Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat de Woordbediening nog centraal?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat de Woordbediening nog centraal?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vóór mij ligt een krantenknipsel, mij ter beoordeling toegezonden. Het betreft een interview met een predikant die op het punt stond intrede - te doen. Hoe vat hij zijn taak op? Hoe kijkt hij tegen de gemeente aan? Deze en dergelijke vragen kwamen aan de orde.

Nu is het altijd een hachelijke zaak af te gaan op een krantenverslag. Heeft de betreffende dienaar des Woords het inderdaad zó gezegd? Heeft de vraagsteller zijn bedoeling begrepen en zijn woorden juist weergegeven? Die reserves moeten we maar van tevoren inbouwen.

De dominee was van oordeel dat het ambt van alle gelovigen moet worden opgewaardeerd. Tot nog toe staan de ambtsdragers te veel centraal in de gemeente en

moeten zij vrijwel al het werk doen. Maar ook de gemeenteleden hebben gaven gekregen die ze moeten ontplooien.

Niemand zal kunnen ontkennen dat het eigenlijke werk in de gemeente door een relatief kleine groep gemeenteleden wordt verricht. De ambtsdragers zijn vaak overbezet, en daarnaast is er een aantal mensen dat zich inzet voor zending en evangelisatie, verenigings-en clubwerk. Maar de grote massa kijkt toe. Dat strookt uiteraard niet met het bijbelse beeld van de gemeente, waarin iedereen zijn of haar eigen plaats en taak heeft.

Het is dus een goede zaak wanneer een predikant zijn gemeenteleden wil stimuleren, hen wil oproepen de talenten te gebruiken die ze van de Heere hebben gekregen. Afgezien dan van de vraag of ze daartoe in de gelegenheid zijn, want niet iedereen beschikt over de tijd om bezig te zijn in het gemeentewerk. Maar het is naar Schrift en belijdenis , , dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden" (Zondag 21 H.C.).

Maar daarmee is toch niet alles gezegd. Want het is evengoed bijbels en gereformeerd het ambt aller gelovigen, èn het bijzonder ambt van elkaar te onderscheiden. En op grond van het bovengenoemde verslag vrees ik dat de bedoelde predikant dat onderscheid geheel laat wegvallen. De gave van het preken, en die van het kopjes wassen na een bijeenkomst staan voor hem gelijk! En dan wordt hij letterlijk geciteerd:

„Het oude beeld dat God via de predikant in de kerk werkt, moet verdwijnen. Het bijbelse beeld dat God door de gemeente in de wereld werkt, moet daarvoor in de plaats komen ( ). We staan allemaal in het ambt. Elke broeder en elke zuster is tegelijk herder en schaap".

Nogmaals, het betreft hier een krantenverslag, dat ons noodzaakt de gesproken woorden met een korreltje zout te nemen. Temeer omdat ik me niet kan voorstellen dat een predikant van gereformeerde beginselen zó relativerend over het bijzonder ambt zou kunnen spreken. Alsof de dienaar van het Woord niet méér zou zijn dan de organisator en de stimulator van alle gemeentewerk...! En alsof alles wat in de gemeente gebeurt op hetzelfde vlak zou liggen als de ambtelijke bediening van het Woord!

Devaluatie van het ambt

Dat ik, na enige aarzeling, toch wat dieper op dit onderwerp inga, is omdat ik vrees dat het hier geen incident betreft. Dat iemand zich met de beste bedoelingen misschien wat onnauwkeurig heeft uitgedrukt, nou ja... Maar als ik het goed zie is over de hele linie een devaluatie van het ambt waar te nemen, en speciaal een onderwaardering van de ambtelijke bediening van het Woord.

De mondigheid van de mens, die in onze tijd hoogtij viert, staat uiteraard op gespannen voet met het ambtelijk gezag. Op allerlei terreinen constateren we de devaluatie van het gezag en dat gaat aan de kerken, ook aan onze eigen kring, niet voorbij. Als er nog enig gezag is, dan is dat sterk gebonden aan de persoon. Is die ambtsdrager iemand voor wie ik respect kan opbrengen? Zo niet, wat is hij dan méér dan ik? En wat zou hij me kunnen vertellen dat ik nog niet weet? Het besef dat een ambtsdrager, ondanks zijn gebreken en falen, Christus vertegenwoordigt in de gemeente, raakt zoek.

