Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Critiek in de Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Critiek in de Kerk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer wij vragen naar de juiste typering van de tijd, waarin wij leven, dan kunnen wij wijzen op tal van verschijnselen, die zich voordoen, en daaruit zekere conclusies trekken.

Uit boek en blad kunnen wij vernemen, wat zich in de wereld voordoet, zowel in de feitelijke gegevens, als in de gedachten der mensen. In wat er gebeurt, en in wat er gezegd of geschreven wordt, komt wel uit, in wat voor tijd wij leven.

Maar op deze wijze blijven wij toch aan de buitenkant staan, wij zien dan wel, dat het er in de wereld donker uitziet, en de uitzichten weinig moedgevend zijn, zodat de mensen wel eens dc schrik om het hart slaat. Wij hebben dan evenwel geen recht gezicht op deze tijd gekregen en niet leren verstaan, hoe het met de wereld vandaag is gesteld. Dat zal alleen kunnen, als wij ons uit de H. Schrift hebben laten onderwijzen.

Dat onderscheid geeft de SchrifI duidelijk

Wij willen u wijzen op de uitspraak van de apostel Petrus. In 1 Petrus 4 : 7: , En het einde aller dingen is nabij": ijt dan nuchteren en waakt in de gebeden. Wanneer het woord einde gebezigd wordt, is niet bedoeld te zeggen, dat de laatste dag van het bestaan van deze wereld vlak voor de deur staat, dat wist de apostel niet. De bedoeling is te zeggen, dat het , , einde" al in deze wereld werkt op deze wereld inwerkt, het einde staat niet los van hetgeen vandaag in de wereld plaats grijpt, noch is de geschiedenis dezer wereld los van het einde. Zo staat de Kerk in het midden van de lijden.

Mijn bijzondere aandacht werd niet alleen getroffen door het tekstwoord uit 1 Petrus 4 : 7, maar ook door een artikel in een kerkblad van enige maanden geleden, waarin heel wat lelijks gezegd werd aan dezulken, die , , leven van aanmerkingen maken" en maar zelden in de kerk iets naar hun zin vinden. Zij turen op de splinters bij anderen en zien niet de balken in hun eigen ogen. Door een eindeloze critick op kerk en ambtsdragers (meestal ge-

uit in het bijzijn van hun kinderen) zijn zij op die manier en voor zichzelf en voor anderen tot een grote last. Nu heeft het mijn volle sympathie wanneer iemand uit de Kerkeraad deze vitters en bedillers in de kerk eens terdege de waarheid zegt. Maar wel heb ik er op tegen, dat zo iets zonder het noemen van feiten en in een algemene redenering eenzijdig geschiedt. Reeds in Paulus dagen bleken er ongeschikte en boze mensen te zijn, die door , , ongeloof" aan het doorslaan gingen. (Leest u maar 2 Thess. 3:2).

De waarheid moet beslist in liefde betracht worden. (Zie Ef. 4 : 15). Maar overigens, wanneer men een generale beschouwing houdt, mag, meen ik, niet voorbij gezien worden, dat er ten opzichte van het hier besproken punt twee lijnen door de H. Schrift lopen. De ene lijn loopt over Joh. 6 : 43; 1 Cor. 10 : 10; 1 Cor. 13 : 5 en Jak. 3 : 17. (Niet partijdig oordelende en ongeveinsd). En in zekere zin ook 1 Joh. 2:10. Het zoeken te veronwaarden van het goede en het stelselmatig , .vinden van kwade dingen" (Rom. 1 : 30) vervult reeds een natuurlijk-redelijk mens met afschuw, dus hoeveel te meer een echt Christen.

Maar de andere lijn loopt over Hand. 18 : 24/8, Rom. 15 : 14; Rom. 16 : 17; 1 Thess. 5 : 21, Hebr. 10 : 24 en 1 Joh. 4 : 1 enz.

Alle , , aanmerkingen" zijn dus scherp te onderscheiden, wat betreft de beweegredenen, de inkleding en de strekking.

Vooral ook in onze tijd, nu er zo buitengewoon veel theologische en filosofische problemen overhoop worden gehaald.

Maar als ik mijn ervaring op verschillende plaatsen in Nederland raadpleeg, dan geloof ik niet, dat de kennelijk godzalige predikers veel overlast hebben van de vitzieke leden; want immers zij hebben krachtig in hun voordeel het gewetensgetuigenis van de meerderheid der Gemeente. Zo iets als Paulus bedoelde toen hij aan de zo lastige gemeente te Corinthe schreef: , Gij zijt onze brief" (2 Cor. 3 : 1 en 2). Als middel om een onbillijke tegenwerping in de kerk te onderdrukken, wordt dan ook het gebed genoemd en aanbevolen (2 Thess. 3:1).

Voorts zij hierbij echter nog opgemerkt en dit mag weieens onderstreept worden, dat het optreden van zeer , , lastige" kerkleden wel eens dringend nodig kan wezen. Als sprekend voorbeeld hiervan is mr. Is. da Costa te noemen. Toen deze niettheoloog, een eeuw geleden als bestrijding tegen de tijdgeest zijn boekje getiteld:

, , Bezwaren tegen den Geest der Eeuw" schreef en zijn profetisch ambt in de toen verwaterde kerk begon uit te oefenen - het ambt aller gelovigen, dat ook bij Voetius in ere was - werd hij gehaat, bespot, verguisd, niet door Jan Rap, maar door zijn zeer deftige, deugdlievende kerkgenoten.

Mr. Is. da Costa's „bezwaren betroffen godsdienst, zedelijkheid, verdraagzaamheid en menselijkheid, schone kunsten, wetenschappen en Onderwijs, publieke opinie, verlichting enz."

Zonder sparen veroordeelde hij de gangbare opvattingen. Heftig viel hij de , , geest der eeuw" aan, die zoveel vat op zijn omgeving had gekregen. Hij riep op tot gebed om geloof, om liefde, om nederigheid, om zelfverloochening, om heiliging, om ijver en moed, om standvastigheid, om vertrouwen, om de Heilige Geest.

Maar aldus handelde hij in strijd met hetgeen de eerste , , SYNODALE" vergadering van 1816 besloten had n.1. dat de aangename kalmte, welke de gemoederen streelde, niet gestoord mocht worden. De heren Arends, Saakes, de Clercq, Klijn en anderen traden geweldig tegen hem op. In een geschrift getiteld: , , Zedige Bedenkingen" werd hij aangeduid als een , , eigenwijs joods mannetje" dat met verregaande onbescheiden sprak over dingen die hij niet kende en geheel niet onderzocht had. In zijn woonplaats liet de burgemeester, Jhr. Elias, zich door de geheime politie wekelijks verslag uitbrengen van de lieden die bij Da Costa aan huis kwamen. Gode zij dank openbaart zich heden de ingezonkenheid in de Kerk niet zo erg als in het begin der vorige eeuw en er is nog geen nieuwe Da Costa onder ons opgestaan.

Het eenvoudig doel van deze historische herinneringen in dit opstel is nu volstrekt niet om in bescherming te nemen het klagen en het malen over velerlei onbeduidende of bijkomstige kerkelijke aangelegenheden, en het liefdeloos oordelen over het zwakke, dat toch nog dragelijk kan wezen; maar wel om er de nadruk op te leggen, dat men niet alle medespraak en critiek van kerkleden als overbodig en schadelijk behoort te brandmerken.

E.

J.H.d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Critiek in de Kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's