Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Praktijk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

4

Niet alle bezoeken, welke door ambtsdragers worden afgelegd, zijn evengelijk; sommige mensen zien er tegenop als de ouderlingen een bezoek zullen brengen. Ziet men op tegen de ambten van Godswege hun opgelegd, en welke zij zo getrouw mogelijk wensen te vervullen, dan is het nog zo kwaad niet, maar ligt het grote bezwaar hierin, dat men liever niet wil aangesproken worden omtrent de eeuwige zaken, en de gesteldheid der zielen, dan verraadt het doorgaans, dat het niet goed staat tussen God en ons hart; dan schuwt men een ernstig en eenvoudig woord van een mens, en is men niet gesteld op de vermaning om de Heere te zoeken terwijl Hij nog te vinden is. Er zijn ook anderen, die wanneer zij bezoek zullen ontvangen, met een ander opzien bezet zijn; wij bedoelen dezulken, die hebben leren kennen wie en wat zij zijn, die getuigen kunnen van de daden des Heeren in hun leven, maar thans in zulke toestanden verkeren, dat zij er tegen opzien om een mens te ontmoeten, die uit en over de wegen des Heeren zou spreken, en daartoe ook geen ruimte in hun gemoed waarnemen. Zulke bezoeken kunnen nog wel eens meevallen en aangenaam zijn aan beide zijden.

Ook is er een soort mensen, die wel bezoek willen ontvangen. Zij willen met de ouderlingen wel eens praten en debatteren, en als het hun gelukken wil, veel kritiek opbrengen tegen kerkeraad en predikant. Niet altijd kan men als bezoeker deze dingen omzeilen. Dit geeft doorgaans langdurige gesprekken en weinig resultaat, en daarbij wordt er weinig gesproken over het enige noodzakelijke, hetwelk op huisbezoek bijzonder ter sprake moet komen. Eens op bezoek zijnde in een gezin, werden veel bezwaren uitgesproken tegen het beleid van kerkeraad en predikant. Eigenlijk deugde er niets meer van. Onze reaktie was: dit zijn geen zaken voor huisbezoek, kom daarmee op dekerkeraadsvergadering, maar daar wilde men niet intrappen. Maar toen werd de klacht geuit, dat men nooit eens troost opdeed onder de prediking, daar het Evangelie toch zo ruim is, en er zoveel beloften en troostwoorden in Gods Woord geschreven staan. Altijd zonder troost uit de kerk, en het Woord dat gebracht werd, laat ook nooit iets na. Deze en meerdere klachten beluisterden wij, en meenden te moeten herinneren, dat er in het Woord staat: „dat Mijn Woord niet ledig zal wederkeren, maar zal doen wat Mij welbehagelijk is”, daaraan verbindend de vraag: „is het u en mij ten voordeel of ten oordeel?”. Want dat Woord veroordeelt ons, zoals wij van nature zijn, maar zal ook ons veroordelen als onze blinde zielsogen geopend mogen worden, en zal ook ons ten voordeel zijn, wanneer door ’s Heeren Geest dat Woord zaligmakend mag worden toegepast aan onze harten. Maar u sprak van het ontbreken van troost in de prediking, maar welke troost bedoelt u, en waarmee wilt u getroost zijn, en is er plaats voor? Als u de eerste zondag van de Catechismus leest, wordt er gehandeld over de enige troost, en daar getuigt de levende kerk wie die Troost is, nl. de Heere Jezus Christus, en wat die troost is, Zijn eigendom te zijn voor tijd en eeuwigheid. Bij deze belijder was plaats gemaakt voor deze trooster en nu komt het er voor ons op aan, of er ook in ons plaats voor is, want in onze natuurstaat kunnen wij het best stellen buiten die troost. Dan hebben wij er heus geen begeerte toe, en kennen wij ook de noodzaak daartoe niet, maar als we met God en onszelf te doen krijgen, dat de zonde ons een last wordt, en we leren zien dat we zo voor God niet bestaan kunnen, dan worden wij een ongelukkig schepsel, dan zijn we niet getroost, maar dan zou het wel eens de weg kunnen wezen tot die enige Troost, wanneer we in die weg mogen leren buigen voor de hoge en heilige God, en we het leren toevallen dat Hij rechtvaardig is, al zou Hij ons niet willen aanzien. Dan belieft het de Heere wel om Zijn Woord aanvankelijk waar te maken voor zulk een ziel, dat Hij ziet op de ongetrooste en die voor Zijn Woord beeft. Dan begint de Heere Zelf plaats te maken voor die troost. Ja, werd ons tegengeworpen, moet het er dan altijd zo diep en zwaar doorgaan? Er waren toch verschillende wegen naar Sion? Het behoeft toch altijd niet zo zwaar? Daar is de Heere vrij in, maar dit is zeker, dat deze troost alleen is voor diegenen die in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden, en hoe diep die weg zal wezen, dat bepaalt de Heere, maar ’t is toch ook zeker naar Zijn Woord en belijdenis, dat de Heere eerst een arm en berooid zondaar maakt, die geen weg meer weet en geen toevlucht overhoudt, maar als een doemwaardig schepsel voor God terecht komt; dan houden alle uitvluchten van „het kan zo ook wel” op. De mens ligt van nature verloren, maar dan gaat hij verloren, en behaagt het de Heere een ontsluiting te schenken in de mogelijkheid om zalig te worden, wat wordt het voor zulk één een wonder, dat er nog een weg is. En bij nadere ontsluiting, dat de Heere Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven is, en ook de enige Troost in leven en sterven, en voor die Weg maakt de Heere plaats, en worden de zielsgenegenheden werkzaam gemaakt om Hem te leren kennen in Zijn vernederende gangen, om Zijn voetstappen te volgen door bezaaid en onbezaaid land. Zo wordt deHeere Jezus dierbaar en gepast en noodzakelijk voor het hart, en mag Hij gevolgd worden in Zijn lijdensgangen, maar ookwordenervaren, dat Hij, verhoogd zijnde, Zijn volk leert en regeert door Zijn Woord en Geest.

Buiten deze gezegende Persoon is er geen zaligheid, dus ook geen wezenlijke troost, en de weg, die de Heere met Zijn volk houdt, is naar Zijn Woord, en dat werk zal alleen kunnen bestaan in die grote dag. Dan zal al het menselijke weg vallen.

Te vragen naar de Heere en Zijn sterkte is zo betamelijk en noodzakelijk voor ons, die reizigers zijn naar dood, graf en eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit de Praktijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's