Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij het aanbieden van een Gedenkboek*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij het aanbieden van een Gedenkboek*

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wellicht zijn wij nergens dichter bij prof. dr. K. Schilder dan in deze stad, Kampen, waar hij geboren werd, leefde en stierf, waar zijn voornaamste arbeid geschiedde, en waar, gedurende de periode van de bijna twintig jaren dat hij elders werkte, zijn gedachten zo menig maal heenzwierven, de stad waaruit hij door vreemd geweld voor twee jaar verbannen werd en waarheen hij, onder geheel veranderde omstandigheden, weerkeerde. Toch was er onderling beraad nodig over de vraag waar dit thans gereed gekomen Gedenkboek zou worden aangeboden. Wij hadden het gaarne gedaan aan de 'Broederweg', maar toch, ons onbeschadigd hoofd was ons ook weer iets te lief, om het concreet te vragen. De 'Oudestraat'? Met alle begrip en respect, maar die gedachte was ons te wrang. Nóg niet... nóg niet... Het werd dus de Lemkerzaal. Maar dan toch in Kampen, dat voor ieders oog een stad is met ruime vergezichten rondom en intieme taferelen van typisch Nederlandse schoonheid. Tevens voor de gereformeerden een stad wier geschiedenis getuigt van innige, soms verborgen vroomheid en stille, nijvere wetenschap, maar ook van onherroepelijke scheuring en bitter zielsverdriet. Wat Kampen aangaat, hoorde ik Schilder te Zwolle, kort na de Tweede Wereldoorlog, bij de bespreking van zijn referaat Christendom en cultuur, tot zijn naaste geestverwanten zeggen: 'Kampen en Genève, mensen, Kampen en Genève!' Kampen voorop: het was geen hoogmoed, laat staan zelfoverschatting, maar een concrete taakstelling, die verre uitgreep boven alle toeristische schoonheid van deze fraaie Hanzestad. Waarom zou trouwens Kampen bij Genève ten achter staan, wanneer in beide steden een titanische poging wordt gedaan kerk en cultuur naar Gods Woord te dienen? Op dit ogenblik is Kampen, voor ons, zoals wij hier samenzijn, met name de stad van haar beroemde zoon: Klaas Schilder. Is nog geen straat of plein naar hem genoemd?

Dit Gedenkboek Ontmoetingen met Schilder had zoveel groter en grootser kunnen zijn, maar om ernstige ontmoetingen tussen redacteur en uitgever te voorkomen, is het dit boek geworden. Ik dank de uitgever overigens voor de vrijheid die hij ons bij de samenstelling van dit Gedenkboek gelaten heeft. Laat maar niemand vragen waarom niet nog vele anderen zijn uitgenodigd hun bijdrage voor dit boek te leveren. De uitgever weet dat dit Gedenkboek isgeworden wat wij in eerste instantie, in januari 1988, als bij ingeving bepaald hebben. Uiteraard had dit Gedenkboek vier maal zo dik kunnen worden, maar had men dan niet terecht kunnen zeggen: Minder ware méér geweest? Ik verheel niet dat vier aangezochte auteurs, wier namen niet bekend hoeven te zijn, mijn verzoek om te schrijven uiteindelijk negatief beantwoord hebben, hoewel zij aanvankelijk spontaan hadden toegezegd, maar zij konden niet. Schilder is een moeilijke figuur, ook om te herdenken. Dat er zijn die de pen ter hand wilden nemen, maar uiteindelijk toch niet konden, zégt iets over de eisen die hij ook nu nog aan ieder auteur stelt, die over hem schrijven wil, over de spanning die hij nog steeds oproept, ook bij diegenen die nog weten wat een studeerkamer en wat een schrijftafel is. Het relativeert wellicht enigermate het werk van diegenen die wèl geschreven hebben: dat er waren die op de valreep alsnog moesten bedanken. Ik weet dat zij, als zo heel velen, nog steeds met hem bezig zijn en met hem bezig zullen blijven. In hen houdt een dode gericht. Overigens valt ook Schilder onder de levenswet dat gestorvenen in onze cultuur anders functioneren dan levenden, al functioneren zij bij de gratie van de overlevenden.

