Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Kroniek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Begraven of cremeren

Een kwestie die van tijd tot tijd de aandacht vraagt is of naast begraven ook crematie een acceptabele vorm van lijkbezorging is voor de christenen. Lange tijd is zowel van rooms-katholieke als van protestantse zijde crematie afgewezen als strijdig met de christelijke zede.

Tegenwoordig is er ook op dit punt bij velen een andere visie naar voren gekomen. Ik meen echter dat deze verandering niet is voortgevloeid uit een bijbelse bezinning.

Het is goed nog eens te luisteren naar de bijbelse gegevens zoals deze door ds. H. Paul uit Hendrik Ido Ambacht worden samengevat in , , de Saambinder" (kerkelijk weekblad der Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika) van 11 januari j.1.

, , De enige zekerheid in een wereld vol onzekerheden is het feit dat wij moeten sterven. De dood gaat door tot alle mensen, omdat wij allen gezondigd hebben. En dan wordt ook vervuld: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. De dood behoort niet als zodanig tot de natuur, maar is er als een onderdeel van de Heere over de zonde. En al droeg Christus dit oordeel voor al de Zijnen, het ondergaan van de z.g. tijdelijke dood is alle mensen, behalve Henoch en Elia, opgelegd, hoe onderscheiden van betekenis ook.

Na het sterven treed spoedig de ontbinding van het menselijk lichaam in. Daardoor is de bezorging van dit lichaam op korte termijn vereist. Hoewel het in de tropische landen zeer spoedig dient te geschieden, moeten ook hier na het verscheiden aller maatregelen door de achterblijvenden worden genomen voor de a.s. begrafenis.

Deze vorm van bezorgen van het lichaam is in de christelijke beschaving altijd gewoonte geweest. Gods Woord geldt ook hierin als norm en leidraad. De eerste keer dat de Schrift er nadrukkelijk van spreekt is in Gen. 23, waar Abraham zich geplaatst ziet voor de taak zijn overleden vrouw Sara te begraven. Wat een teerheid ligt er in zijn woorden: „Opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave" (vs 4c). Het blijkt dat ook de Hethieten, van wie Abraham een plaats om te begraven wil kopen, de gewoonte hebben hun doden te begraven: „Begraaf uw dode in de keur onzer graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven".

Ook bij de Egyptenaren en de Babyloniërs bestond de gewoonte hun doden te begraven. Dit gebruik ging vooral bij de Egyptenaren met veel ceremoniën gepaard. Allerlei on-bijbelse gebruiken waren daarbij in zwang, denk b.v. aan het mummificeren van de lichamen. Ook zijn Egypte's pyramiden graftomben. Naar de daar heersende opvatting moest het lichaam in stand blijven, zou iemand na de

dood blijven voortleven. De z.g. dodenoffers moesten mede daartoe dienen.

Aan al deze gebruiken ligt de opvatting ten grondslag, dat de ziel van de gestorvene enerzijds vanuit het hiernamaals invloed op het leven op aarde kon blijven uitoefenen of anderzijds daar ter plaatse afhankelijk was van wat hier op aarde voor haar gebeurde. Daaruit vloeien ook allerlei gebruiken en gewoonten voort, zoals het luiden van klokken bij de begrafenis om de boze geesten te verjagen of ook het Roomse gebruik om dodenmissen op te dragen.

De geschiedenis van , , de laatste eer" bevat veel gegevens, dat ook van een begrafenis een cultus kan worden gemaakt. Daarbij hadden n.1. tal van handelingen plaats, die uit het bovengenoemd bijgeloof stammen. Zo droeg men het lichaam niet door de dagelijkse gebruikte deur naar buiten. Soms bracht men het lichaam door het raam naar buiten. Zo kon de terugkerende geest straks het huis niet meer terugvinden. Ook het luiden van de klok was een van de middelen om door lawaai de boze geesten te verjagen."

Bijgelovigheden

Vanwege allerlei bijgelovigheden rond de begrafenis werd er door de gereformeerde vaderen ernstig gewaarschuwd tegen gebruiken die uit het oude volksgeloof stamden en een taai bestaan bleken te leiden. Ds. Paul schrijft hierover: „Gedurende het eind van de zestiende eeuw en nog een groot deel van de zeventiende eeuw verzetten gereformeerde synodes en kerkeraden zich tegen allerlei gangbare begrafenis-en rouwgebruiken, waarin men papistisch bijgeloof meende te ontwaren. Zo werd het dragen van rouwkleding ontraden, het begraven bij avond en het luiden van klokken tijdens de begrafenis en gedurende de dagen dat het lichaam nog boven de aarde stond, verboden. Ook het doen van gebeden aan het graf werd tegengegaan.

