Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gentechnologie en de gegeven aard van het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gentechnologie en de gegeven aard van het leven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Michael J. Sandel

Pleidooi tegen volmaaktheid

Een ethiek voor gentechnologie

Kampen: Ten Have 2012

115 pagina’s

ISBN 9789025900212

Waarom hebben we moeite met een doof paar dat hun doofheid als een culturele identiteit ziet en daarom via een spermadonor een doof kind krijgt? Of met een onvruchtbaar stel dat via een advertentie 50.000 dollar biedt voor een eicel van een gezonde, atletische en bovengemiddeld intelligente donor? Met deze waargebeurde voorbeelden begint Michael Sandel, gerenommeerd politiek filosoof, zijn boek over de ethiek van gentechnologie. In 2001 werd hij onverwacht lid van de toen pasgevormde President’s Counsel on Bioethics en dit boek vindt zijn oorsprong in een discussiestuk voor deze raad. Deze achtergrond draagt bij aan de kwaliteit van het boek en zorgt er mede voor dat het goed leesbaar is en geschikt voor een breed publiek; achtergrondkennis van ethiek is niet nodig.

Sandel begint met na te gaan waar het morele onbehagen met zojuist genoemde voorbeelden precies vandaan komt (hoofdstuk 1). Vindt dit onbehagen zijn oorsprong in het geschonden recht op autonomie van het kind, doordat zijn ouders zijn erfelijke eigenschappen bepalen? Nee, want ook een genetisch niet gemodificeerd kind heeft geen autonomie over zijn genetische opmaak. Bovendien hebben we ook moeite met mensen die zichzelf genetisch willen verbeteren wanneer dat hun autonome keuze is. Ook andere bezwaren zoals het schrikbeeld van tweedeling tussen een genetische verbeterde klasse mensen en een onderklasse van ‘gewone’ mensen bieden geen verklaring. Zelfs als genetische verbetering veilig, betaalbaar en voor iedereen toegankelijk zou zijn, blijft het onbehagen.

Sandels centrale these is dat het fundamentele probleem met biotechnologische verbetering ligt in het niet erkennen van de gegeven aard van het leven. Het streven à la Prometheus naar beheersing van de menselijke natuur miskent het feit dat we “onze talenten en vermogens niet zelf tot stand hebben gebracht” (29). Het respecteren van het leven als geschenk betekent dat we er niet vrijelijk over kunnen beschikken en dat het meer dan instrumentele waarde heeft. Sandel laat voor een aantal menselijke praktijken zien hoe deze fundamentele houding van respect voor de gegeven aard van het leven tegelijkertijd erkend of impliciet verondersteld én bedreigd wordt. Zijn betoog dient daarom niet gelezen te worden als een afweging van de voor- en nadelen (in engere, meer instrumentele zin) van gentechnologie. Het is vooral een pleidooi tegen het streven naar beheersing dat gentechnologie motiveert en vóór een ethiek die het menselijk leven als geschenk aanvaardt.

Sandel vervolgt zijn betoog retorisch sterk met een relatief minder geladen debat, namelijk dat over biotechnologie in de sport (hoofdstuk 2). Hij geeft een interessante normatieve analyse van sport: elke sport wordt gekarakteriseerd door een doel (een telos) en gerelateerde gaven en talenten van sporters die in de betreffende sport tot uitdrukking komen. Deze natuurlijke talenten kunnen door training, verbeterde materialen en biotechnologie zowel vervolmaakt als vervormd worden. Daarom is niet alleen biotechnologie een uitdrukking van het streven naar beheersing dat het leven niet als geschenk aanvaardt. Honkballers die via een calorierijk dieet transformeren tot “stormrammen en menselijke schilden van 180 kilo” (35) miskennen evenzeer de gegeven aard van hun sportieve talenten. Als gevolg wordt het wezen van de sport honkbal aangetast en kunnen de toeschouwers minder genieten van die natuurlijke kwaliteiten van sporters, zoals wendbaarheid en atletisch vermogen die door het spel gehuldigd dienen te worden. Op deze wijze betoogt Sandel dat de bionische atleet (met genetisch verbeterde spieren, coördinatie en uithoudingsvermogen) afbreuk doet aan het wezen van de sport.

Sandels ethiek van respect voor het leven als geschenk betekent voor het ouderschap dat ouders hun kinderen accepteren zoals ze komen en dat “ouderliefde niet afhangt van de talenten en kwaliteiten die het kind toevallig heeft” (42, hoofdstuk 3). Dit sluit het willen genezen van ziekten niet uit, omdat er een principieel verschil is tussen genezen en verbeteren. Genezen herstelt de natuurlijke functie, waar genetisch verbeteren veel verder gaat en een uitdrukking is van de wil tot controle. Dat er grensgevallen zijn doet daar niet aan af.

