezus alleen!

U zegt: waar is Hij? Waar kan ik Hem vinden? Het slot van vers 3 geeft er het antwoord op: , , Die.., nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hemelen"!

Gezeten aan Gods rechterhand

Op Zijn zelfovergave aan het kruis volgt Zijn verhoging. Heeft de Zoon alles volbracht, wat nodig was tot verlossing en reiniging van Zijn Bruidskerk, dan ontslaat de Vader Hem van alle rechtsvervolging. Wekt Hem op uit de dood. Neemt Hem tot Zich in Zijn eeuwige heerlijkheid. De Zoon mag Zich zetten aan de rechterhand van Zijn Vader, , , Aan de

rechterhand": at is de ereplaats (vgl. 1 Kon. 2 : 19, Psalm 45 : 10). De Zoon mag de ereplaats innemen in de hernel. Zich zetten in en op de troon van God (Psalm 110 : 1). Uit het voorafgaande is duidelijk: ie plaats komt Hem in wezen van nature reeds toe. Hij is immers de Zoon! Van gelijke macht en glorie als de Vader. Maar nu ontvangt Hij die plaats ook als vrucht op Zijn Middelaarsarbeid. Na Zijn immense vernedering heeft de Vader Hem verhoogd en Hem een Naam gegeven boven alle Naam, opdat in Zijn Naam zich zou buigen alle knie van degenen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn (Filip. 2 : 7—11). Daar mag Hij zitten als het Hoofd van Zijn Gemeente. Als Koning over de ganse aarde. Als de Priester-Koning, Wier gegeven is alle macht. „Aan de rechterhand der Majesteit in de hemelen". Hij heeft de ereplaats in de hemel. De vraag is: eeft Hij ook de ereplaats in ons hart? Of zit daar nog een ander op de troon? Zetelt daar nog altijd koning „Ik"? Ik, die uiteindelijk toch vasthoud aan m'n eigen weg. Die me maar blijft handhaven tegenover Zijn aanspraak op m'n leven. Die maar niet wil buigen onder Zijn gezegende scepter. Hoe nodig, dat we door de kracht van de Geest koning-af worden. Zijn priesterlijke reiniging gaan zoeken en begeren en onder Zijn scepter leren buigen. Want wie heeft zich tegen Hem verzet en vrede gehad? Niemand!

Tenslotte benadrukt de Hebreeënschrijver ook, dat Hij zit! „Dewelke... is gezeten"! En zitten duidt op rust. De priesters onder het Oude Verbond moesten altijd staande hun werk doen. Ze waren nooit klaar. Telkens moesten er nieuwe offers gebracht worden. Iedere morgen, iedere avond. Telkens moest het water in het wasvat bijgevuld worden, omdat er ook aan de wassingen geen einde kwam. Christus' offer daarentegen was afdoende en genoegzaam. „Met één offerande heeft Hij tot in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden" (Hebr. 10 : 14). Hij alleen kon het dan ook uitroepen. „Het is volbracht"! Niets hoefde er meer bij. Alles was voldaan. En zo is Zijn „zitten" een prediking van het volkomene en het afdoende van Zijn werk. Maar het is tegelijk ook een majesteitelijk zitten. Een zitten in koninklijke glorie. Een toonbeeld, hoe de Priester ook Koning is. Koning over Zijn Gemeente. Koning over de ganse aarde. Koning tot in eeuwigheid, waarbij de Kerk het zingt: Wat glans, wat majesteit hebt Gij die Vorst bereid"!

Als Kohlbrügge in een preek op deze tekst de heerlijkheid van Christus heeft getekend, dan besluit hij met de woorden: „De harten naar Boven, naar de hemel heen, geliefden!, naar de hoogte toe, waar Hij troont! Degene, die Hem smeekt, geeft Hij de Geest in volle mate: degene, die Hem aanroept, beschermt en behoedt Hij met Zijn macht tegen alle vijanden. In de hoogste hemelen is Hij gezeten; daar zal Hij wel blijven zitten, om genadiglijk de arme en nooddruftige te verschonen, om de zielen van de nooddruftigen te verlossen, om hun zielen van list en geweld te bevrijden en hun bloed dierbaar te achten

O, al is ook de troost voor onze ogen verborgen, leven wij op de Naam van Jezus, sterven wij op Zijn Naam en wagen wij het op Zijn Naam - al het andere over boord - wij zullen ervaren, dat wij geen kunstig verdichte fabelen zijn nagevolgd, waar wij geloven in Zijn Naam en wachten op Zijn toekomst en zalige verschijning" (a.w. blz. 110/111).

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De heerlijkheid van de Zoon als  Priester en Koning

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's