Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een pleidooi voor  gereformeerde creativiteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een pleidooi voor gereformeerde creativiteit

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. Hoek, Veenendaal

Boekbespreking

Al geruime tijd ligt het boek van de Huizer predikant drs. C.G. Geluk, Cultuur in beweging. Een zoektocht naar creativiteit in het spoor van Calvijn (uitgave Boekencentrum - Zoetermeer, 2000, ƒ 47, 50) op mijn bureau. Het kostte mij enige moeite om tot een bespreking van dit boek te komen. Niet omdat het mij niet zou boeien, want het tegendeel is het geval. Ik heb het gehele boek twee keer en sommige passages nog meerdere keren gelezen en vind in de gedachtegangen van Geluk vele aanknopingspunten voor verdere doordenking. De moeite zit echter in het overladene van het boek of, daarmee samenhangend, het gebrek aan afbakening. De auteur is gedreven, hij wil heel veel kwijt wat hem hoog zit, en heeft daarom in deze pil van 351 bladzijden teveel tegelijk gestopt. In mijn bespreking zal ik op lang niet alle onderwerpen die hij behandelt, ingaan. Zo ga ik bijvoorbeeld voorbij aan wat hij schrijft over de belijdenisgeschriften (in de lijn van C. Graafland) en over vernieuwingen in de eredienst. Ik probeer de hoofdlijn van Geluks betoog op te pakken. Daarbij draait het om de plaats die gerefor- meerden hebben in te nemen in de eigentijdse culturele ontwikkelingen. Met andere woorden: hoe ben je Anno Domini 2001 echt in deze wereld zonder van deze wereld te zijn.

Calvijn en cultuur

Een kleine honderd bladzijden van het boek gaan rechtstreeks over Calvijn: Calvijn en cultuur, Calvijn en kunst. Hier toont de auteur zich verrast door de breedheid van de kerkhervormer Calvijn die heel de wereld zag als Gods werkgebied. Calvijn kon genieten van de schoonheid van deze wereld en heeft steeds gewezen op de opdracht van de mens om op alle terreinen van het leven bezig te zijn tot eer van Gods Naam. In Calvijns theologiseren is de grote aandacht voor Persoon en werk van de Heilige Geest opmerkelijk. Het eigene van het werk van de Heilige Geest is dat het werk van de Vader en van de Zoon erdoor tot zijn doel wordt gebracht. "Al het goddelijk handelen is in zijn toespitsing naar de werkelijkheid pneumatologisch (pneuma = Geest) van karakter" (36). De Geest effectueert dus, de Geest zorgt dat het werk van God echt gerealiseerd wordt.

Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het werk van de Geest zoals Hij uitgaat van de eeuwige Zoon van God, het Woord door Wie alles geschapen is (de preëxistente Christus). En anderzijds het werk van dezelfde Geest, maar nu zoals Hij uitgaat van de vleesgeworden Zoon van God (de geïncarneerde Christus). De eerste werking is heel breed en heeft op heel de schepping en op Gods voorzienigheid betrekking.

De tweede werking voltrekt zich uitsluitend in de harten van de oprechte gelovigen en bestaat in geloof, wedergeboorte, uitdelen van geestelijke gaven.

Tot Calvijns verwondering is het menselijk leven na de zondeval niet volledig geruïneerd. De mens is niet geheel tot wetteloosheid vervallen, er zijn ook onder de heidenen die de levende God niet kennen en dienen toch nog verrassend veel goede en nuttige dingen aan te treffen en er zijn vonkjes van het beeld Gods in de gevallen mens overgebleven. Over allerlei vormen van wetenschap en wijsbegeerte onder de heidenen kan Calvijn schrijven: "Laat ons intussen niet vergeten dat deze dingen zeer voortreffelijke gaven zijn van de goddelijke Geest, die Hij tot algemeen nut van het menselijk geslacht uitdeelt aan wie Hij wil" (Institutie 11, 2, 15-16).

Hoewel Calvijn veel nadruk legt op de vreemdelingschap, de pelgrimage van de gelovigen in deze wereld (de verachting van het tegenwoordige leven en de overdenking van het toekomende leven), komt dat bij hem nooit in mindering op de roeping van de christenen om hier en nu midden in de cultuur God te dienen. De menselijke arbeid komt te staan in het licht van goddelijke roeping en van heiliging. Werken is geen onaangename en vernederende bezigheid, maar een waardig en verheven middel om God te eren en de door Hem geschapen wereld positief te aanvaarden. De christen staat tegelijkertijd met verwondering en met terughoudendheid in de wereld. Vanwege de zonde kan hij of zij zich in deze wereld niet echt thuis voelen, maar niettemin is deze wereld de plek waar God hem of haar geplaatst en geroepen heeft.

