Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. De Jong, Accomodatio Dei. A theme in K. Schilder''s Theology of Revelation. 1990.

1. Wat is accomodatio Dei?

Accomodatie betekent in het gangbare Nederlands alles wat een mens gerieft, bijvoorbeeld de inrichting van het huis waarin we op vakantie of thuis wonen. Het is aangepast aan onze behoeften, hoe elementair ook, zodat we ons er prettig voelen. Zodat ieder 'menswaardig' leven kan. Deze uitdrukking 'accomodatie' wordt in de dogmatiek als vakterm gebruikt. God accomodeert ons, zou je kunnen zeggen. Maar deze term wordt speciaal ingezet in de leer van de openbaring: hoe is het mogelijk dat God in zijn spreken 'bij ons past', in onze behoeften voorziet? Dan is het antwoord: God past zich in zijn spreken tot ons bij onze menselijke behoefte aan! Over dit thema is veel te zeggen, want uitwaaierend uit de openbaringsleer raakt deze vraag en de poging tot een antwoord veel andere thema's aan. Het is een thema, waaraan K. Schilder veel aandacht besteed heeft en waaraan nu een speciale studie gewijd is door J. De Jong in zijn recente proefschrift: Accomodatio Dei. A Theme in K. Schilder's Theology ofRevelation. In dit opstel proeven we iets van de inhoud door en trachten we een lijn te trekken.

2. Schilder vraagt om verwerking

De dogmatiek van professor dr. Klaas Schilder blijft boeien. Dat blijkt nu in het bijzonder door het herdenkingsjaar 1990. Het eeuwfeest van zijn geboorte, dat belangstelling in de breedte wil wekken. Het blijkt ook uit de boeken die zo af en toe door de jaren heen verschijnen en die verslag afleggen van talrijke jaren dieptestudie van steeds weer nieuwe studenten van Schilder. Als eerste verscheen in 1954, twee jaar na Schilders dood, de studie van A.C. De Jong over de verhouding tussen de verkondiging van de genade en de leer van de verkiezing. (The Well-Meant Gospel Offer: the Views ofH. Hoeksema and K. Schilder, diss. VU Amsterdam). Twaalf jaar daarna, in 1966, kwam J. Douma met zijn boek rond de vraag of algemene genade - naast Gods bijzondere genade voor de gelovigen - bestaat en welke betekenis die voor het leven op aarde heeft (Algemene genade. Uiteenzetting, vergelijking en beoordeling van de opvattingen van
A. Kuyper, K. Schilder en Joh. Calvijn, diss. TH Kampen). Nog weer twintig jaar later, in 1986 promoveerde S.A. Strauss op de verbondsleer (Alles of niks: K. Schilder oor die verbond, diss. Bloemfontein). Verkiezing, genade en verbond: dat zijn belangrijke thema's in Schilders dogmatiek. Omdat Schilder ons geen overzichtelijke beschrijving van de leer van het geloof heeft nagelaten, moet door middel van studies een overzicht per thema gewonnen worden. Nu is dan, vier jaar na de laatste, een nieuwe studie verschenen, opnieuw van De Jong en opnieuw in het Engels. Dit proefschrift gaat over een aspect van de leer van de openbaring. Het gaat over de vraag, hoe zorgt God ervoor dat wij Hem kunnen begrijpen? 

