Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Onvergetelijke Dankdag te Beth-Sémes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Onvergetelijke Dankdag te Beth-Sémes

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En die van Beth-Sémes maaiden de tarweoogst in het dal, en als zij hun ogen ophieven zagen zij de ark en verblijdden zich, als zij die zagen. En de wagen kwam op de akker van Jozua, de Beth-Sémiet, en bleefdaar staande; en daar was een grote steen, en zij kloofden het hout van de wagen, en offerden de koeien de Heere ten brandoffer” (Samuel 6:13 en 14).

Rev. J. Karels, Rijssen, the Netherlands

Dankdag 2015 is aanstaande. Land en volk zijn in diep verval, kerk en Staat hebben hun weg voor God verzondigd. Veelal ligt er een grauwigheid over Sion. De dagen zijn boos, de zonde en de ongerechtigheid vermenig-vuldigen, de oordelen hangen laag. Wie merkt het op?

Ondanks dit alles is de Heere nog zo onbegrijpelijk lankmoedig geweest. Wat heeft Hij ons veel gelaten. Hij heeft nagewandeld met tijdelijke en geestelijke zegeningen. Wat is de mens, wat is in hem om hem te prijzen, dat Gij o Heere, hem gunsten wil bewijzen?

Misschien zegt ge: het achterliggende seizoen bracht me rouw. Geliefde panden zijn er niet meer. Er was moeite, leed, ziekte, werkloosheid, kruis en wat dies meer zij. ’t Is allemaal waar, geliefden, doch ... wat verdienen wij?

Lere de Heere ons dat wij slechts de eeuwige dood verdienen, dan gaat de hand op de mond. Daarmede is de moeite, rouw en zorg niet weg. In gene dele, doch de prikkel is eruit. Het wordt eigen schuld en het wordt een wonder als het nog gaat zoals het gaat. Dan zijn het de goedertierenheden des Heeren dat wij nog niet vernield zijn. Er zijn redenen te over om in de Heere alleen te eindigen. En wat het geestelijke leven betreft, zijn er die zeggen mogen dat de Heere ze het achterliggende seizoen te sterk is geworden? Of die nader geoefend mochten worden in het werk Gods? Die de onderhoudingen des Heeren mochten waarnemen, of Zijn zoete gunst en gemeenschap smaken? O, zou het ons niet in de Grote Weldoener doen eindigen? Doch wat staan we met lege handen en wat moeten we de Psalmdichter nazeggen: wat zullen we de Heere vergelden!

Geve ons de Heere om als een onwaardige ons te verlustigen in onze onverdiende weldaden. Dan wordt het een onvergetelijke dankdag. Van zulk een dankdag lezen we in onze tekstwoorden. Het is een donkere tijd in Israël. Gods oordeel drukt zwaar op het afgezonderde volle, om eigen schuld. God is met Zijn bijzondere genade geweken, want de ark die van Gods gunst getuigt is in der Filistijnen land. Ondanks dat mag Gods algmene goedheid nog worden waargenomen. God heeft uit een vervloekte aarde nog koren doen uitspruiten. In het dal van Beth-Semes ruist het rijpe koren, ruist het van de onverdiende zegeningen des Heeren. In het dal van Beth-Semes wordt het waar: de dalen zijn bekleed, met halmen die van zwaarte schudden, en Ionen ‘s landmans zweet.

In de tekst lezen wij dat door God geschonken zegeningen, de oogst mag worden verzameld. En die van Beth-Semes maaiden de tarweoogst in het dal. Doch wat ligt er een schaduw over ailes! Wat zijn tijdelijke zegeningen zonder de God van zegeningen! Het blijkt uit het verband van de tekst dat zij hier onder gebukt gaan. Op een gegeven ogenblik horen zij het loeien van koeien, want de ark komt terug uit het land der Filistijnen. De ark Staat op een wagen, getrokken door loeiende koeien Wanneer zij het loeien horen zien zij op van hun arbeid, heffen zij de ogen op. Dat is geen siecht werk, geliefden! Onze ogen kunnen zo gevestigd zijn op alles wat beneden is, doch hier lezen we van het opheffen der ogen. Zo is er ook nu nog een volk dat door genade leren mag wat het is om hoger op te zien.

En dan zien hun ogen op de ark.En dat mist zijn uit-werking niet. Zij mogen er uit opmaken dat de Heere teruggekomen is, en dat is ze ailes waard. Want al hebben ze het nog zo druk, ze houden op met de oogst-werkzaam-heden. Zij laten de sikkels vallen en verbinden zich. Dit is niet zomaar. Zij konden tot God niet komen, durfden het misschien niet meer. Maar God kon nog tot hen komen. En het geheim daarvan lag verklaard in de ark. Want op de ark lag het verzoendeksel, dat heenwees naar Christus’ volkomen Borgarbeid. De Heere kan alles nog aanzien in het bloed, want zonder bloedstorting is er geen vergeving en zonder voldoening is er geen verzoening. Wanneer de Heere het bloed ziet, zal Hij voorbijgaan!

De mensen van Beth-Semes gevoelen er wat van. Zij hebben zeker vreugde gehad bij het binnenhalen van de oogst, doch die valt in het niet bij de vreugde die zij thans hebben. David zegt in Psalm 4:” Gij hebt mij vreugde in ’t hart gegeven, meer dan in de tijd dat hunlieder koren en most vermenigvuldigd zijn.”

Wat zullen zij zich verwonderd hebben. De Heere is hunner gedachtig geweest. Onverdiende zaligheen mogen zij genieten. Geloof maar dat die opgeheven ogen niet opgeheven zijn gebleven. Zij zullen op den duur diep beschaamd naar beneden hebben gekeken. Vanwege eigen onwaardigheid en vanwege Gods onbevattelijke goeder-tierenheid. Zij zullen daar in het dal dieper gebogen hebben dan de rijpe korenhalmen.

God weg, was alles weg, maar God terug, was alles terug. Dan wordt het daar in het dal kerk in de openlucht. Het wordt daar in het dal dankdag. De wagen met de ark erop blijft staan op de akker van Jozua, de Beth-Semiet. Het hout van de wagen wordt gekloofd, de koeien worden de Heere ten brandoffer geofferd.

Het brandoffer zag op een belijdenis van zonde en schuld. Zij staan daar als schuldigen, die de dood verdiend hebben, bij de ark der behoudenis.

Zo Gij in’t recht wilt treden, en gadeslaan onze onge-rechtigheden, ach wie zal dan bestaan? Maar ervaren mag worden: doch nee, daar is vergeving altijd bij U geweest. Dies wordt Gij Heer met beving, recht kinderlijk gevreesd. O wat valt het bij die ark met daarop het verzoendeksel mee. God was hen meer waard dan de oogst. Zij waren uitgegaan om in te zamelen, doch zij eindigden om te geven. Hun juichstem geeft de Heere dank!

De dichter zingt ervan:

Ik zal het brandaltaar doen roken,
van’t edelst vee uit kooi en stal.
Zo worden vet en merg ontstoken,
bij ‘t lieflijk rijzend lofgeschal.

Dat is dankdag houden, geliefden. Als een alles-verbeurd hebbend zondaar eindigen in onverdiende goedertierenheden.

Hoe zal dankdag voor ons zijn?


The care of God engaged for you is your convoy to accompany and secure you until it sees you safely into your harbor of eternal rest.

— John Flavel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 2015

The Banner of Truth | 24 Pagina's

Een Onvergetelijke Dankdag te Beth-Sémes

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 2015

The Banner of Truth | 24 Pagina's