Het verbieden van sommige gebruiken zou ons nu wat vreemd lijken, maar moet gezien worden tegen de achtergrond van de heersende misvattingen en Roomse gebruiken. Daar behoren ook de z.g. lijkredes toe. Art. 65 van de D.K.O. schrijft voor: „daar de lijkpredikatiën niet zijn, zal men ze niet instellen en daar ze nu alrede zijn aangenomen, zal naarstigheid gedaan worden om dezelve met gevoeglijkste middelen af te doen". Er bestond bij de kerk van de Reformatie tweeërlei bezwaar tegen kerkelijke lijkdiensten n.1. dat het bijgelovige kerkvolk er een bijzondere betekenis aan zou hechten en de gebeden als een voorbede voor de gestorvenen zou beschouwen. En tevens dat niet de ernst van de dood, maar al te zeer de lof der afgestorvenen in de prediking werd verkondigd. Ook tegen het brengen van de doden in de kerk werden kerkelijke besluiten genomen. Dit alles ter bevordering van de christelijke soberheid bij de begrafenis.

Naar mijn overtuiging en ervaring blijven deze waarschuwende woorden en besluiten van onze vaderen van betekenis, ook in ons kerkelijk leven.

Ondanks het feit, dat de oude traditie van begraven doorweven is geweest van gebruiken van niet-bijbelse aard, blijft vast staan dat deze vorm van lijkbezorging niet alleen teruggaat op oude cultures, maar bovenal de bijbelse lijn is, die hierbij dient te worden gevolgd."

Bijbelse gegevens

Aan het slot van zijn artikel (het eerste van een serie) noemt ds. Paul een aantal bijbelse gegevens die ook voor de actuele discussie van belang zijn:

„Wel kende Israël in bepaalde gevallen ook de lijkverbranding maar deze werd in speciale gevallen toegepast n.1. bij het bedrijven van bijzondere zonden. Zo werd, nadat Achan gestenigd was, zijn lichaam met vuur verbrand. In Lev. 21:9 lezen we: Als nu de dochter van enige priester zal beginnen te hoereren, zij ontheiligd haar vader; met vuur zal zij verbrand worden". Zo lezen we ook in Lev. 20 : 14, dat, wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, dit een schadelijke daad is, een daad van bloedschan-de. Deze man moet dan ook met vuur verbrand worden. Het is in deze gevallen een uiterste vorm van strafbeoefening binnen Israël als afgezonderd volk. Zo verbrandt Josia de beenderen van de valse priesters te Bethel, waarmee het gericht voltrokken wordt, dat tevoren was aangekondigd (1 Kon. 13 : 1 en 2 en 2 Kon. 23 : 15-18).

Uit hetgeen we lezen in 1 Sam. 31 : 12 en 13 over het verbranden van de lichamen van Saul en zijn zonen mogen de voorstanders van de crematie geen bewijs halen tot hun voordeel. Het zal wellicht zijn reden hebben gehad in de verminkte toestand van de lichamen, die door verbranding te niet werd gedaan. Terwijl bovendien op deze wijze de mogelijkheid werd uitgesloten, dat de Filistijnen bij nasporing de lijken zouden kunnen vinden, herkennen en nog meer beschimpen (vgl. Keil). Het gebeente ontvangt een eervolle begrafenis. Bovendien heeft David later nog de moeite genomen de beenderen van Saul en Jonathan mee te nemen om die te begraven in het land van Benja-min, in het graf van Kis (2 Sam. 2 : 11—14). Men hechte waarde aan het begraven worden in het familiegraf: et verzameld worden tot zijn vaderen.

Al worden dus bepaalde uitzonderingen genoemd, onder Israël was begraven regel en aan die begrafenis werd liefdevolle zorg besteed. Ook hetgeen genoemd wordt in Amos 6 wijst ons op een zeer uitzonderlijke situatie, waarbij door de epidemie die er als straf van God heerste, geen tijd en gelegenheid overbleef voor een behoorlijke begrafenis. Bovendien was er groot gevaar van besmetting voor de in leven overgeblevenen. Ook dit bleef hoge uitzondering.

Wat regel was bleef regel, ook al waren er in bijzondere gevallen uitzonderingen. En dat is het nu wat helaas in onze tijd als uitgangspunt en norm verlaten is."

Graag geven we deze overwegingen van collega Paul aan u door. Waarschijnlijk komen we in één van de volgende nummers van het G.W. hier nog wel op terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kleine Kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's