Natuurlijk wil hiermee niet gezegd zijn dat een ambtsdrager zijn zonden en tekortkomingen mag dekken met zijn ambtelijk gezag. Als christen en als ambtsdrager heeft hij het Beeld van Christus te vertonen, een leesbare brief van Christus te zijn. Maar het gaat ons nu om het principe. Zoals het Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen de gemeente voorhoudt: „Ontvangt deze mannen als dienstknechten van God".

Misschien geniet de predikant in de gemeente nog wat meer gezag dan de andere broeders van de kerkeraad. Hij heeft immers gestudeerd, bovendien komt hij niet hier vandaan, men weet dus ook minder van hem...

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat ook hij minder serieus wordt genomen dan vroeger. Er zijn zeker over de hele breedte van de kerk dominees die het ernaar m& ken dat hun boodschap voor kennisgeving wordt aangenomen, öf omdat ze de kansel misbruiken door hun visie te laten doorgaan voor het Woord van God, öf omdat ze gewoon te weinig zorg besteden aan het meest wezenlijke deel van hun werk, de prediking. Maar dat laten we nu maar buiten beschouwing. Alle menselijk tekort en falen maakt toch niet ongedaan wat het bevestigingsformulier de gemeente op het hart wil drukken: „Neemt dan het Woord aan dat hij u volgens de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als het woord van een mens, maar zoals het in waarheid is, als Gods Woord".

En dat laatste is het nu, waarop ik niet helemaal gerust ben. Ook in de sektor van de kerk, waartoe wij mogen behoren, komt de ambtelijke bediening van het Woord meer en meer in het gedrang.

Ik denk nu niet in de eerste plaats aan die gemeenteleden die zeggen „aan één dienst op zondag genoeg te hebben". Die zijn er altijd geweest en die zullen er altijd wel blijven. Al is het natuurlijk wel een veeg teken, als we bedenken dat het de begeerte van David was alle dagen te wonen in het huis des Heeren...

Waar ik echter bang voor ben is, dat er in de gemeente zóveel aktiviteiten worden ontplooid, dat de bediening van het Woord van haar centrale plaats wordt verdrongen. Het is ongetwijfeld een goede zaak dat gemeenteleden ook door de week in verenigings-of kringverband samenkomen om het Woord te onderzoeken. Dat er bijbel-en gesprekskringen zijn, waar men zich met elkaar buigt over de Heilige Schrift en spreekt over de zaken van het Koninkrijk Gods.

Maar het wordt een slechte zaak wanneer dat in mindering komt op de zondagse eredienst. Wanneer het persoonlijk en gezamenlijk bijbelonderzoek op één lijn wordt gesteld met de ambtelijke bediening van het Woord.

En laat nu niemand zeggen dat daar geen sprake van is! Want men komt ze tegen in diverse gemeenten, die systematisch de tweede kerkdienst verzuimen onder het motto: „ we zitten ook al op een bijbelkring". En ik heb ze ontmoet, die zeiden: „ik heb niet zo'n behoefte aan twee diensten per zondag, want ik luister door de week naar alle uitzendingen van de Evangelische Omroep".

Moeten we hier niet achter zoeken de invloed van de „vrije groepen", waar bijbelstudie en de samenkomsten van de gemeente ongeveer op hetzelfde niveau liggen, en waar de „gelovigen" met evenveel gezag spreken als de voorganger?

Ik hoop van harte dat ik de plank volledig missla, en in dat geval wil ik ook graag van mijn ongelijk worden overtuigd.

