Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DEPRESSIVITEIT IN HET LICHT VAN DE PSALMEN*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DEPRESSIVITEIT IN HET LICHT VAN DE PSALMEN*

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

W. H. Velema

Existentiële stoffen: de Psalmen

Bij de bespreking van de verschillende preekstoffen noemt H. Jonker naast de direct-kerygmatische, de typisch-symbolische, de chokmatische stoffen, ook de antropologische stoffen 'waarin een bepaalde figuur of gestalte wordt getekend met de bedoeling dat wij onszelf op de een of andere wijze in deze gestalte zullen terugvinden', en ook de existentiële stoffen 'waarin de innerlijke expressie van de mens in zijn geestelijke worsteling tot uitdrukking komt, zodat het hart van de gemeente mederesoneert (Psalmen)'.

Het gaat in dit artikel, dat speciaal voor hem geschreven wordt ter gelegenheid van zijn terugtreden als redactielid van dit tijdschrift, niet om de homiletische kant van de zaak. We maken melding van de categorie existentiële stoffen, om aan te geven dat Jonker aparte aandacht vraagt voor met name de Psalmen, waarin de geestelijke worsteling van de mens tot uitdrukking komt. Jonker trekt de lijn door naar de gemeente van vandaag. Haar hart zal meeresoneren, als ze in prediking en pastoraat van deze worsteling getuige is.

Jonker schrijft: 'zodat het hart van de gemeente resoneert'. Het komt mij voor dat hij er geen bezwaar tegen zou hebben, als we in plaats van zodat, opdat lezen. Het doel van het lezen van de Psalmen is het mederesoneren van het hart van de gemeente. Het gevolg is een door de Geest, als Eerste Auteur van de Schrift bedoeld gevolg.

We stuiten hier op het elders in zijn boek door Jonker behandelde probleem, dat in de bijbelse prediking de volmacht van het Woord en de overtuigende kracht van de Heilige Geest samengaat met de wijze van de dialoog. We citeren enkele

zinnen om de bedoeling van Jonker duidelijk te doen uitkomen. 'De prediking vindt haar grond niet in de dialoog, maar in het geheimenis van de sprekende God, die Zich dialogisch tot de mensen wendt. Misschien zouden wij het ook zo kunnen omschrijven: God heeft in Zijn Woord het eerste en het laatste woord. Hij laat ook de mens aan het woord komen: negatief in de afwijzing, positief in de aanvaarding. De mens heeft het midden woord.'

Omdat de mens het middenwoord heeft tussen het eerste en het laatste woord, dat aan God Zelf is, menen we dat het 'zodat' ook als 'opdat' gelezen mag worden.^

0ver depressiviteit

Het gaat ons in dit artikel erom de Psalmen als existentiële stofte bezien onder het gezichtspunt van depressiviteit. We doen dat in het licht van de onderscheiding die Jonker gemaakt heeft tussen eerste en laatste woord enerzijds en middenwoord anderzijds. Dat hebben we ook uitgedrukt in de titel van dit artikel. Als we het thema depressiviteit alleen als midden(dat is als mensen)woord wilden bespreken, hadden we als titel kunnen kiezen: 'De depressieve mens (aan het woord) in de Psalmen'. Als we dat midden(mensen)woord zouden veronachtzamen, dan hadden we als titel moeten kiezen: Gegevens in de Psalmen over het verwerken van depressiviteit. De nu door ons gekozen titel 'in het licht van de Psalmen' wil aandacht vragen voor wat de depressieve mens in de Psalmen zelf zegt èn voor wat God ons door die worsteling heen te zeggen heeft.

Het lijkt ons voor de pastorale omgang met depressieve mensen belangrijk naar de Psalmen te luisteren. Zo helpen de existentiële stoffen ons bij een onderwerp uit de speciale poimeniek.

Tegen de achtergrond van het hierboven gestelde zal het duidelijk zijn, dat het ons niet gaat om een alzijdige behandeling van het onderwerp: depressies, of: om-•7 gaan met mensen met depressies. De ons ter beschikking gestelde ruimte is te beperkt dan dat we alle facetten van dat onderwerp kunnen behandelen. Het gaat ons er ook niet om een evaluatie te geven van het gemchtmakende boekje van Aleid 8 9 Schilder , noch van reacties die daarop gekomen zijn. Wellicht dat de resultaten van ons onderzoek gelegenheid bieden om enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van het betoog van mevrouw Schilder. Onze bedoeling is noch pole­misch, noch antithetisch, maar thetisch.

Wat kunnen we uit die Psalmen, waarin depressieve mensen aan het woord komen, leren voor geestelijke zorg aan depressieve mensen?

