Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De merktekenen der christenen 18.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De merktekenen der christenen 18.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De naam christen is een naam van adel. Dit is niet teveel gezegd. Wanneer het zo niet gezien wordt, dan wordt tekort gedaan aan de Heilige Schrift. Nimmer mag ook de constatering van werkelijkheden leiden tot andere gedachten, althans niet wanneer het raakt een Bijbels gegeven zaak. Wat de Bijbel aangeeft, waar de Bijbel van spreekt, moet ook blijvend gebruikt worden. Zo ook wat het woord ’christen’ betreft. De uitholling van dit woord en de eigen vulling van dit woord mag niet leiden tot het nalaten van dit woord en het voorbijzien van dit rijke woord. Ook mag niet vergeten worden, dat het noodzakelijk is, en dat voor ons allen, een waar christen te zijn in de wereld.

Waar het christen-zijn ontbreekt of blijft ontbreken, zal het levenseinde geen vrede zijn. De gedachte aan en de werkelijkheid van een naamchristen, een praatchristen of een zondagschristen te zijn moet ons doen huiveren, ja doen vrezen. Een naamchristen moge schitterende papieren hebben, zelfs gereformeerd geijkt, hij moge precies kunnen stellen wat het ’niet’ is of wat het ’wel’ is, hij staat zelf buiten het leven des Heeren. Met zijn kennis mog hij wat zijn en zelfs lijken, zijn leven is een gerust leven. Hij beeft niet voor het getuigenis van de Heere ”Gij hebt de naam dat ge leeft en gij zijt dood”. Men siddert niet voor het woord van de Heere: ”velen, zeg ik U, zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen”. Het vermaan van de Heere: ”strijd om in te gaan door de enge poort” brengt niet op de knieën om er in ’s Heeren kracht aan te mogen beantwoorden.

Er zijn ook praatchristenen. Bunyan heeft het in zijn christenreis over ’mooiprater’. Mooiprater uit de Praatstraat. Hij was een zoon van Schoonspreker. Getrouwe ontmoette hem op zijn weg. En aanvankelijk was hij door zijn spreken bekoord geworden. Immers Mooiprater deed zaken horen, die Getrouwe niet onbekend waren. Getrouwe had het met christen over Mooiprater en die lichtte het doopceel van Mooiprater. En dat niet om te roddelen, want Christen was wars van roddelen. Hij stelde Mooiprater in het licht, opdat Getrouwe zou weten wie hij ontmoet had en van hem afscheid zou nemen. Mooiprater miste de waarachtige bekering. Hij gebruikte de woorden van Gods volk, maar hij had geen kennis aan de zaken van de woorden. Hij was gevleid wanneer er naar hem geluisterd werd. Maar hij duldde niet dat er iets ’op-de-man-af’ aan hem gevraagd werd of tegen hem gezegd werd. Hij liet zich ook niet tegenspreken. Hij duldde geen tegenspraak. En wat in zijn gezin leefde en wat zo dagelijks ook gezien kon worden, werd verbloemd, bedekt of toegekend aan de tijdgeest. Toen Getrouwe doorsprak met Mooiprater, gingen hun wegen uiteen en dat voorgoed.

Dat laatste is erg, zeer erg, want het werd een eeuwige scheiding. Aan het slot van het hoofdstuk over Mooiprater lezen we het gedicht door Getrouwe uitgesproken:

Die christenen, maar slechts in woorden zijn,


Hoe pronken ze eerst met weidsche pauwenschijn,
En spreken stout en doen zo luid zich horen,
Als had hen God tot raadsliên uitverkoren.
Maar als er één, die Gods genade kent,
Bescheiden, maar met ernst zich tot hen wendt,
Zijn ze als de maan, die na ’t in volheid pralen,
Zich inkrimpt tot haar allerhoogste stralen
In duisternis verbleekt zijn en vergaan.
Zo kan de schijn voor ’t wezen niet bestaan.


Een zondagschristen heeft een leven wat zich in grote lijnen beperkt tot de zondag en een aantal uren in de week. Met het kostuum, of de jas wordt de ernst de overtuiging opgeborgen en voor de dag gehaald wanneer het nodig is.

Het levenspatroon van de wereld heeft veel aantrekkelijks en waar winst ligt, laat men het niet na die winst naar zich toe te trekken. Gaat het niet langs de rechte weg, dan langs een kromme. ”Nu ja, is de opmerking, je kunt niet alles nauw, niet stipt nemen. Dan moet je buiten de wereld gaan staan en wat is daarvan het gevolg?” Er kan zelfs een opeenstapeling van dingen komen, waar men geen kwaad meer in ziet. En wat komt er van het gezin terecht? Het schema van de wereld gaat doorwerken. De kinderen gaan nog verder dan de ouders.