Rondom Schilder was het stil geworden: de stilte na het woeden van een zware storm, na het hevige gevecht. Eén en ander doet mij denken aan bunkers, die men jaren, jaren lang na de oorlog laat liggen, omdat ze gewoon niet zijn op te ruimen: ze liggen te diep weggegraven om weg te nemen, maar ze herinneren ons ook na jaren zwijgend aan de oorlog die woedde, en aan wat daar, thans aan de meesten onbekend, geleden is. Het valt een volgende generatie vaak niet gemakkelijk zich de situatie voor te stellen en in te denken van hen die in die bunker gevochten hebben. De bedoeling van dit Gedenkboek is aan te tonen dat Schilder niet vergeten is, en ook niet vergeten mag worden, en dat zij die menen dat Schilder slechts een vreemdsoortig incident vormt in de geschiedenis van de Nederlandse gereformeerde wereld, ja in feite een Fremdkörper zou zijn, dat — nee niet uit de kerk, want wij weten wel beter — maar dan toch uit de ranglijst van de leraren der kerk afgesneden en verwijderd moest worden, ongelijk hebben gehad! Het is veeleer zo, dat wie Schilders persoon en werk in de geestesgeschiedenis met wortel en tak zou willen uitroeien, of aan de vergetelheid prijs geven, iets heel essentieels zou vernietigen uit heden en traditie van de gereformeerde wereld, en dus uit het Nederlandse geestesleven. Maar reeds Vondel wist het:

Van een boom scheurt nimmer tak,
Zonder krak
Zonder zucht en jammerteken.

Welnu, die zuchten en jammertekens zijn geslaakt en gehoord bij het drama dat rondom Schilder heeft plaats gevonden. Wie het bewust heeft meegemaakt zal de littekens daarvan in eigen en anderer leven kunnen aanwijzen, littekens, die niet zijn weg te strijken door volgehouden zwijgen of hernieuwd woordgekrakeel, door verwijt of herdenking. Van hem kan gezegd worden wat Schaepman nu een eeuw geleden, op 1 maart 1889, in één van zijn briljante lettervondsten over Alberdingk Thijm heeft opgemerkt: O heldenziel vol tederheden. Ik ken maar één man uit de recente geschiedenis van de brede gereformeerde gezindte, op wie die woorden evenzeer van toepassing zijn, zij het om geheel andere redenen: de eveneens vlijmscherpe en toch zo gevoelige Gerbrandy.

Wat nu heeft ons zo diep in Schilder getroffen? Allereerst de brede vleugelslag van deze adelaar, die ons,jongeren en ouderen, die aanvankelijk van ver, maar meer en meer van nabij, zijn stem vernamen en erkenden als volstrekt uniek, inspireerde. Het kenmerk van een groot en groots auteur toch is zijn direct herkenbare stem. Het raadsel van dichters en prozaschrijvers is dat men hun stijl herkent, zoals de aanslag van een muziekinstrument door een groot solist. Het herinnert ons aan het woord van de grote Franse natuuronderzoeker Georges-Louis Leclerc de Buffon (1707-1788) in zijn werk Discours sur le Style: 'Le style est 1'homme même'. Bij Schilder kon en kan men voorts nog terecht, wanneer men georiënteerd wil worden in letteren en wijsbegeerte, in psychologie en vrijwel alle takken van de theologie, want van hem zou men kunnen zeggen dat al wat in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren. Hij behoort als Gerretson, Huizinga en Gerard Brom — en ik noem nu slechts drie geschiedschrijvers van zijn generatie van geheel verschillende geestelijke richting — tot die auteurs die men jong en oud kan aanraden om gehéél te lezen, omdat wie deze geschriften ter hand neemt, een poort doorgaat, waarachter zich een onvermoed schone en rijke geestelijke wereld bevindt, die men bij niemand anders aantreft. Er zijn theologen dank zij wie, wanneer men ze leest, een gehele cultuurwereld opengaat. Tot hen behoort ook Schilder. Reeds wat dat betreft verdient Schilder om, evenals Kuyper, de éénentwintigste eeuw te worden binnengedragen.

