Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerkelijke appelprocedure (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerkelijke appelprocedure (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de vorige art§ikelen is veel aandacht besteed aan de procedure die leidt tot het besluit op een appel; tegen welke besluiten kan appel worden ingesteld, waaraan moet een appel voldoen en hoe wordt een besluit op het ingediende appel voorbereid. Het wordt tijd om nu in te gaan op het appelbesluit zelf.

Rechtsregels en feiten

Rechtspreken is wat anders dan het formuleren van abstracte beginselen. Dat geldt in het gewone recht, het geldt ook in het kerkrecht. Degene die rechtspreekt moet eerst de relevante feiten vaststellen en op deze feiten de toepasselijke rechtsregels toepassen. Het resultaat daarvan is een uitspraak, die - als het goed is - recht doet in het concrete geval. Als de feiten niet juist zijn vastgesteld, kan een uitspraak klinken als een klok, juridisch zeer doorwrocht ogen, maar dan is het nog een onjuiste uitspraak. En andersom, als de feiten goed zijn vastgesteld, maar op die feiten een verkeerde rechtsregel is toegepast, is het resultaat onder de maat. Ook dan is er geen recht gedaan.

Het is belangrijk om het onderscheid tussen de feiten en het recht, de rechtsregels, steeds voor ogen te houden. Dat is vooral daarom van belang, omdat feiten zich lenen voor bewijs, rechtsregels niet. Feiten zijn voor menselijke waarneming vatbaar, je kunt ze vaststellen. Bij rechtsregels ligt dat minder duidelijk. Je kunt ze, wanneer ze zijn vastgelegd in een boek, weliswaar opzoeken en aantonen dat ze ‘bestaan’- “hier staat het” -, maar zo gemakkelijk gaat dat meestal niet. Vaak vragen rechtsregels om interpretatie, zeker wanneer ze moeten worden toegepast op een concrete situatie.

Feiten liggen, zou je kunnen zeggen, in het domein van partijen. Die ‘zijn erbij geweest’, degene die rechtspreekt niet. Hij is afhankelijk van hetgeen partijen over de feiten aanvoeren. De rechtsregel ligt daarentegen in het domein van degene die rechtspreekt. Het is zijn taak om nadat de feiten zijn vastgesteld, uit te zoeken welke rechtsregels op deze feiten van toepassing zijn en wat daarvan het resultaat is. In het kerkrecht zijn de rechtsregels de appelgronden, Schrift, belijdenis en kerkorde. Als de feiten zijn vastgesteld wordt op basis van deze rechtsregels beoordeeld of het appel gegrond is.

Bewijs

In het verlengde van wat hiervoor is geschreven, ligt het voor de hand dat de bewijslast ten aanzien van de feiten op de appellant rust (artikel 8.6 laatste volzin). Dat begrip bewijslast is niet op zijn plaats waar het de rechtsregels betreft. Die regels lenen zich, als gezegd, minder voor bewijs. Bovendien liggen ze in het domein van de kerkelijke vergadering die op het appel beslist. Van de appellant mag verwacht worden dat hij zo goed mogelijk aangeeft waarom het besluit, gelet op de relevante feiten, in strijd is met de kerkelijke rechtsregels, maar als hij bij de formulering van die rechtsregels wat over het hoofd ziet, betekent dat nog niet dat het appel om die reden ongegrond is. Van de kerkelijke vergadering mag verwacht worden, dat ze (bij uitstek) de kennis en kunde heeft om zelf het recht op de vastgestelde feiten toe te passen. Zoals in het burgerlijke recht de rechter verplicht is ambtshalve (dat wil zeggen zelfstandig en zonder dat daar door partijen om is verzocht) de rechtsgronden aan te vullen, is de kerkelijke rechter verplicht om ruimhartig te beoordelen of op basis van de vastgestelde feiten het appel slaagt, ook wanneer de appellant niet precies de goede Bijbelse onderbouwing heeft gegeven of de juiste kerkordebepaling genoemd. Wellicht vergis ik me, maar ik heb de indruk dat het aan die ruimhartigheid in het verleden wel wat ontbroken heeft en is een appel weleens ongegrond verklaard omdat appellant met zijn appelschrift niet had ‘bewezen’ dat het bestreden besluit in strijd met Schrift, belijdenis of kerkorde was. Dat ‘gebrek aan bewijs’ zat ‘m dan niet in de feiten - die stonden wel vast -, maar in de gebrekkige onderbouwing van de rechtsgronden (er waren wel gronden aangevoerd), terwijl de kerkelijke vergadering zelf er geen blijk van gaf te hebben onderzocht of die onderbouwing wel te geven was.

Een voorbeeld

Het is wellicht goed de vorige paragraaf met een voorbeeld te illustreren. Gemeentelid A komt in beroep tegen de benoeming van br. B tot ouderling, nadat B tot ouderling is verkozen. Volgens hem heeft B gestolen. De kerkenraad heeft het bezwaar van A onderzocht en ongegrond gevonden. B heeft niet gestolen. A gaat in appel bij de classis. Hij stelt dat B heeft gestolen en dat hij dat kan bewijzen. Het “hoort niet” dat zo iemand ouderling is, “dat is onbijbels”, voert A aan. De classis benoemt een commissie, die getuigen hoort. Er zijn drie getuigen die B ‘s nachts met een juten zak op zijn rug uit een woning hebben zien klimmen. Uiteindelijk geeft B voor de commissie zelf ook toe, dat hij heeft ingebroken. In deze situatie bestaat over de feiten geen verschil van mening meer. Die staan vast. Het door A gedane Schriftberoep is, minst genomen, nogal mager. Het lijkt me toch niet juist om als de door A aangevoerde feiten vaststaan het appel af te wijzen met de overweging dat A niet heeft bewezen dat het besluit in strijd is met Schrift, belijdenis en kerkorde. A heeft bewezen wat hij moest bewijzen en het is nu aan de classis om aan de hand van Schrift, belijdenis en kerkorde zelf te beoordelen of het besluit van de kerkenraad om B te benoemen wel juist is, ongeacht de door A tegen dat besluit aangevoerde rechtsregels. Als de getuigen elkaar zouden hebben tegengesproken, ligt het anders. De classis kan dan tot het oordeel komen dat niet bewezen is dat B heeft gestolen en het beroep om die reden afwijzen.