Nu kan de zondagschristen zich ook thuisvoelen in zijn denk- en leefwereld. Hij kan er genoeg aan hebben. Het gaat naar zijn gedachten goed. Echter het oordeel van de Schrift is anders. Een dubbel leven is de Heere een gruwel. En als het er op aankomt, naar welke kant valt men dan? Herodes is er een sprekend voorbeeld van. Herodes hoorde Johannes de Doper gaarne. Zeer gaarne. Hij hing aan zijn lippen. Hij nam tijd om naar hem te luisteren. Maar het kwam duidelijk aan het licht waar hij stond, wat zijn levenskeus was. Laten de naam-, praat- en zondagschristenen ons niet tot een aantrekkelijk voorbeeld zijn. Laten we staan naar het ware leven. Het Bijbelse, Goddelijke leven. De Heere maakt mensen tot christenen. Tot ware christenen. Dit geschiedt door de werking van de Heilige Geest. Door de Heilige Geest wordt er een geestelijke, hartelijke band gelegd met Christus, gelijk de rank verbonden is met de wijnstok.

Die band van de gemeenschap door de Heilige Geest wordt niet buiten het Woord om, maar door middel van het Woord gelegd en onderhouden. Waar dit werkelijkheid is, is men ook de zalving van Christus deelachtig geworden. Zoals we weten uit de Schriften is Christus gezalfd tot de hoogste Profeet en Leraar. Tot de enige Priester en de eeuwige Koning. Christus kwam op de aarde als de tweede Adam. Het is ons bekend dat de eerste Adam in het paradijs stond als Gods Beelddrager.

Hoe kwam het tot kennen, tot dienen, tot regeren en dat tot eer en verheerlijking van de grote Schepper. Door de zonde, door de moedwillige ongehoorzaamheid is de mens beelddrager-af geworden. Hij is ambteloos geworden. Hij heeft zich verbonden aan satan, wereld en zonde. Het weer staan met Gods beeld voor Gods aangezicht is uitgesloten. Voorgoed uitgesloten. Dit treft het hart, dat aangeraakt wordt door Gods Geest en waar enige liefde gelegd is in het hart tot de Heere, daar treurt men, dat men niet meer kan staan voor de Heere en de Heere is het waard. Hij is het eeuwig, altoos waard. Nu wordt in Christus, door de heilvolle werking van de Heilige Geest, het beeld van God, wat in de tweede Adam Jezus Christus gewaarborgd ligt, weer in beginsel hersteld. Men wordt hersteld in het ambt. Het oorspronkelijke ”mensenambt”, komt weer te voorschijn. De man, de vrouw komt in het profetisch, priesterlijk, koninklijk ambt te staan. (Zie Galaten 3 : 28).

Hierdoor wordt geen opening gegeven om te komen tot de vrouw in het ambt. ”Ambtsherstel” houdt niet in het gesteld worden in het ambt. Wie daartoe geroepen kunnen worden geeft Gods Woord ons aan. Gods Woord laat ons niet in het onzekere. Duidelijk wordt aangegeven het verschil tussen het algemene ambt en het bijzondere ambt. Nu staan al Gods kinderen, waar ter wereld ook, in het ambt aller gelovigen. Wat dat inhoudt en waaraan een ambtsdrager in algemene zin te herkennen is, wordt helder beschreven in zondag 12 van ons leerboek. Het belijden van Zijn Naam. Zichzelf tot een levend dankoffer de Heere offeren en in dit leven met een vrije en goede consciêntie tegen de zonde en de duivel strijden. Dit gebeurt. Want het is de vrucht en het doel van de zalving van Christus. Die vrucht en dat doel worden ook begeerd. Begeerd en gezocht door het hart, dat liefde mag kennen tot de Heere en Zijn Gezalfde. Steeds wordt gevraagd om die genade en de bekwaammaking des Geestes om als profeet, priester en koning in het leven te staan. Die adelstand wordt begeerd om ’s Heeren wil. Dat geadelde leven wordt het hoogste verlangen. Dat sieraad van een christen te bezitten, te dragen en te tonen in de wereld, voor de wereld, was gisteren het begeren van Gods kinderen en als het goed is ook vandaag. Ja, bijzonder vandaag, want wat wordt er niet voor leven, voor levenshouvast, troost en zekerheid gehouden en als het er op aankomt blijkt het tegendeel. Het stelt teleur. Eeuwig teleur. Een waar christen wordt niet beschaamd door de Heere. Noch in leven, noch in sterven. Vandaar dat het geloof mag belijden en in de strijd van het leven wordt daar troost uit geput: ”en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeren”. Zondag 12, antwoord 32.Ds.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De merktekenen der christenen 18.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's