Graag willen we zeggen dat we veel gehad hebben aan het boek van D. Martyn Lloyd-Jones. Zoals de titel van zijn boek aangeeft, behandelt hij het onderwerp in zijn volle breedte. Hij betrekt hierbij ook allerlei andere gegevens uit andere Bijbelboeken. De Psalmen komen in zijn boek wel uitvoerig ter sprake. Onze bedoeling is veel beperkter. Wij tasten de Psalmen af op wat depressieve mensen daar tot uitdrukking brengen, en op wat God ons door hun liederen, die deel uit­ maken van Zijn Woord, wil leren.

Er is nog een vraag die we onder ogen moeten zien alvorens we met ons luisteren naar de Psalmen beginnen. Dat is deze: in hoeverre kan het spreken over depressies in onze tijd gelijkgesteld worden met ervaringen in de diepte of de ervaring van de afwezigheid van God waarover de psalmdichters spreken? Het opmerkelijke in de Psalmen is uiteraard dat de dichters hun depressie beleven coram Deo, voor het aangezicht van, de als afwezig ervaren. God. Zij brengen hun klacht dan ook bij Hem.

Toch mag gezegd worden dat wat we in de Psalmen aan depressieve ervaringen ontmoeten, duidelijk overeenkomst vertoont met wat in de huidige literatuur als kenmerk van depressieve stemming wordt genoemd.

W. Zijlstra ontleent aan een boek van de Amerikaanse psychiater F. Flack de

volgende vier kenmerken van een depressieve stemming:

1. Een steik verlaagd gevoel van eigenwaarde. 'Wat ben ik eigenlijk? Wat kan ik eigenlijk? De mensen moesten eens weten wie ik werkelijk ben.'

2. Overgevoeligheid. We voelen ons kwetsbaar, weerloos. Onze emoties zitten los. We huilen om niets. Of we voelen ons dof en onverschillig. Op een vreemde manier zijn we tegelijk ook weer gevoelloos: we kunnen van niets meer genieten. De mensen en dingen waar we anders echt bij betrokken zijn en belangstelling voor hebben, zeggen ons niets meer. We voelen ons verlamd en trekken ons terug op onszelf. Als de communicatie niet lukt, zal het wel weer onze schuld zijn.

3. Vermindering van geestkracht Alles wat we doen valt ons zwaar. We hebben zo weinig energie.

4. Het verborgen gaan van Perspectief. Er is geen toekomst. Het lijkt wel of we voor een blinde muur staan. Wat we zijn en doen, dient nergens toe.

Wij zouden hier aan toe willen voegen een gevoel van in de steek gelaten te zijn en door niemand begrepen te worden. Hiermee gepaard gaat dikwijls een stuk wantrouwen jegens ieder die kontakt zoekt. 'Ze begrijpen me toch niet. Ze kunnen me niet begrijpen. Ze willen me niet begrijpen.'

Met wat goede wil kan het zojuist genoemde ook bij de eerste drie punten ondergebracht worden. Wij zouden het niettemin als een apart punt willen noemen. De door mevrouw Schilder gebruikte typering 'hulpeloos' ziet zeker ook op deze ervaring.

We zijn geneigd de ervaring van een depressie te typeren met een variant op de 12 vijf nieten van Schortinghuis : Ik ben niets, ik kan niets, ik voel niets, ik heb niets, ik wil niets.

Onze conclusie is, dat wat we in de Psalmen tegenkomen zeker behoort bij het onderwerp depressiviteit. Om deze reden kunnen we de Psalmen zeker gebruiken bij pastorale hulp aan depressieve mensen.

Misschien is het goed onderscheid te maken tussen een depressie die gevolg is van een bepaalde ervaring, die plotseling optreedt, én een langer durende, diepgaande depressie, waarin zich onverwerkte ervaringen van jaren her ophopen. Wat het wezen van de zaak betreft, is er geen verschil. Er is wel verschil wat de periode van ontstaan betreft èn wat de duur van de depressie aangaat.

Tenslotte zij nog vermeld dat men in de psychiatrie drie groepen van depressies onderscheidt:

- De vitale depressies, die hun oorzaak primair vinden in de aanleg en/of in stoornissen in het hormonale evenwicht.

- De psychogene depressies, die het gevolg zijn van psychische problemen, met name van onbewuste innerlijke conflicten.

- De reactieve depressies. Zij zijn een reactie op een pijnlijke gebeurtenis. De oorzaak wordt hier gezocht in een combinatie van aanlegfactoren en van psychische problemen. De reactieve depressie wordt door Zijlstra een mengvorm ge-13noemd.

De eerste categorie heeft een bij uitstek lichamelijke oorzaak. De genezing moet dan ook langs medische weg gezocht worden.