Calvijn stond vanuit zijn eerbiedige luisterhouding ten opzichte van het Woord met een open visie en met een wijde horizon in de wereld van zijn dagen. Hij had daarbij ook oog en hart voor allerlei vormen van kunst. Maar hij maakte het esthetische nooit los van het ethische. Dat wil zeggen: Calvijn was van overtuiging dat iets wat God onteert en tegen Zijn geboden indruist nooit 'mooi' kan zijn.

Het is goed op deze wijze nog weer eens enkele hoofdlijnen uit de theologie en levensbeschouwing van Calvijn voor ogen te krijgen. Op zichzelf is het geen nieuws wat Geluk hier aandraagt. Maar de karikatuur van de wereldvreemde en enghartige studeerkamergeleerde Calvijn bestaat nog steeds en dus blijft het nuttig en nodig die vertekening te bestrijden.

Breed zicht of smal spoor?

De belangrijkste drijfveer tot het schrijven van dit boek is voor ds. Geluk het pleidooi om een gereformeerde creativiteit te ontwikkelen. Dit zal moeten gebeuren in het voetspoor van Calvijn die daartoe de aanzetten heeft gegeven. Daarbij moet afstand worden genomen van een bepaalde vereniging en versmalling die in de gereformeerde traditie heeft plaatsgevonden en waardoor de gereformeerde gezindte "heel zwak staat in deze tijd"(15). Calvijn zelf heeft grote positieve invloed gehad op de ontwikkeling van wetenschap en kunst, maar later is er in de gereformeerde traditie een verinnerlijking van het geloofsleven opgetreden die leidde tot een negatieve waardering van de aardse werkelijkheid. Het werk van Christus werd beperkt tot de redding van de individuele zondaar. Het zicht op het Kurios-zijn van Jezus, op de kosmische (wereldomvattende, ja het heelal omspannende) betekenis van Zijn werk en op het niet minder brede werk van de Heilige Geest ging meer en meer verloren. "De horizon werd zo beperkt dat men Christus alleen maar zag op het smalle pad waarlangs Hij de Zijnen naar de hemel leidt" (142).

Ook deze diagnose is bepaald niet nieuw. Zij beweegt zich in de lijn van de kritische waardering van bijvoorbeeld wijlen dr. S. van der Linde voor de uitlopers van de Nadere Reformatie. Het lijkt mij van groot belang hierbij de nodige nuancering vast te houden. Vele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie hebben zich ingezet om behalve cultuur-kritisch ook cultuurvormend te zijn en zo echt in Calvijns lijn de levensheiliging op alle levensterreinen te betrekken. Maar inderdaad is er ook sprake geweest, met name in latere tijd, van een piëtistische versmalling die zich in moedeloosheid terugtrok in eigen kleine kring en de wereld maar de wereld liet. Deze versmalling eist ook vandaag de dag nog zijn tol, met name daarin dat mensen hun orthodoxe geloofsbeleving en hun traditionele zondagsviering niet echt weten te verbinden met hun dagelijks leven in de maatschappij. Ze worden dan grijze muizen, van kleur verschietende kameleons of bange konijnen in plaats van herkenbare schapen die in het spoor van hun Herder gaan.

Geluk bespreekt ook latere nazaten van Calvijn zoals Abraham Kuyper en uit onze eigen tijd Abraham van de Beek. Met name bij eerstgenoemde signaleert hij een ongegrond cultuuroptimisme. Geluk wil zijn pleidooi voor openheid voor de cultuur dus niet uitgelegd zien als adhesie aan het programma van Kuyper.

Gereformeerde creativiteit

Wat moeten we dan verstaan onder 'gereformeerde creativiteit'? Geluk definieert deze als volgt: "de scheppingswerking van de Geest in en door het handelen van christenen, die (1) de soevereiniteit van God erkennen, (2) leven van Zijn bijzondere genade, (3) in de vrijheid staan, (4) zich laten leiden door Zijn Geest en (5) gericht zijn op Zijn eer, in hun omgaan met wat in de geschapen werkelijkheid voorhanden is."

