Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luister naar de preek meer dan naar het orgel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luister naar de preek meer dan naar het orgel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over orgels en organisten is in De Saambinder veelvuldig geschreven. Ds. G.H. Kersten kreeg er enkele keren een vraag over. We lezen van organisten die veertig, vijftig jaar of zelfs nog langer gediend hebben en ook werd aandacht gegeven aan de VOGG, de Vereniging van Organisten, die in 1949 werd opgericht.

‘In vele Zeeuwse en ook wel Hollandse gemeenten is geen orgel. Dat geldt niet alleen voor Gereformeerde Gemeenten, maar ook enkele Hervormde kerken zingen zonder orgel’, zo schreef ds. G.H. Kersten in De Saambinder van 9 juli 1931. Hij vervolgde: ‘Het gemis van een orgel heeft echter grote invloed op het zingen. Dat is in vele plaatsen droevig slecht. Zelfs de bekendste psalmen kan men niet uitzingen. Om dit euvel te bestrijden, bestaan hier en daar zangverenigingen, die eens per jaar onder leiding van de kerkenraad een openbare zangavond houden. Het karakter van deze zangverenigingen is geheel anders dan van de - laat het mij nu maar zeggen - hupse verenigingen, met dametjes in een licht kleed enzovoort. De zangverenigingen in de Gereformeerde Gemeenten, voorzover ik die ken, beoefenen de psalmen en enkele liederen, door de kerkenraad goedgekeurd. Ik heb zelf meermalen gecontroleerd of alles in goede orde verliep, en ik kan niet anders dan deze, zó geleide verenigingen steunen’.

Zangers en speellieden

Enkele jaren later, op 22 april 1937, schreef ds. Kersten: ‘Er zijn gemeenten waar het gezang zo plechtig geschiedt, dat ik het betreuren zou wanneer men daar een orgel in de kerk zou brengen. Er zijn plaatsen waar het orgelspel zó slecht is, dat ik wensen zou dat het orgel maar zweeg. Maar ook is het gezang zonder orgel soms dermate, dat het meer ontsticht dan stichting geeft. Men kan de eenvoudigste psalmen niet zingen zonder zó veel te zakken, dat twee, driemaal een regel een octaaf hoger wordt ingezet. In zulke plaatsen kan men schier geen orgel missen’.

In hetzelfde artikel schetst hij de weerstand die er in de tijd van de Reformatie tegen orgels bestond. ‘In het begin van de Reformatie zat men in ons land veelal met roomse organisten, die maar al te zeer een roomse orgelbediening gaven. Dat kwaad moest men uitsnijden. Men wierp liever alle orgels uit de kerken dan dit verderfelijk orgelspel toe te laten. En zo iets dergelijks weer opkwam, zouden wij niet anders mogen handelen. Daarom is ook wel te bedenken dat men niet om de muziek ter kerk komt. Het harde spelen van sommige organisten, waardoor men van het gezang schier niets meer hoort, lange voor- en tussen- en naspelen zijn niet aan te prijzen. De dienst des Woords en der sacramenten moet steeds het enige blijven waarom men ter kerke gaat en waaraan al het andere ondergeschikt is. En als men dat maar in het oog houdt, kan ik een matig gebruik van een orgel tot begeleiding van de zang niet geheel afkeuren. Men wachte zich er wel voor in kerken waar geen orgels zijn deze met geweld in te voeren en tweespalt in de kerk te verwekken. Maar dan blijft het wel eis dat men zich oefene in het zingen der psalmen. En voorts: verdraag elkander in de liefde. Luister naar de preek meer dan naar het orgel’.

Vader en zoon Van Reenen

Overigens waren er lang geleden soms organisten die niet eens lid waren en benoemd waren omdat er in de eigen gemeente niemand was die in staat was om het orgel te bespelen. Dat was in Leiden het geval. Maar toen de organist op zondag met het openbaar vervoer vanuit Den Haag naar Leiden kwam, was de maat meteen vol en kreeg hij ontslag. De man had een in onze kringen niet zo’n gangbare naam: hij heette Duck. Hij was het met het ontslag niet eens en schreef een brief met een geagiteerde toonzetting. Ds. G. van Reenen diende hem netjes van repliek. De laatste regel van de brief luidde: ‘Wij wensen den heer Duck veel geluk’.

Een zoon van ds. G. van Reenen had kennelijk ook wel wat van zijn vader als het om een bijzondere manier van uitdrukken gaat. Deze zoon, H.N. van Reenen, was organist in Den Haag en al in een vroeg stadium betrokken bij het werk van de VOGG. Later is hij ouderling geworden. Toen er eens een organist benoemd moest worden, werd zijn mening gevraagd over het orgelspel van de kandidaten. Van Reenen zei over een van hen: ‘Volgens mij weet zijn linkerhand niet wat zijn rechterhand doet’.

(wordt vervolgd)

A. Bel, Vlaardingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 2019

De Saambinder | 24 Pagina's

Luister naar de preek meer dan naar het orgel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 2019

De Saambinder | 24 Pagina's