Het verschil dat tussen de tweede en de derde categorie wordt gemaakt, lijkt ons gradueel. Iimerlijke conflicten hebben, lijkt ons, altijd te maken met ervaringen die wij opdoen in het kontakt met onze omgeving, mens en milieu. En omgekeerd, een pijnlijke gebeurtenis krijgt haar betekenis vooral door de manier waarop wij die innerlijk verwerken. Het onderscheid is wel zinvol, maar wil dan aangeven dat in het ene geval het zwaartepunt ligt bij wat van buiten tot ons komt. In het andere geval ligt het zwaartepunt bij onze innerlijke moeite met het verwerken daarvan. Men treft in de Psalmen beide accenten, en vaak in eenzelfde Psalm aan.

Wij zouden depressies vooral willen zien als een verstoring van het innerlijk evenwicht. H.R. Wijngaarden typeert de opgave van de volwassene als die van de levensaanvaarding. Hij bedoelt ermee innerlijk ja zeggen op en instemmen met. Dat is iets anders dan het veel algemener begrip aanpassen. Dat 'duidt alleen aan: een zich voegen naar, en laat in het midden of dit zich voegen bewust of onbewust, gewild of gedwongen is'. Deze aanvaarding wordt in de volgende vier punten geconcretiseerd: de aanvaarding van zichzelf, de aanvaarding van de anderen (medemens en gemeenschap) en van de ander (liefde en huwelijk), de aanvaarding van een zin van het leven. Wijngaarden besluit de bespreking van deze vier punten met de opmerking dat de volwassenheid een extravert, de rijpheid een introvert accent heeft.

Depressie betekent een verstoring van de innerlijke harmonie, van de shaloom, hier vooral opgevat als de heelheid van ons psychisch leven in al zijn verschillende relaties.

Een depressief mens heeft het gevoel verscheurd en verlamd te zijn. Hij heeft geen greep meer op de dingen en hij ziet de samenhang tussen de dingen niet meer. Het leven valt in brokstukken uiteen. Een depressief mens is - om het wat scherp te zeggen - geestelijk in staat van ontbinding. Dat maakt de depressie voor een mens zo levensbedreigend.

De woorden die we hierboven als typering gebruikten, hebben alles te maken met wat de Bijbel zonde noemt. De zonde doet ons het doel missen. Zij verscheurt de samenhang en ontrooft ons de echte vrede. Depressie zouden we kunnen typeren als de in de gevoelservaring geprojecteerde gebrokenheid van het leven, zonder dat we hier altijd direct aan een bepaalde zonde als oorzaak moeten denken.

Psalm 142 - een dichter in depressie

Als voorbeeld van een Psalm waarin de dichter een depressie doormaakt noemen we Psalm 142. Enkele kenmerkende trekken die we hierboven vermeldden, zijn ook hier te vinden.

- De dichter is in de spelonk; hij voelt zich een gevangene (vs. 8).

- Zijn geest is in hem overstelpt (vs. 4). Hij is vol van zijn moeite en hij is verlamd.

- Hij weet zich bedreigd. Let vooral op de verborgenheid van de strik, die zijn tegenstanders hebben gezet (vs. 4).

- Hij heeft geen helper. In Israël is de rechterhand de kant waarvan hulp moet komen en mag verwacht worden. Juist daar is er niemand die hem kent. Dat betekent in de pregnante zin van het woord niemand, die het voor hem opneemt, niemand die hem kent en zijn kant kiest (vs. 5). Niemand zorgt voor hem.

- Er is geen perspectief. Hij loopt vast, doordat zijn weg doodloopt. Er is geen ontvlieden (vs. 5). Hij is radicaal en reddeloos verloren.

Het mag opmerkelijk genoemd worden, dat een depressie zo levensecht in deze Psalm wordt beschreven.

We zien er van af om deze tekening ook in andere Psalmen aan te wijzen. We komen op die andere Psalmen terug, als we erop wijzen, dat dit de ene kant is van de doorleefde depressie. Er moet nog iets bij. Dat is de klacht die de dichters uiten.

Klagen tot God

Het is evenzeer opmerkelijk hoe dikwijls in allerlei variaties van het verwoorden van de klacht inelding wordt gemaakt. In de zojuist genoemde Psalm lezen we: De riep met mijn stem; ik smeekte; De stortte mijn klacht uit; ik gaf te kennen mijn benauwdheid' (142 : 2, 3). In vier verschillende werkwoorden zegt de dichter dat hij roept en schreeuwt!

Hij doet dat tot de HEERE. Hij doet dat voor Zijn aangezicht. De dichter gaat er mee tot God. Het feit dat hij naar de HEERE gaat, tempert of beperkt zijn klacht niet. Deze wordt er eerder door geïntensiveerd.