En toch zou al wie het hierbij zou laten, slechts in de rijke buitengewesten van zijn levenswerk zijn doorgedrongen, die hoe tropisch weelderig soms ook, ons niet méér zouden geven dan de paleizen van Versailles, Blenheim en Schönbrunn. Men kan die paleizen bewonderen , zonder deel te hebben aan de strijdt die daar gestreden is; men kan ze als toerist bezoeken, maar er niet in wonen. Want het gaat bij Schilder niet enkel om letteren en cultuur, het gaat bij hem om Christus en cultuur. Met andere woorden: het gaat bij Schilder om een diep geïntegreerd christendom. Het gaat bij hem niet om een vanzelfsprekendheidsgeloof, dat nu eenmaal op hechte grondslag bestaat en rustig voortkabbelt, maar dat verder met rust gelaten zal worden. Het gaat bij Schilder om diepe ernst (volgens Anton van Duinkerken één van de kenmerken van het calvinisme) en met name om het geestelijk welzijn van het gereformeerde volk. Groen van Prinsterer had het weder opgewekt, Kuyper gaf het gestalte, Schilder riep het tot diepere bezinning. Er is, om in een politieke beeldspraak te spreken, bij vele hedendaagse gereformeerden een neiging om vóór alles het accent te leggen op de 'buitenlandse zaken'. Ik zal dat niet enkel afwijzen, reeds niet omdat vele voortreffelijke christenen hieraan hun levenswerk wijden, en omdat er wellicht ook een duidelijke verbindingslijn te trekken is van de gereformeerde H. Bavinck naar het hedendaagse oecumenisch christendom. Maar het treffende is dat Schilder als minister des Woords zijn definitieve werkzetel koos op 'binnenlandse zaken', destijds binnen de gereformeerde wereld een goed bezet, maar wel wat verschraald departement, waar het goed toeven en werken was voor wie het er wel goed vond. Maar Schilder begreep, aanvankelijk met zeker verlangen zoekend, vervolgens intuïtief, en ten slotte met klare blik en sterke stem, dat er bij de gereformeerde kerken, en bij de gereformeerden in het algemeen, binnenshuis ja binnenskamers iets gebeuren moest, en dat dit programmatisch diende te geschieden, desnoods door de onderste steen boven te krijgen. En hoe men nu ook zijn aanpak en oeuvre moge bewonderen of critiseren, hij heeft dat inzicht omgezet in een levenstaak, en daarin zijn roeping waar gemaakt. Ik ga verder: hij heeft daarvoor offers gebracht, ook het zware offer van het aanvankelijk verlies van de twee schoonste ambten die hij had ontvangen, en die hem ontnomen werden. En hier, in deze stad dank ik hen die in het zwartste jaar van zijn leven achter hem hebben gestaan, en hem die ambten hergeven hebben. Schilder was een dichter, een kunstenaar, wie zal het ontkennen? Van een dichter, van een kunstenaar kan men genieten. Maar hij was voor velen van het gereformeerde volk tevens en vóór alles een profeet. En van een profeet kan men niét genieten. De profeet schept in de ziel van het volk Gods verwarring. Hij zegt aan dat volk dat ze wel volk Gods zijn, maar dat zij juist daarom anders, bewuster, dieper, ernstiger leven moeten. Schilder legde zijn kerk- en generatiegenoten reeds in oktober 1920, aan het begin van de eerste jaargang van De Reformatie de vraag van Zacharia 7:5 voor: Toen gij vastet, vastet gij? De profeet verwekt opschudding, schept afstand, zijn boodschap kan grimmigheid ten gevolge hebben; maar óm tot bezinning, óm nabij te komen, óm vrede te stichten. Neen, het is niet gemakkelijk, Kierkegaard wist het al, om tijdgenoot van een profeet te zijn. Daarbij, profeten vallen weg, maar hun boodschap, hun geschiedenis, hun graven — al of niet afgebouwd — blijven onder ons als teken van en oproep tot bezinning. Profeten sterven niet met hun dood. Zij blijven toespreken, ook hen die achtendertig jaren afwachtend bij het badwater Bethesda hebben gelegen, en desondanks krank zijn gebleven (Joh. 5:1-18). De hernieuwde kennismaking met figuur en geschriften, met spiritualiteit en levensélan van Schilder zou de alom kerkelijk en politiek verstrooide, ja soms verbrijzelde gereformeerde volksgroep staal in de aderen kunnen gieten, zoals eens Willem Bilderdijk en Abraham Kuyper het deden. 'Om u te redden heb ik hard geschreven', laat de dichter Willem de Mérode Paulus zeggen in zijn bekende Paulus-gedicht uit de bundel De steile tocht. De zelfde woorden zouden boven leven en oeuvre van Schilder kunnen worden geplaatst. En ook aan deze generatie is de keuze, waarop zij het accent wenst te leggen: op het woord hard of op het woord redden. In een periode waarin christenen en niet-christenen, evenals in de vorige eeuw, ons bezwerend pogen te doen geloven dat het gereformeerde leven, de gereformeerde levensstijl en de gereformeerde theologie hun tijd nu waarachtig volop hebben gehad, en deze kwade 'zieners' in het hart soms tevens geloven dat van Dordrecht af alles een mateloze vergissing is geweest, hebben wij de figuur van Schilder hard nodig. Ook hij heeft eens als jeugdig zoeker en tot in zijn laatste dagen geworsteld met de grenzen der kerk en met de grenzen van de gereformeerdheid; maar hij is als auteur tevens tot zijn laatste snik een vasthouder van mensenharten zonder weerga geweest. Ook in die zin was hij als polemist vasthoudend en onvervaard. Het woord gereformeerd was hem daarbij zeer lief. Daarover kon hij diepzinnig en breed, verheven en katholiek refereren en schrijven. Laat ons ons daarmee blijven verrijken, om ons deze schat des geloofs niet te laten ontgaan, noch het woord gereformeerd verengen tot wat het óók is, maar niet alléén is. In deze voor de gereformeerde overtuiging soms moeizame jaren kunnen wij de boodschap van Schilder niet ontberen. Hij leert ons met volhardende ijver te zoeken naar een ware geloofs- en cultuurgemeenschap, en als het moet, in dagen van levenscrisis, als aangegrepene, alléén te staan, zoals hij in oktober 1934, naar Kuypers werk verwijzend, citeert:
Dare te be a Daniël!
Dare to stand alone!
Hij leert ons het hoge niet te zoeken, maar waarheid, die, naar Rijnsdorp, niet op verre bergen ligt opgeslagen, maar die in diepste zin alleen uit Openbaring wordt verkregen, al kan ook die Openbaring niet buiten de mens omgaan. Waarom zouden wij Schilder hier anders herdenken?

