Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE EEUWSE KERKBOUW IN FRIESLAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE EEUWSE KERKBOUW IN FRIESLAND

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. Karstkarel

Het onderzoek naar de negentiende eeuwse kerkbouw is in Nederland pas laat op gang gekomen. De eerste publicatie die het hele onderzoekgebied bestrijkt is die welke Rosenberg in 1972 het licht deed zien 1 . Sindsdien is er bedroevend weinig meer gepubliceerd; bij architectuurhistorici is de vorige eeuw nooit populair geworden en de publicatiemogelijkheden zijn beperkt gebleven 2 Onlangs mocht de Stichting Moderne Architectuur Friesland, een stichting die zich ten doel stelt de negentiende en vroeg twintigste eeuwse architectuur te documenteren en bekend te maken, een beknopt overzicht van de kerkbouw gedurende deze periode in Friesland publiceren in de documentatiemap van de Stichting Alde Fryske Tsjerken 3 . Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van een voorlopige werklijst met ongeveer 200 kerken. Door het voorlopige karakter van de lijst kan nog niet tot publicatie worden overgegaan, maar de stichting streeft er wel naar het overzicht bij te werken en aan te vullen, opdat de lijst, indien gewenst, in een van de volgende Documentatiebladen kan worden aangeboden. Intussen kan op verzoek de gestencilde werklijst aan belangstellenden worden toegestuurd 4 .

Aanknopingspunten voor een stylistische beschrijving van de zg. neo-stijlen uit de vorige eeuw bieden zowel Rosenberg (zie noot 1) als het friese overzicht (zie noot 3), terwijl het woordenboek van Haslinghuis houvast geeft voor de bouwkundige en - kunstige terminologie 5 . Een gemakkelijk hanteerbaar schema voor de stylistiek van de negentiende eeuwse architectuur wordt nog nergens geboden. Daarom moeten beschrijvingen van de waterstaatstijl, het neo-klassicisme, de stucadoorsgotiek, de neo-gotiek en neo-renaissance veelal in voorlopige en voorzichtige termen blijven. Het zou zeer wenselijk zijn dat er eens vuistregels ontworpen zouden worden, waarmee een goed deel van het negentiende eeuwse bouwbestand gekarakteriseerd kan worden. Dit vergt een brede kennis van de historische bouwstijlen en een flinke onderzoekservaring van de betreffende periode. In dit korte bestek heeft het dan ook meer zin om de bij het Friese onderzoek bewandelde wegen op te sommen. Deze kunnen mogelijk eveneens in een ander of breder kader betreden worden.

Bij het aangeven van bronnen voor het onderzoek naar de geschiedenis van de negentiende eeuwse kerkbouw kan allereerst verwezen worden naar die welke J. P. van Dooren in DNK 2 (op blz. 12 en 13) noemde. De te onderzoeken gebouwen geven in veel gevallen zelf al enige aanwijzingen. In de vorige eeuw plaatste men soms in een van de gevels (meestal in de toren) van de kerk een gedenksteen, waarop bouwjaar, architect, aannemer, schenker, kerkvoogden, etc. staan vermeld. Memoires of andere persoonlijke aantekeningen van de op de steen genoemden kunnen een volledig overzicht van de bouwgeschiedenis opleveren. In de archieven van de betrokken architect (de kans dat deze nog bestaan is overigens gering) zijn mogelijk nog het bestek, de bestektekeningen en, als het flink meezit, de correspondentie te achterhalen. Een nauwkeurige stylistische beschrijving van het kerkgebouw, inhoudende het ruimtelijk systeem, de gevelindelingen en - detailleringen, de toren en het interieur met inventaris, kan na enige ervaring ook dateringen van de gebouwen en toeschrijvingen aan bouwmeesters of timmerlieden opleveren.

Buiten de overheidsarchieven die de heer Van Dooren noemde, kan het zin hebben om het archief van de (bouw-)politie van de betreffende burgerlijke gemeente te raadplegen, ten eerste omdat

de meeste gemeenten ook vóór de woningwet (1901) al voorschriften voor de bouw hanteerden en ten tweede omdat de burgerlijke overheid sinds de franse tijd veel kerktorens (uit strategische overwegingen) in eigendom had. Bouw of verbouw van deze werken was veelal in handen van de gemeentearchitecten, die dan ook wel invloed hadden op de plannen (nieuw-of verbouw) van de kerken.

Zeer gemakkelijk te raadplegen zijn de plaatselijke of regionale kranten, waarin de aanbestedingen en haar uitslagen werden gepubliceerd. Het nazoeken is tijdrovend werk, maar een winstpunt is zeker dat al zoekende een indruk verkregen kan worden van de bouwactiviteiten gedurende de periode waarin het gezochte kerkgebouw tot stand kwam 6 . Bij verschillende bibliotheken en archieven (bijvoorbeeld het Gemeente-Archief te Groningen) wordt aan krantenindices gewerkt.

Indien de kerkelijke gemeente haar bouwopdrachten ondershands liet uitvoeren, is het zaak zo snel mogelijk achter de architect, aannemer en/of timmerman te komen met het raadplegen van de kerkvoogdijarchieven (of de archieven van de kerkmeesters). De samenwerking tussen opdrachtgever en bouwer strekt zich dan nogal eens uit over tamelijk lange tijd, soms zelfs over verschillende generaties van families. De archieven van de kerkvoogdijen zijn de belangrijkste bronnen voor het onderzoek; de notulenboeken en de rekeningenverzamelingen bieden de meeste gegevens, in het bijzonder als bestek en bestektekeningen inmiddels zijn verdwenen 7 .