We herinneren aan 42 : 10: De zal zeggen tot God: ijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? ' Dat zijn tegenstanders opmerken en zeggen: Waar is uw God? ' ervaart hij als een doodsteek. Hij betrekt de HEERE bij die dolksteek. Immers, als de HEERE helpend aanwezig zou zijn, was zijn vijanden het wapen uit handen geslagen.

Ook in andere Psalmen treffen we de klacht aan over het zich door God verlaten weten. De dichters gebruiken in hun vragen woorden - die wij nauwelijks geoorloofd achten: Waarom verstoot Gij mij? ' (43 : 2). En dan vooral de plastische uitdrukkingen, waarin gesuggereerd wordt dat Gods goedertierenheid ophoudt; en dat de HEERE Zijn belofte niet nakomt; zelfs dat God vergeet genadig te zijn, en dat Zijn barmhartigheden opgesloten worden achter de deur van Gods toom (77:8-10).

Het meest ver gaand is wel, dat een dichter zegt tegen de HEERE: Waak op, waarom zoudt Gij slapen? ' De HEERE stond op het punt in slaap te vallen, of was al in slaap gevaUen (44 : 24). Dit beeld gebruikt Elia om met de afgoden van de 17 Baölpriesters de spot te drijven.

Hier wordt het in alle ernst in verband met Israels God gebruikt.De dichter spreekt Hem er direct op aan.

We willen niet nalaten te citeren wat Calvijn in verband met dit vers opmerkt: 'Indien iemand meent, dat het gebed, een zo heilige zaak, op deze wijze verontreinigd wordt, dat een verkeerde vleselijke voorstelling daarmee gepaard gaat, dan stem ik dat wel toe, maar wanneer wij een vrijheid gebruiken, welke de HEERE toestaat, laten wij dan bedenken dat Zijn goedertierenheid ons deze ondeugden kwijtscheldt, opdat zij onze gebeden niet bezoedelen'. Dit is een wat ingewik­ 18

maar de HEERE verdraagt het in Zijn goedertierenheid; niet omdat een mens het recht heeft om zo tegen God in te gaan en - met eerbied gesproken - te keer te gaan. We kunnen alleen zeggen: God verdraagt het, dat een mens in depressie zo tot Hem spreekt.

Het eerste wat we vaststellen is: dat mensen in depressies hun klachten bij God brengen. Op beide moet het accent vallen: op hun klachten, hun vragen en waaroms, èn op het feit dat zij ze bij God brengen.

Dit lijkt ons een belangrijk stukje onderwijs over het omgaan met depressies in de Psalmen. B.J. Oosterhoff heeft er op gewezen, dat oudtestamentische vromen niet maar hebben geworsteld met het probleem van de afwezigheid Gods, maar 19 ten diepste met de afwezige God Zelf. De paradox is dat zij in het geloof toch 20 Steeds aan God hebben vastgehouden. In eigen woorden samenvattend zouden we wiUen zeggen: Zij worstelen met de afwezige God om Zijn aanwezigheid.

In gesprek met zichzelf

Dan is er een tweede. De dichters zijn ook in gesprek met zichzelf. 'Wat buigt gij u neder, o mijn ziel en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts' 42 : 6. Datzelfde komen we tegen in VS. 12. Lloyd-Jones wijst op het verschil tussen vers 6 'Zijns aangezichts' en vers 12 'mijns aangezichts'. Hij leest er in dat als de dichter Gods aangezicht ziet, zijn eigen aanbhk er ook op vooruit gaat. De verlossing is hem van het aangezicht af te lezen." Wij zouden willen zeggen, er is de voortgang naar de persoonlijke beleving. De dichter zal delen in wat van Gods aangezicht als hulp en kracht afstraalt.-^^

We treffen dat zichzelf toespreken van de dichter ook aan in Psalm 103 : 1, 2 en 22: Loof de HEERE, mijn ziel'.

Dit gesprek met zichzelf is een gezonde manier van met jezelf bezig zijn. De dichters pakken zichzelf aan. Het is een manier van jezelf vermanen en jezelf vermannen. Depressieve mensen zijn veel met zichzelf bezig en draaien dan in een kringetje rond. Dat is een ongezonde manier van met jezelf bezig zijn. Deze dichters zijn met zichzelf bezig, als zij zichzelf toespreken. Zij pakken zichzelf op een heel gezonde manier aan, doordat zij het kringetje openbreken - naar God toe.

Ook dit lijkt ons een belangrijke les die we uit de Psalmen met het oog op depressies kunnen trekken.

Het belijden van Gods naam en Zijn deugden

Dan is er een derde. We komen dat op het spoor via het zichzelf aanpakken. Dat is de verwijzing naar God, naar Zijn daden in het verleden, naar Zijn Zelfopenbaring. In 142 : 6 zegt de dichter, terwijl er zelfs van de rechterkant geen hulp daagt: Tot U riep ik, o HEERE, ik zeide: ij zijt mijn Toevlucht, mijn deel in het land der levenden'. Men kent de achtergrond van het beeld, mijn deel: e toewij-23 zing van het land door loting.