Het schepsel kan zelf niet scheppen, maar wel wordt juist de mens als beeld van God bij de voortgaande scheppingswerking van de Geest betrokken. Dat geldt trouwens van alle mensen. Behalve Gods bijzondere genade is er immers ook wat Abraham Kuyper 'de gemene gratie' noemde, de algemene genade of liever: Gods zorg voor heel de schepping. Vanuit deze zorg kennen alle mensen creativiteit.

Volgens Geluk heeft in de gereformeerde traditie een eenzijdige concentratie op het kruis geleid tot een vergeten of in elk geval verwaarlozen van de cultuuropdracht. Waarom zijn er bijvoorbeeld zo weinig echt gelovige, gereformeerde kunstenaars? Komt dat niet doordat te weinig wordt beseft dat een gelovige kunstenaar de koningsheerschappij van Christus in zijn werk tot uitdrukking kan brengen en zo in de schoonheid van zijn werk kan heen wijzen naar de schoonheid van Christus? Hier spreekt de auteur zelfs - en mijns inziens terecht - van het vervullen van een missionaire roeping door de christen-kunstenaar.

Als gereformeerde christenen staan we kritisch in de postmoderne cultuur van vandaag de dag. "Het is de roeping om in geloof en gehoorzaamheid aan het evangelie van het Koninkrijk in heel de cultuur - waar mogelijk - de vlag van de heerschappij van Christus te hijsen en hoog te houden: 'God de Heer regeert, beeft, gij volken, eert, eert Zijn hoog bestel!'" (197). Naast kritiek op de cultuur is zelfkritiek nodig en toch ook: verbondenheid met deze wereld waarvan wij deel uitmaken. Wij weten ons als het goed is met de wereld solidair in schuld en ongerechtigheid. En behalve kritisch afwijzend zijn we ook geroepen een positieve bijdrage te leveren, dus cultuurvormend te zijn. Vanuit het geloof en vertrouwen dat de Geest ook in de huidige cultuurfase voortgaat met Zijn werk. De Geest werkt ook in de holte en de leegte van onze cultuur. Zeker, deze wortel-loze en ontwortelde genotscultuur is een dieptepunt zoals onze geschiedenis dat niet eerder gekend heeft en ook wij, gereformeerden, zijn zonder erg het (post)moderne zwembad ingegleden (213). Ook wij offeren op de altaren van genotszucht (denk aan het roken en onmatig alcohol drinken) en materialisme, al belijden wij met de mond 'hier beneden is het niet!' Met een schok moeten we ontdekken dat "onze cultuur een cultuur van verharding is geworden en daardoor het oordeel van God over zich heen haalt"(219).

Bekering

Gereformeerde creativiteit kan niet zonder bekering. De geest van de cultuur is immers diep in ons hart binnengedrongen en heeft onze fijngevoeligheid aangetast. Vandaar dat verruiming van ons zondebegrip en zondebesef en een bredere opvatting en invulling van het begrip bekering nodig zijn. Dat zal onze samenleving en de leniging van de nood in de wereld ten goede komen (255). Alleen in de weg van bekering, persoonlijk en als christelijke gemeente, kunnen we met vallen en opstaan gaan beantwoorden aan onze hoge roeping om de cultuur tot God terug te brengen. Dat zijn wel heel grote woorden, maar met minder kan het niet toe. Als we daarbij maar wel beseffen dat dit alleen in kleine stapjes kan gebeuren. "Dat gebeurt daar waar wij opkomen voor datgene wat waardevol en noodzakelijk is voor het voortbestaan van de samenleving, voor het leven dat uit Gods hand komt, voor eerlijkheid en trouw, voor een goed omgaan met de schepping, voor een goed gebruik van de media, voor gerechtigheid, voor goede kunst en betere artistieke smaak, om daarin heen te wijzen naar God." (223). Zeer waardevol vind ik de schetsmatige uitwerking van enkele van deze punten aan het slot van het boek (239 vv.). Hier wordt een aanzet geboden voor een eigentijdse christelijke ethiek, bijvoorbeeld ten aanzien van gezin en opvoeding, zorgzaamheid en verantwoordelijkheid in de samenleving, zorg voor het milieu, sobere levensstijl enzovoorts. "Juist wij christenen kunnen deze zorgende aandacht geven, omdat wij weten van een liefdevol en zorgend Vaderhart".

Ds. Geluk schreef een waardevol en inzichtgevend boek. Ik wens het in veler hand en vooral: dat we de oproep tot gereformeerde creativiteit in afhankelijkheid van de Heilige Geest ter harte mogen nemen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 2001

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Een pleidooi voor  gereformeerde creativiteit

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 2001

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's