Voor belangrijke bouwwerken heeft het ook zin om de bouwkundige tijdschriften te raadplegen. In de vele verwijzingen bij Rosenberg (noot 1) komt men de tijdschriften wel tegen. In het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst (Droogbak la, Amsterdam) worden de tijdschriften uit de negentiende eeuw geindiceerd. Hoewel het werk nog niet voltooid is, heeft het zin daar eerst te informeren. In de vakbladen komt zo nu en dan een be-

knopte beschrijving van een nieuw opgeleverd kerkgebouw voor. Zo zijn er bij de inwijding of ingebruikneming van een nieuw of vernieuwd gebouw wel gedenkboekjes uitgegeven, waarin naast liturgie en toespraken tevens (architectuur)historische gegevens zijn opgenomen. Ter gelegenheid van jubilea werden eveneens herdenkingsboekjes uitgebracht. Het is dan verstandig om de daarin vermelde gegevens met de bronnen te verifiëren, omdat ze wel eens in grote haast zijn samengesteld 8 .

Voor de kerkgeschiedenis kan de architectuurhistoricus zijn diensten aanbieden. Omgekeerd zal hij naar de kerkhistoricus moeten luisteren. Bouwdatum en gegevens over de ontwerper, de bouwer en de bouw zijn voor de documentatie van de kerkbouw basisgegevens. Bij een beschrijving van een kerk mogen gegevens over de liturgische eisen en gewoonten niet ontbreken 9 . Evenmin mag voorbijgegaan worden aan de functie die de kerk inneemt in de stedebouwkundige structuur. De aandacht voor de gebouwde structuur is des te klemmender als het dorpskerken betreft.

Indien specialisten op deze gebieden (de architectuurhistoricus is er slechts een van) aan de gebruikers, omwonenden en andere belanghebbenden duidelijk kunnen maken dat een kerkgebouw een belangrijk moment in de geschiedenis en een centraal monument in een dorpse of stedelijke structuur is, dan kan zijn werk meer dan documentaire betekenis hebben. Door middel van publicaties, lezingen en excursies wordt daar al het een en ander aan gedaan. Het ontwerpen van educatieve schema's voor scholen is een van de taken die de historici voor het bereiken van dit doel op zich dienen te nemen 10 .


1. H. P. R. Rosenberg. De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland. 's-Gravenhage 1972 (met veel literatuurverwijzingen, een catalogus van de belangrijkste kerken in Nederland en beknopte biografieën van de voornaamste architecten). Besproken in: Simiolus VII (1974) 60-62.

2. De architectuurtijdschriften nemen hoogst zelden een artikel over de bouwkunst uit de vorige eeuw op; zelfs het Bulletin KNOB (Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond) biedt weinig ruimte voor deze periode. Enkele sinds 1972 verschenen artikelen:

"Het gat in de Biltstraat. Neogotiek in Nederland" in Forum 1 (1973). XXIV nr.

A. van der Woud, "J. F. Schepers (1818-1886), architect te Groningen" in Bulletin KNOB 74 nr. 2 (april 1975) 55-71. Peter Karstkarel en Rienk Terpstra, "De gebroeders Kuipers, architectuur in een overgangstijd" in Wonen TA/BK 2-1976. Peter Karstkarel, Rienk Terpstra en Ab Warffemius, Nicolaas Molenaar, Sneek 1850 - 's-Gravenhage 1930. Stichting Moderne Architectuur Friesland, Leeuwarden 1977.

3. Negentiende-eeuwse kerkbouw in Friesland (samengesteld door de Stichting Moderne Architectuur Friesland op verzoek van) Stichting Alde Fryske Tsjerken. Publicatiemap 2, 105-131.

4. De werklijst kan worden aangevraagd bij het secretariaat van de Stichting Moderne Architectuur Friesland, Gysbert Japicxstraat 9, 8933 AZ Leeuwarden.

5. E. J. Haslinghuis. Bouwkundige termen. Woordenboek der westerse architectuurgeschiedenis, Utrecht 19702.

6. G. A. Wumkes, Stads- en Dorpskroniek van Friesland 11700-1800, II1800- 1900, Leeuwarden 1930-1934, is redelijk te gebruiken als index op de krantenberichten in Friesland. Echter, de voor het architectuur-historisch onderzoek zo belangrijke aanbestedingsadvertenties zijn niet verwerkt en de verzameling berichten is slechts een beperkte keuze. Bovendien zijn de verwijzingen niet steeds nauwkeurig.

7. De archieven van de kerkelijke gemeenten zijn veelal nog in beheer van de gemeenten zelf, maar soms zijn ze (tot een bepaald tijdstip) in bewaring gegeven aan (burgerlijke) gemeente- of rijksarchieven. Van een uniforme regeling is geen sprake en navraag is geboden.

8. Ongetwijfeld zullen er meer bronnen en mogelijkheden tot literatuuronderzoek zijn. Genoemden zijn aangewend bij het Friese onderzoek en de Stichting verneemt dan ook graag verfijningen en verbeteringen.

9. Zo zullen de bouwkundige en - kunstige wensen van Abraham Kuyper, gebundeld in: Onze Eeredienst, Kampen 1911, in het bijzonder de blz. 103- 145, bestudeerd moeten worden door de arcHitectuurhistoricus en op de resultaten onderzocht.

10. Die specialisten moeten dan niet uitsluitend in wetenschappelijke kring gezocht worden. Juist op het gebied van de geschiedenis van de kerkbouw zijn er vele "liefhebbers" die de documentaire arbeid al op zich genomen hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1979

DNK | 63 Pagina's

HET ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE EEUWSE KERKBOUW IN FRIESLAND

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1979

DNK | 63 Pagina's