De dichter doet een beroep op de toezegging van God. Datzelfde treffen we aan in 77 : 12: Ik zal de daden des HEEREN gedenken'. Opmerkelijk dat in dat vers de dichter overgaat van het in de derde persoon spreken over God, tot het in de tweede persoon spreken tot God. Met deze overgang verandert de toon in de Psalm. Zelfs de wateren worden erbij betrokken: ij zagen U, o God; zij beefden (vs. 17).

Nog een andere Psalm waarin de verwijzing naar Gods deugden het kernpunt is, treffen we aan in 13 : 6: Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid'.

Dit willen we noemen het hopen op God door Zijn naam. Zijn deugden en Zijn werken te belijden!

Dit is een manier van vruchtbaar omgaan met het verleden. De dichters zoeken geen houvast in hun ervaringen, maar in God die Zich laat ervaren. Met andere woorden: hun ervaring is niet de grond voor hun verwachting. Op God, Wiens kracht, hulp, trouw en liefde ze hebben ervaren, vallen ze terug.

Een prachtig voorbeeld van zulk een geestelijk productief omgaan met ervaringen is het laatste vers van Psalm 138. Het is een lied uit benauwdheid geboren en van vertrouwen voor de toekomst doortrokken. Het beroep op het verleden is daarom in depressies niet vruchteloos, omdat het niet op de eigen ervaring in het verleden rust. Die ervaring zal juist in tijden van depressie toegesloten zijn. Ze is verleden tijd en je kunt er niet bij. Het is een beroep op de God van het verleden, om Zich in het heden Dezelfde te betonen! Als wij geen toegang tot het verleden 24 hebben - dat is juist de depressiviteit - dan heeft God wel toegang tot ons heden.

De herhaling

We wijzen op nog een element dat we steeds weer in de Psalmen aantreffen. Dat is dat van de herhaling. Het refrein uit 42 : 6, 12 en 43 : 5 kwam al ter sprake. Men lette erop dat juist na zo'n refrein als belijdenis van verwachting en hoop, de nood opnieuw de kop opsteekt. Men zou denken: e dichter is er bovenuit. En dan begint het opnieuw. Na de belijdenis van het geloof verschijnt weer de klacht. Datzelfde treffen we ook aan in Psalm 44 vers 8 en 9: Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders en Gij maakt onze haters beschaamd. In U roemen wij de ganse dag'. Dan volgt vers 10: Maar nu hebt Gij ons verstoten'.

Men zie ook Psalm 102. Na de klacht in 4-12 komt de verwachting van de verlossing in 13-23. In dit laatste vers komen zelfs de heidenen binnen de gezichtskring van de dichter. En dan toch weer in vs. 24 de klacht: 'Hij heeft mijn kracht op de weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort'.

Deze herhaling is niet hetzelfde als in een kringetje ronddraaien. Het is een oefening in de omgang met God. Hier treffen we de zegenrijke worsteling aan met God, met de omstandigheden en met zichzelf. We zullen bij depressieve mensen het geduld niet mogen verliezen, als ze er niet in één keer doorheen komen. De herhaling blijkt in de Psalmen onderdeel te zijn van de oefening. Zij werkt zegenrijk.

Perspectief

Wat verder opvalt is het perspectief dat zich steeds weer, vaak pas aan het eind van de Psalm voordoet. Bijvoorbeeld 142 : 8: De rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben'. Men lette op de opvallende parallellen in het slot van 44: lapen en verstoten hebben als pendant: pwaken en ontwaken (vs. 24). De pendant van het aangezicht verbergen en vergeten is opstaan ter hulp en verlossen (vs. 25, 27). Psalm 77 : 21 sluit, terugblikkend op het verleden, met het beeld van Mozes en Aöron die, als herders in Gods hand, de kudde mochten leiden. Dat is de boodschap van de Psalm voor de toekomst. Ten overvloede wijzen we ook nog op het slot van 73: ij leiden en in heerlijkheid opnemen, na zoveel worsteling met God en met zichzelf; ook op het slot van 90: w werk aan uw knechten gezien worden, en het werk van onze handen bevestigen.

Door het belijden van Gods naam en van Zijn werk is er perspectief. Het wil ons voorkomen, dat deze gegevens in het pastoraat aan depressieve mensen een plaats moeten krijgen. Wij behoeven niet te blijven staan bij gegevens uit de psychiatrie, waaraan we hierboven enkele dingen hebben ontleend.

Niet aanspreekbaar?