3. Eén gedachte met veel facetten

De gedachte dat God zich in zijn spreken wel aan onze taal, aan ons bevattingsvermogen moet aanpassen is één van de kenmerken van de gereformeerde leer over de openbaring. Vertrekkend vanuit de openbaringsleer is het een aspect dat allerlei onderwerpen uit de geloofsleer kleurt. Zo neemt in dit boek bijvoorbeeld de Godsleer een belangrijke plaats in. Dat moest ook wel, want aan dit eerste fundamentele hoofdstuk van de dogmatiek heeft Schilder enorm veel studie en colleges gewijd: van 1938 tot aan zijn dood. Het is ook de basis van de openbaringsleer, want het is God die Zich te kennen geeft. Aan de eigenschappen van God en de openbaring is hoofdstuk 3 gewijd. Wie is God en hoe moet Hij ons laten weten wie Hij is, wanneer Hij zich aan mensen openbaart? Wat betekent het dat de mens geschapen is naar Gods beeld en hoe erg heeft de zondeval ingebroken op onze relatie met en dus ons kennen van God? De belangrijkste conclusie is: de HERE is de levende God. Zo echt is zijn spreken ook. Hoofdstuk 4 gaat een aantal lijnen na die vanuit de gedachte van Gods aanpassing aan ons bevattingsvermogen in andere hoofdstukken van de geloofsleer te ontdekken zijn. De leer van de sacramenten is een duidelijk voorbeeld. God heeft immers doop en avondmaal gegeven om ons de belofte van het Evangelie 'nog beter te doen verstaan en te bezegelen' (HC 25) en 'omdat Hij met ons onverstand en zwakheid van ons geloof rekening houdt' (NBG 33). In het 6e hoofdstuk gaat De Jong een aantal Schriftgedeelten bijlangs. Het zijn deels teksten, waarin de eeuwenlange groei van de inhoud van de openbaring blijkt, deels de Schriftgedeelten die ons vaak voor vragen stellen. Een voorbeeld van het laatste is het berouw van God. Heeft God werkelijk berouw, zodat Hij van koers verandert, en is dit dus exact uitgedrukt in de Schrift of is dit alleen een mensvormige (antropomorfe) wijze van spreken, omdat wij alleen zo Gods reactie op onze zonden kunnen begrijpen? Lees daarover bijv. p. 177.179, 247-253, 273. De conclusie is deze: God moet om onzentwil zo spreken en tegelijk is de levendigheid in het spreken van 'berouw' bij God van groot belang. Maar hoe dit met Gods onveranderlijkheid te rijmen valt, is tot de volkomen openbaring voor ons niet duidelijk.

4. Betrouwbaarheid en exactheid van Gods spreken

Bij de vraag naar het karakter van Gods berouw blijkt al: in onze taal zegt God veel en Hij zegt het sterk. Maar tegelijk gaat het hoger dan wij vatten kunnen. We kunnen op grond van ons geloof in de Schrift wel zegggen dat het zo is als God zegt, maar niet hoe precies. We zouden niets zekers overhouden, wanneer we de laatste uitspraak van de eerste aftrekken. Daarom zegt DeJongs tweede stelling: 'De waarde van de bijdrage van K. Schilder aan het leerbegrip van de accomodatie ligt in het bijzonder daarin dat bij hem de aanpassing van God aan het menselijk bevattingsvermogen niet in mindering komt op de volkomen betrouwbaarheid van Gods spreken in de Schrift. Goed, die geloofsuitspraak delen we: zoals de HERE spreekt is het helder en scherp genoeg om betrouwbaar te zijn. Maar de vraag is toch ook niet onbelangrijk: hoe exact is zulk 'aangepast' spreken en hoeveel kunnen we er dus denkend mee doen? Een bijzonder deel van de vraag naar Gods aanpassing ligt in die passages uit de Schrift, waarin op 'mensvormige' wijze van God gesproken wordt. Een antropomorfisme, zo noemen we uitdrukkingen als Gods hand of Gods ogen of ook zijn berouw. Menselijke trekken worden gebruikt om 'aanschouwelijk onderwijs' over God te geven. Maar tegelijk weten we: exact zo is God niet. We hebben genoeg aan het Schriftwoord: 'Zou Hij, die het oor plantte, niet horen?, die het oog vormde niet zien?' Ps. 94:9'. Wat is nu de grond van dergelijk mensvormig spreken over God? De klassiek-gereformeerde theologie van Bavinck ziet hier aan ten grondslag liggen een zekere analogie tussen God en mens: de mens is immers als beeld van God geschapen. Dan kan de schepping en zeker menselijke trekken tot illustratie van God worden. Schilder volgend zegt De Jong: de schepping is zeker een deel van het voedingsgebied van dit, Gods spraakgebruik. Maar nu mag de schepping niet de enige basis van de analogieën tussen God en mens worden. Want dan dreigt het gevaar dat de schepping een zelfstandige kennisbron wordt. Nee, we moeten bij ons nadenken over God het gedachtenpatroon van de Bijbel blijven volgen (271). En de Bijbel spreekt binnen de relatie van het verbond tussen God en mens. 'All of Scripture's anthropomorohisms are covenantally qualified. This means that they are meant to teil us real to be understood in such a way that we dot not apply human or earthly attributes to God's being' (272). God is toch anders, zoals bijvoorbeeld zijn berouw anders is dan het menselijke. Dat werpt opnieuw de vraag op; Gods spreken onthult voor ons de werkelijkheid over Hemzelf. 'Real things about God'. Wat de Bijbel zegt is waar, maar hoe moeten we het vatten? We stuiten voortdurend op de grenzen van ons kennen. Daarom is het goed te onderstrepen dat de volkomen betrouwbaarheid van Gods spreken een geloofsuitspraak is. God komt ons in zijn 'accomodatie' tegemoet: volkomen om te geloven, meer soms slechts halverwege om voldoende te begrijpen.