Een uniek gebeuren

Inplaats van deze ontwikkeling te stimuleren denk ik dat we als ambtsdragers de taak hebben, de gemeente besef van het bijzonder ambt bij te brengen. Anders worden vroeg of laat de ambten en de charismata (de geestelijke gaven in de gemeente) op één lijn gesteld. Het bijzonder ambt - predikant, ouderling en diaken - komt niet op uit, en is geen toespitsing van het ambt van alle gelovigen, het komt van de andere kant. De ten hemel gevaren Christus heeft gegeven sommige tot apostelen en sommige tot profeten en sommige tot evangelisten en sommige tot herders en leraars... (zie Ef. 4 : llw)

En bij de opbouw van de gemeente staat de ambtelijke bediening van het Woord centraal. Voor die opbouw is zij zelfs levensnoodzakelijk. Waar de prediking vervlakt en verschraalt, ziet men een gemeente inéénschrompelen. Daar kwijnt het leven van het geloof wèg, ook al bruist verder alles van aktiviteit.

We zullen in het oog moeten houden dat in de zondagse eredienst het meest wezenlijke gebeurt. Daar spreekt, door de ambtelijke volmacht van de dienaar des Woords, de levende God, de verhoogde Christus Zelf. Daar wordt het heil bemiddeld. Daar woont en werkt de Heilige Geest, omdat het God behaagt door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven.

Dat is het unieke van de dienst des Woords, die door niets te vervangen en nergens mee te vergelijken is. Het is de bediening van de sleutelmacht in het Koninkrijk der hemelen. Het formulier aarzelt dan ook niet tot de gemeente te zeggen: „gedenkt dat God Zelf u door hem - de dienaar van het Woord - aanspreekt en bidt".

Wanneer een dienaar van het Woord zelf wijst op deze ambtelijke volmacht,

dan kan dat gemakkelijk aanleiding geven tot misverstand. Alsof hij „een preek houdt voor eigen parochie". Alsof hij zich wil verheffen op zijn ambtelijke bevoegdheid en waardigheid. Wanneer hij echter zichzelf kent en zich tot deze hoge dienst geroepen weet, dan zal aile ambtshoogheid verre van hem zijn. Dan zal hij zich alleen kunnen verwonderen dat hij, nietig en zondig mens, niet beter of waardiger dan andere mensen, tot deze unieke plaats en taak is geroepen.

Ik denk aan Paulus, die enerzijds nooit de verwondering te boven is gekomen: „mij, de allerminste van alle heiligen, is deze genade gegeven...", en die anderzijds toch niet schroomt te zeggen: „alzo houde ons een ieder mens voor dienaars van Christus en uitdelers van de verborgenheden Gods".

Dat bewustzijn van eigen onwaardigheid en van deze hoge roeping moet de dienaren van het Woord klein houden! Dat noodzaakt ons ook tot een voortdurende bezinning op die roeping. Zoals wijlen ds. G. Boer heeft gezegd: „Het gaat om niets meer of minder dan de tegenwoordigheid Gods in de prediking. Hier is een diepgaand zelfonderzoek voor ons allen op zijn plaats. Waar is de volmacht in de prediking? Waar zijn de zegelen van onze bediening? Waar zijn de mensen, die gedood in eigen bestaan, aan Christus verbonden zijn door onze bediening? "

Trouwens, meer dan een eeuw geleden schreef Herman Bavick al - en het zijn woorden die we ook vandaag nog volledig ter harte mogen nemen:

„Het is de roeping der voorgangers in de gemeente om vooral thans - nu de ware opvatting al meer verloren gaat - den volke de betekenis van den eredienst te doen verstaan (...). Van de prediking hangt ontzaglijk veel af; zij is het grootste en voornaamste deel van onze godsdienstoefening.

Aan de prediking van Zijn Woord heeft de Heere Zijnen zegen verbonden. Het is door die prediking dat de gemeente in stand gehouden wordt en historisch zich voortzet.

De betekenis van de prediking kan niet licht worden overschat; en de waarde van het predikambt niet te hoog worden aangeslagen. „Verbi Divini Minister", bedienaar des Goddelijken Woords te zijn, uitdeeler van de verborgenheden Gods, verkondiger van woorden van eeuwig leven - met welke aardsche betrekking zou deze ook maar van verre te vergelijken zijn? De verantwoordelijkheid en de roeping zijn daarom voor den drager van dat ambt ook te grooter".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Staat de Woordbediening nog centraal?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's