Met het Woord van God hebben wij iets eigens te bieden. Dat is de praktische verwerking van deze gegevens uit de Psalmen. Er zullen mensen zijn, die voor

onze waarneming niet aanspreekbaar zijn op een bijbelwoord. Zouden we dan nalaten uit de Bijbel te lezen en met hen te bidden? Onlangs hoorden we van een pastor die lange tijd een depressieve vrouw had bezocht. Trouw had hij met haar gelezen en gebeden. Toen zij door de depressie heen was vertelde ze hem, dat ze niet had kunnen zeggen, wat dit trouwe pastorale bezoek voor haar betekende. Pas achteraf kon ze het onder woorden brengen. Onwillekeurig moesten we toen denken aan de vergelijking met een coma-patiënt. Weten wij wat hij of zij opvangt van gesprekken en gebeden? Voor onze waarneming is er geen contact. Wil dat zeggen dat de ander niets opvangt? Opnieuw het bericht van een pastor. Zijn gemeentelid uit een coma bijgekomen vroeg hem, bijna verwijtend: waarom bent u op een bepaald moment opgehouden met bijbellezen en bidden? Zij had het wel degelijk opgemerkt.

Depressie en coma zijn geheel verschillend. Pastoraal gezien mag er de overeenkomst zijn, dat we in beide situaties de Bijbel open (blijven) doen en bidden.

Voorbede

Het is uitermate belangrijk dat we om depressieve mensen heen een keten v£in voorbede aanbrengen - mensen die op zich nemen in liefdevolle bewogenheid en volhardende trouw voor hen te bidden, naar het voorbeeld van de Psalmen. Wat een voorrecht dat we als perspectief altijd mogen aanwijzen, dat God wil horen en helpen. De kern van het gebed, ook van de voorbede, met mensen in depressie, is de worsteling met de afwezige God om Zijn aanwezigheid. Die het leven heel maakt. Die vrede brengt, shaloom.

Schuld en schuldbesef

Het is nodig ook het punt van schuld en schuldbesef aan de orde te stellen. Bij depressies is het schuldgevoel soms heel sterk. Er zijn er die de nadruk op menselijke schuld zelfs zien als een oorzaak van depressies.

Ook op dit punt kunnen we iets uit de Psalmen leren. Oosterhoff wijst erop, dat een enkele maal de zonde gezien wordt als oorzaak van Gods afwezigheid. 'God kan Zich terugtrekken en de mens overlaten aan zijn dwaasheid, aan zijn onmacht, aan verwarring en vernietiging. En dan ligt de schuld daarvan niet bij God, maar bij de mens, in diens zonde en afval. God kan Zich terugtrekken om de mens verbijsterd te doen staan bij datgene waartoe de zonde en satanische machten hem kunnen brengen. Het O.T. leert ons dat God dat doet opdat de mens tot inkeer ko-25 men zal. In Gods gerichten blijft nog Gods genade aanwezig.'

Het wil ons voorkomen dat deze zinnen, die de conclusie vormen van de behandeling van verschillende teksten, ook voor de pastorale zorg aan depressieve

mensen belangrijke aanwijzingen bevatten. Er zijn depressies die gevolg zijn van schuld, soms van onbeleden schuld. 'Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag. Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten' (32 : 3, 4).

Er zijn ook depressies die niet direct op bedreven zonden teruggaan, maar wel duidelijk maken dat de mens zijn situatie niet gelovig en vertrouwend verwerkt. Lloyd-Jones somt een aantal oorzaken van depressiviteit op. Hij wijst op de duivel, die direct of indirect met elke vorm van depressiviteit te maken heeft. De duivel maakt gebruik van ons temperament of van onze lichamelijke gesteldheid. Dan volgt de zin: 'De uiteindelijke oorzaak van alle geestelijke depressiviteit is ongeloof'.

Het wil ons voorkomen dat depressie samenhangt met een niet geestelijk, niet gelovig verwerken van de dingen om ons heen en in ons eigen hart. In depressiviteit steekt inderdaad schuld, zonder dat men het omgekeerde kan zeggen, dat schuldbesef of schuldig zijn, de oorzaak van depressiviteit is.

Er valt bovendien te wijzen op het verschil in schuldbesef. Ds. A. Elshout heeft verslag gedaan van gesprekken met depressieve patiënten in een kliniek van het Amerikaanse leger. 'In die heel grote inrichting werd ook door iedere patiënt over schuld en schuldgevoelens gepraat, maar ik heb er niet eenmaal horen praten over schuld bij God en over schuldgevoelens verwekt door prediking van wie dan ook 27 en in welke kerk dan ook.'