5. Een testcase: Gods Vaderschap

Ik wil de thematiek van dit boek en de aangestipte problematiek proberen tastbaar te maken met de volgende vraag: is Gods keuze voor de naam Vader ook een kwestie van accomodatie aan ons bevattingsvermogen? Is die naam ontleend aan het vaderschap dat God schiep en waarin Hij ons leven van mensen en de voortgang van ons leven vormgeeft? Of is de aardse naam en functie van de vader slechts een afspiegeling van het primaire Vaderschap van God? Immers is God eerst de Vader van zijn eigen Zoon. Dat is een belangrijke vraag, omdat de naam 'Vader' het hoogtepunt van de openbaring is. Christus leert nu ook ons God 'Vader' te noemen. De studie van De Jong geeft geen antwoord, omdat Schilder deze zaak blijkbaar niet behandeld heeft. Tenminste niet in verband met de zaak van Gods accomodatie in zijn spreken. Maar De Jongs boek mag toch ook gebruikt worden als vertrekpunt voor verder dogmatisch vragen en nadenken. Om een antwoord te zoeken kunnen we beginnen bij Ef. 3:15: 'Om die reden buig ik mijn knieën voor God de Vader, naar wie alle geslacht (Grieks: patris) in de hemelen en op de aarde genoemd wordt'. Maar voor 'geslacht' zou je in het Grieks 'genea' verwachten. Paulus kiest het woord 'patris' in verbinding met: God die hij juist hier 'o Pater' noemt. We mogen dus vertalen: ' . . . naar wie alle vaderschap genoemd wordt'. Ook Schilder kiest voor deze vertaling, in navolging van Th. Beza (Heidelbergse Catechismus III. 199v), zij het in ander dogmatisch verband. Hij heeft onder de eigenschappen van God dan ook niet het vader-zijn - eerst van de Zoon, daarna van ons mensen en zelfs, zoals Calvijn schetst, van de schepping - behandeld. Het hoofdstuk over Gods eigenschappen vind ik geen sterk stuk in De Jongs boek. Heel kort vat hij samen wat Schilder over negen zulke karakteristieken van God schrijft, maar juist de namen van God komen niet aan de orde. Gods eigenschappen worden uit de Schrift gedestilleerd in de dogmatische verwerking, terwijl toch Gods namen enorm veel directe openbaring over God geven. [Gods vader-zijn rubriceren we in de groep persoonlijke onmededeelbare eigenschappen. Deze eigenschappen, zoals ook het Zoonschap en het uitgaan van de Geest uit beiden, gelden binnen de Drieëenheid voor slechts één van de personen. Schilder is namelijk vooral systematisch bezig geweest met de eigenschappen die elk van de drie Personen deelt. Gods mededeelbare eigenschappen zoals Gods wijsheid, almacht enz. en met de wezenskenmerken van God.] De Jong komt tot deze conclusie: 'Another important feature in Schilder's treatment of this locus is his ettemot to break away from traditionel scholastic categories, and develop a principium divisionis [methode om de stof te verdelen, zoals Gods verschillende kenmerken EAbD] not based on anology, or on the long-standing idea of communicable and incommunicable attributes, but solely on the basis of names of God as revaled in the context of His convenant with man' (83). Maar over die namen hadden we nu zo graag meer gehoord. Juist in verband met de vraag naar de mate van aanpassing in Gods spreken. Schilders bedoeling om Gods namen als uitgangspunt te nemen - een prachtige kans - is niet in de inhoud doorgedrongen. Anders zou bijv. Gods Vaderschap en naam wel in dit boek aan de orde zijn gekomen via de analyses van Schilders dogmatische bijdrage. Of is Schilder zelf toch niet voldoende boven de traditionele onderscheidingen uit gekomen? Dan had De Jong dat moeten aanwijzen. Deze zaak wordt in het boek alleen aangestipt. God is eerst de Vader van de Zoon: dat is in God het primaire vaderschap. Over de naam en het wezen van elke Persoon schrijft De Jong: 'This does not mean that one can hear and know the names the same way the three divine Persons near and know them in the divine being, God gives them to man by accomodation. One can recognize what a father, a son and a spirit is from our world; in addition, one knows something of both generatio and processio in human life [het voorkomen van de Zoon uit de Vader en het uitgaan van de Geest uit Vader en Zoon, EAdB]' (71). We kunnen de termen, de namen wel enigszins begrijpen, maar nooit ten diepste van God uit verstaan. Nu neemt, zoals we zagen, de inhoudelijke groei van de openbaring in Schilders denken een belangrijke plaats in. Onze kennis van God ontplooit zich door de geschiedenis heen en is weerspiegelt in de groei van de Bijbel. Als De Jong deze groei in de Schrift nagaat (hoofdstuk 6) komt hij ook bij de meerdere openbaring die de Here Jezus gegeven heeft. En daar komt dan Gods Vaderschap weer ter sprake. Christus zei: 'Dit heb Ik in beelden tot u gesproken (de nog beperkte openbaring); er komt een ure, dat Ik niet meer in beelden tot u zal spreken, maar u vrijuit over de Vader spreken zal' (Joh. 1:25). Maar helaas blijft de schrijver bij het citaat staan. Met name voor de ethiek en de psychologie van het vaderschap is deze vraag bijzonder belangrijk. Hoe kijken de kinderen hun aardse vader aan, die hen niet alleen tuchtigt (naar Hebr. 12:9) en zo vormt, maar ook misvormen kan? Deze vraag klinkt vanuit bovengeschetste dogmatische optiek zo: mogen wij via onze Vader in de hemel naar onze vader kijken of moeten de vaders steeds het beeld van de Vader vertegenwoordigen? Ik zou het liefste dit antwoord geven: laten we steeds eerst uit Gods openbaring leren wat de Vader is en vandaaruit ons vaderschap invullen, met vrees en beven. Zo zie je maar: dogmatiek, geloofsleer is belangrijk voor het leven. Eerst uit Gods openbaring: dat is mijns inziens de belangrijkste stelling van De Jongs boek.