Sandel erkent ten volle dat ouderliefde niet alleen onvoorwaardelijke acceptatie van het kind inhoudt, maar ook het bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. Voorstanders van biotechnologische verbetering argumenteren dat er geen principieel verschil is tussen maximaal investeren in de ontwikkeling van de talenten van kinderen en biotechnologie. Waar zij concluderen dat biotechnologie dus verantwoord en misschien zelfs moreel verplicht is, draait Sandel de redenering om. In een lange aanklacht tegen het “hyperouderschap” (51) zoals dat zich in de Verenigde Staten zou verbreiden, diagnosticeert Sandel het overmatig investeren van tijd en middelen (o.a. Ritalin) in de school- en sportcarrière van kinderen als evenzeer een uiting van het streven naar beheersing van de menselijke natuur. Dit streven staat haaks op een gezonde ouder-kind relatie waarin “accepterende en transformerende ouderliefde” (46) in evenwicht zijn.

In het verlengde van het thema ouderschap bespreekt Sandel de zogenaamde oude en nieuwe eugenetica (hoofdstuk 4). De oude eugenetica (‘goed geboren’) die begin vorige eeuw opkwam, was een beweging die, met staatsteun, middels feitelijk een grotendeels onvrijwillig fokprogramma de menselijke soort wilde verbeteren. Voorstanders van de nieuwe eugenetica, waaronder vooraanstaande politiek filosofen, benadrukken dat ouders biotechnologie alleen mogen gebruiken om de vermogens van hun kinderen op zo’n manier te vergroten dat kinderen beter in staat zijn hun autonoom gekozen leven vorm te geven. Sandel maakt echter aannemelijk dat dit evenzeer tot dwang zal leiden, namelijk om via gentechnologie ‘het beste voor je kind’ te garanderen. Ook hier laat hij weer de tegenstelling zien met een houding die de gegeven aard van het leven erkent. Zijn bespreking van de kwestie of er binnen het kader van het liberalisme (als politieke filosofie) mogelijkheden zijn om biotechnologische verbetering af te wijzen is boeiend en had wel uitgebreider gemogen.

De centrale notie van respect voor de gegeven aard van het leven roept natuurlijk de vraag op of daarmee geen gever verondersteld wordt. In het slothoofdstuk gaat Sandel hier summier op in en hij stelt dat waardering van het leven als gegeven ook mogelijk is vanuit een seculier perspectief. Gezien het grote morele gewicht dat hij toekent aan deze notie is het jammer dat Sandel de vraag naar de metafysische fundering ervan onbeantwoord laat. Tegelijkertijd houdt hij zo wel zijn seculiere lezers die de ervaring van het leven als geschenk delen binnenboord. Dat er veel op het spel staat, blijkt uit de bespreking van hoe biotechnologie de belangrijke morele waarden nederigheid, verantwoordelijkheid en solidariteit ondermijnt. Het boek bevat een epiloog, waarin Sandel betoogt dat embryonaal stamcelonderzoek ten behoeve van medisch onderzoek gericht op genezen niet op gespannen voet staat met de door hem verdedigde ethiek. Hij argumenteert dat het gebruik van embryo’s ten behoeve van stamcelonderzoek geen moord is, omdat een embryo nog geen persoon is. Tegelijkertijd kunnen we niet vrij over embryo’s beschikken, er omdat andere redenen zijn voor respect dan persoon-zijn.

Wat is nu de zeggingskracht van het boek voor mensen die een fundamenteel andere attitude hebben ten opzichte van het leven? Zij kunnen Sandel toegeven dat we tot voor kort het leven weliswaar als feitelijk gegeven moesten accepteren, maar dat biotechnologie hier gelukkig verandering in brengt. Deze reële mogelijkheid laat mijns inziens precies de kracht van Sandels boek zien: het debat over biotechnologie gaat niet slechts over de voor- en nadelen ervan, maar vooral ook over de onderliggende levensbeschouwelijke vragen. Deze vragen naar onze plaats als mens in deze wereld en onze houding ten opzichte van het leven typeert Sandel als theologische vragen, welke de bio-ethiek door gentechnologie opnieuw zal moeten opnemen.

Het fundamentele en levensbeschouwelijke verschil in visie op de waardigheid van het menselijk leven betekent intussen niet dat het debat tussen voor- en tegenstanders van gentechnologie zinloos is. Sandel laat scherp zien hoe deze levensbeschouwelijke commitments doorwerken in onze menselijke praktijken. Voor zover hij er in slaagt om lezers gevoelig te maken voor wat er in die praktijken essentieel is en om hun te tonen hoe het streven naar beheersing daarmee op gespannen voet staat, geeft hij hun reden om dat streven te heroverwegen. Bovendien blijft ook het debat over de voor- en nadelen van biotechnologische verbetering in engere zin wel degelijk mogelijk. Sandel levert met deze bezinning een waardevolle bijdrage aan de ethiek van gentechnologie.

Drs. J (Jilles) Smids is promovendus techniekethiek bij de groep Philosophy and Ethics van de Technische Universiteit Eindhoven. E J.Smids@tue.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Radix | 104 Pagina's

Gentechnologie en de gegeven aard van het leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Radix | 104 Pagina's