Wie de Psalmen doorleest wordt getroffen door de herhaalde vraag: God, wees 28 mij genadig. In de bede om genade ligt schuldbelijdenis opgesloten. We treffen die bede ook aan in Psalmen waarin de dichter in nood verkeert, zonder dat een bepaalde zonde daarvan de oorzaak is. Men zie vooral 25 en lette op de tegenstelling tussen vers 6 en 7: 'Gedenk Uwer barmhartigheden' en: 'gedenk niet de zonden mijner jonkheid'. In de situatie van nood wordt de dichter aan zijn zonden herinnerd en bidt hij om vergeving.

Depressiviteit hoeft niet in een bepaalde zonde haar oorzaak te vinden, maar kan wel herinneren aan de zondigheid van ons bestaan.

Het is goed om in zulke dagen te bidden om genade, die bestaat in het herstel

van of het bewaren van de band met God, èn in de daadwerkelijke uitredding uit de moeilijkheden, het teboven komen van de moeiten en er geestelijk weer tegenop kuimen! De bede om genade in de Psalmen omvat deze beide aspecten: door God te worden vastgehouden en door God door de moeilijkheden te worden heen geholpen.

Drs. A. de Reuver heeft zich intensief beziggehouden met de boete en verootmoediging van het geloof, volgens Calvijns Psalmencommentaar. De Reuver bespreekt de aanvechtingen en beproevingen, die de psalmdichters meemaken. Calvijn 'legt daarop alle nadruk, dat wij door de beproevingen meer en meer ver-29 zekerd raken van Gods welwillende bevrijdingsmacht'. De Reuver spreekt over de reliëfwerking van Gods hulp: 'deze staat voortdurend tegen de diep-donkere 30 achtergrond van onze hulpeloosheid'.

Het is goed de schamelheid van onze kracht en de ernst en de diepte van onze schuld te bedenken. Beide komen we tegen in de Psalmen, juist daar waar gesmeekt wordt: Wees mij genadig.

We komen even terug op de titel van het boekje van mevrouw Schilder: Hulpeloos, maar schuldig. Het 'maar' in deze titel wijst op een door haar geponeerde tegenstelling. Zou wie hulpeloos is, niet schuldig kunnen zijn? De Psalmen laten het omgekeerde van de titel zien: schuldig en daarin tegelijk hulpeloos. Het geweldige van de Psalmen is dat het schuldvraagstuk niet verdrongen wordt, metar juist aan de orde komt. De beproevingen, de aanvechtingen zijn tegelijk kastijding en loutering om God te zoeken. De worsteling staat onder het voorteken van Gods daden, van Gods beloften. Daarom is er perspectief. Dat is wat een depressief mens dringend nodig heeft.

De Psalmen laten ons zien dat het evangelie juist een remedie is in en tegen depressiviteit. Het evangelie dat de schuld niet verzwijgt, maar wel de weg van de vergeving wijst. Waar alleen de wet gepredikt wordt, kan een mens tot wanhoop vervallen. Daar zou een mens depressief van worden.

'Ontdek mijn ogen'

We sluiten af met verwijzing naar de dichter van Psalm 119. Deze Psalm is gedicht temidden van mensen, zelfs overheidspersonen, die de wet van God niet eer-31 biedigden. De dichter heeft de druk van vervolging als heilzaam ervaren (vs. 67-71). Hij laat weten dat hij zelf het spoor bijster is geweest (vs. 176). Een kemmoment in deze Psalm is vers 18: 'Ontdek mijn ogen dat ik aanschouw de wonde-

32 ren van Uw wet'. Uit deze bede spreekt ootmoed, verlangen en verwachting.

De dichter is zeker van Gods woorden en wetten. Hij heeft nodig dat zijn ogen ervoor geopend worden. De bedekking moet worden weggenomen. Daarnaar verlangt hij. Hij verwacht ook dat de HEERE hem de wonderen van Zijn heil, van Zijn verbond zal laten zien. Dit gebed is nodig voor ieder mens - voor een mens in depressie, voor een pastor en een broeder of zuster, die aan zulk een mens pastorale zorg heeft te besteden.


* In een enigszins andere versie is de inhoud van dit artikel voorgedragen op een Predikantenconferentie, 6 september 1988 te Burgh-Haamstede.

' H. Jonker, En toch preken, Nijkerk 1973, 137.

Jonker, a.w., 52.

Men lette erop dat bij de boven weergegeven omschrijving van antropologische stoffen wordt gesproken over 'met de bedoeling'. We mogen hiervoor ook lezen: opdat.

Men zie over dit onderwerp mijn artikel: 'Preken over Psalmen', in: Theologia Reformata, 31 (1987), 217-230. Drs. G. Kwakkel is in een lustrumrede 'Woord en antwoord. Gedachten over het preken over psalmen', gehouden voor FQI op 1 september 1988 te Kampen, op het zojuist genoemde artikel ingegaan. Zijn rede is mij welwillend ter beschtkking gesteld. In een nog te verschijnen artikel over 'De Psalmen in de prediking' hoop ik op zijn betoog te reageren.