6. Internationaal aanbevolen
De waarde van deze studie ligt in de overzichtelijke wijze van samenvatten. Ze komt een belangrijke bijdrage van K. Schilder in het buitenland aan de orde. Maar ook de nederlandse lezer zal er veel van leren. Graag hadden we gezien dat dit proefschrift was besloten met een taakstelling voor de dogmatiek: hoe, staande op Schilders schouders, er meer te zeggen is. Toen ik als eerstejaars student in 1976 in Kampen arriveerde, zou ik een kamer betrekken in een kosthuis, toentertijd de laatste in die categorie studentenhuisvesting. Bij aankomst bleek die kamer, mijn kamer vergeven te zijn aan een buitenlands student. Ik mocht - om hem te gerieven - de kamer en een stapelbed delen met een andere eerstejaars. Die buitenlander bleek ene Jack De Jong uit Canada te zijn, die voor doctorale studie een jaar verlof had. Deze herinnering, later met betere aangevuld, kwam bij mij op, toen ik zijn dissertatie, het eindresultaat van zoveel jaren studie in handen kreeg. Ik mag mij er dus op beroemen op fysieke wijze bijgedragen te hebben aan de totstandkoming van dit werk. Zo gaat het vaak: een boel extra's, wanneer je de auteur een beetje kent, een beetje plaatsen kan. Jack De Jong is predikant in de Canadian Reformed Churches geweest en onlangs benoemd tot hoogleraar ambtelijke en ecclesiologische vakken aan het Theological Seminary in Hamilton. Waarmee hijzelf en die kerken te feliciteren zijn. Want dit boek in de engelse taal is internationaal een mooie tijdrede tot de kennis en uitstraling van de gereformeerde theologie. Voor wie moeite heeft met het Engels, het boek bevat een samenvatting in het Nederlands!


Pretoria, RSA                                                                                                                                           drs. E.A. de Boer

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

Radix | 68 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

Radix | 68 Pagina's