Rondom hem blijven, als bij alle geestesgroten, ook raadselen, tegenstrijdigheden en misverstanden bestaan, die in geduldig gesprek om verheldering en opheldering vragen. O moge de tijd voor hernieuwd gesprek aan diverse fronten spoedig aanbreken. Maar toch, niet daarom herdenken wij hem thans. Wij herdenken Schilder in dit zijn eeuwjaar vóór alles om zijn mateloze Gods verlangen, vanwege zijn christelijke vitaliteit, om zijn stuwende drang tot gelovige doordenking van al het geschapene in de concreetheid van ons bestaan; en bovenal om reeds hier op aarde de God te ontmoeten, Die hij liefhad met heel zijn hart en heel zijn verstand, met zijn innig gemoed en met zijn soms
rigoureuze pen:

Hoe branden mijn genegenheên
Om 's Heren voorhof in te treên,
Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen.

Van dit alles willen de auteurs van dit Gedenkboek getuigen, al is niet alleen ons kennen ten dele, maar ook ons getuigenis onvolmaakt. Zeker, Schilder was niet de enige getuige in onze kring, en ook in andere kringen waren en zijn Godsgetuigen, die ons, wanneer wij de stem van H. Bavinck vernomen hebben, iets, ja veel te zeggen hebben. Maar ook Schilder mag in het koor der christelijke getuigen niet gemist, niet vergeten worden, want ook hij heeft vanuit deze stad en in onze kring getuigd van een aardse woestenij — hoe cultureel ook uitgebouwd — waaraan wij allen gebonden zijn als een Israël in de woestijn; maar ook van hemelse zangen, 'o, klinkende bazuin van 't nieuw Jeruzalem'.

'Ligt ergens nog die helm, en dat kuras,
bestaat het nog?'

Amsterdam, 8-9 november 1989.

Dr. G. Puchinger (geboren in 1921) is historicus. Adres: Kon. Emmakade 168, 2518 JM Den Haag.

Noot:
*Toespraak gehouden in de Lemkerzaal te Kampen, in het eeuwjaar van prof. dr. K. Schilder op 28 februari 1990, bij het aanbieden van het Gedenkboek Ontmoetingen met Schilder.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990

Radix | 52 Pagina's

Bij het aanbieden van een Gedenkboek*

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990

Radix | 52 Pagina's