Motivering

Er is nog een reden waarom het belangrijk is dat de kerkelijke vergadering ruimhartig is in het zelfstandig onderzoeken en bespreken van rechtsregels. Die reden is gelegen in wat ik in het eerste artikel in de reeks heb omschreven als de behoefte aan ‘procedurele rechtvaardigheid’. Wanneer een appellant ongelijk krijgt omdat hij niet de goede rechtsregel heeft aangevoerd terwijl niet is onderzocht of hij, op grond van een niet door hem aangevoerde rechtsregel, materieel wel gelijk had, is dat uitermate onbevredigend voor de appellant. Die zal niet de overtuiging hebben gekregen dat hem is recht gedaan. En terecht, want er is uiteindelijk ook geen recht gedaan, doordat niet de goede rechtsregel op de feiten is toegepast. In het voorbeeld van de vorige paragraaf: als de classis het appel afwijst vanwege een onvoldoende onderbouwing van de appelgronden heeft zij niet tot op de bodem uitgezocht of B, die een inbraak heeft gepleegd en dat aanvankelijk ook heeft ontkend, wel terecht tot ouderling is benoemd.

De procedurele rechtvaardigheid brengt ook mee dat de kerkelijke vergadering zo duidelijk mogelijk motiveert. Niets is zo onbevredigend als een summiere uitspraak, waarin je ook nog eens ongelijk krijgt en waarvan je bij lezing de indruk krijgt dat jouw argumenten niet serieus zijn genomen. Zo’n uitspraak lokt een appel uit, of (misschien wel erger) leidt tot wantrouwen ten aanzien van de oprechtheid van de kerkelijke vergaderingen (‘ze dekken elkaar daar toch alleen maar’). Goed motiveren is lastig. Ik volsta met een paar aanbevelingen:

- gebruik duidelijke taal in de directe rede. (Dus: geen “overwegende dat”, “in aanmerking nemende dat”, etc.);

- gebruik een logische volgorde. Het meest logisch is om eerst de procedure te schetsen (tegen welk besluit is appel ingesteld, wanneer en hoe is het appel behandeld), dan aan te geven welke feiten vaststaan, dan de bezwaren tegen het besluit (inhoudelijk!) te behandelen, waarbij de kerkelijke vergadering een summiere onderbouwing dus mag aanvullen door op de vastgestelde feiten de kerkelijke rechtsregels toe te passen, en af te ronden met de conclusie;

- de motivering schrijf je voor degene die ongelijk krijgt. De andere partij is snel overtuigd. Het is dan ook belangrijk na te gaan waar ‘de pijn’ zit en om aan te geven waarom de beslissing desalniettemin zo uitvalt.

In veel appelbesluiten is er op het punt van de motivering nog de nodige winst te halen. Ik heb de indruk dat ze vaak formeel getoonzet zijn (vaak ook nog in de indirecte rede - de Hoge Raad is daar al decennia geleden vanaf gestapt) en ook nogal eens een weinig welwillende indruk maken; zuinig gemotiveerd, erg gespitst op wat is aangevoerd aan argumenten. In één geval kan de motivering erg kort blijven. De kerkelijke vergadering mag namelijk verwijzen naar het rapport van de commissie. Het besluit bestaat dan uit die verwijzing (artikel 8.8). Het commissierapport moet dan wel worden meegestuurd. Het gaat dan om het gehele rapport, niet alleen het feitelijk deel. Dat was al verstrekt (artikel 7.9). Uiteraard dient de kerkelijke vergadering er wel op toe te zien dat het commissierapport goed gemotiveerd is.

Nawerk

Het besluit wordt op schrift gesteld en aan beide partijen verstuurd (artikel 8.7). Op het appelbesluit zijn de algemene regels van besluiten van toepassing, die staan vermeld in artikel 3. Dat betekent dat in het appelbesluit moet worden vermeld binnen welke termijn en waar een rechtsmiddel (appel of revisie) tegen het besluit moet worden aangewend (artikel 3.3).

Partijen krijgen het verslag van de beraadslagingen van de kerkelijke vergadering ten aanzien van het appel niet (artikel 8.9). Dat is wel logisch, omdat in die beraadslagingen mogelijk verschillende opvattingen over het appel naar voren komen. Als de beslissing er eenmaal is, zijn die opvattingen niet van belang, Het is een beslissing van de gehele vergadering, niet van een aantal individuen. In het gewone recht geldt hetzelfde. Rechters spreken door hun vonnis. Aan dat vonnis kan een uitgebreide discussie in raadkamer zijn voorafgegaan. Mogelijk is met meerderheid van stemmen besloten. Partijen komen dat niet te weten - dat is het geheim van de raadkamer -, die moeten het doen met het vonnis. In het kerkelijke recht is dat niet anders.

Mr. De Hek is ouderling van de kerk te Genemuiden en heeft zitting in het deputaatschap kerkorde en kerkrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2016

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

De kerkelijke appelprocedure (5)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2016

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's