Men kan overigens bij de indeling van de verschillende stoffen door Jonker wel de vraag stellen of hij steeds hetzelfde principium divisionis hanteert. Dit laten we verder buiten bespreking.

We gebruikten het woord speciale poimeniek. W. Zijlstra schreef een opstel over 'Pastoraat aan neurotische mensen' in het kader van hoofdstuk 9 'Speciale categorieën van pastoraat', in: . Faber (red.). Handboek Pastoraat. Pastorale perspectieven in een veranderende samenleving. Deventer, Amersfoort, z.j. Het artikel van Zijlstra is te vinden in:9. Zijl. 1/20. F.H. Vonk schreef een artikel 'Pastorale zorg aan hen die lijden aan depressiviteit' in: astorale zorg aan psychisch gestoorden (Praktisch Theologische Handboekjes, no. 29), 's-Gravenhage 1968, 83-120. In beide artikelen vindt men verwijzingen naar verdere literatuur.

n 'Omgaan met depressieve mensen' is de titel van deel 18 van de door de Raad voor de Herderlijke Zorg van de Nederlandse Hervormde Kerk uitgegeven serie 'Handreiking voor het pastoraat'. Het stuk is geschreven door W. Zijlstra. Het is beperkter van inhoud dan het in noot 6 genoemde artikel. Inhoudelijk is er grote overeenkomst. Dit artikel wordt verder geciteerd als Omgaan.

A. Schilder, Hulpeloos, maar schuldig. Het verband tussen een gereformeerde par en depressie. Kampen 1987.

Behalve tal van artikelen in tijdschriften en weekbladen ook A.A. Spijkerboer, Gereformeerd of knettergek. Kampen 1987.

D. Martyn Lloyd-Jones, Oorzaken en genezing van geestelijke depressiviteit, Utre 1988. Blijkens de voorin vermelde gegevens zijn er in het Engels sinds 1965 in twintig jaar negen drukken van dit boek verschenen.

Zijlstra, Omgaan, 4. Moet 'verborgen' misschien zijn 'verloren'?

Men zie hiervoor M.J.A. de Vrijer, Schortinghuis en zijn analogieën, Amsterdam 1942, 103. De term komt op blz. 349 van Het Innige Christendom voor. De Vrijer wijst erop dat de vijf nieten er reeds waren op de eerste bladzijde en er blijven tot de laatste bladzijde.

13 Zijlstra, Omgaan, 5.

H.R. Wijngaarden, Hoofdproblemen der volwassenheid, Utrecht 1952, tweede herziene druk, 74, noot 34.

H.R. Wijngaarden, a.w., 74v. Deze beide accenten vertonen overeenkomst met de accenten die hierboven in de tekst gelegd worden.

Men zie voor de historische achtergrond 1 Samuël 22:1. Bij verwijzingen naar de Psalmen wordt in de tekst niet steeds het woord Psalm gebruikt.

17 Men zie 1 Koningen 18 : 27. In Psalm 121 : 4 wordt het tegenovergestelde van God ge­zegd: e Bewaarder van Israël sluimert noch slaapt.

J. Calvijn, Het boek der Psalmen verklaard, vertaling van J. Boer Knottnerus, uitgave Groot-Goudriaan, 1970% 1, 582.

B.J. Oosteriioff, De afwezigheid Gods in het Oude Testament, Kampen 1971, gaat in op vrijwel alle gegevens uit het O.T. waar over de afwezigheid van God gesproken wordt. De in de tekst bedoelde passage vindt men op blz. 35.

^^ Oosterhoff, a.w., 38.

21 Lloyd-Jones, a.w., 13.

22 Oosterhoff, a.w., 27, noot 42 ziet in de herhaling van het refrein in 43 : 5 een bewijs dat 42 en 43 oorspronkelijk één psalm geweest zijn.

Zie hiervoor 16 : 5 en mijn bij Kok verschijnend boek: egen ten leven. Bijbelwoorden voor de praktijk van elke dag, hoofdstuk 7 en 9.

In mijn bij De Groot-Goudriaan verschijnend boekje Aan Christus gelijkvormig ben ik ingegaan op de teksten uit Paulus' brieven 'Met Christus gestorven en opgewekt'. Ik heb getracht te laten zien dat aan deze teksten een heilsordelijke kant zit, zonder van het erin vermelde heilsfeit iets af te doen. In dit verband is ook belangrijk de onderscheiding die J. van Genderen, Geloofskennis en geloofsverwachting. Kampen 1982, 23 vv. bij Calvijn aantreft: de kennis van het geloof en de kennis van de ervaring.

25 Oosterhoff, a.w., 31-34, citaat op 34.

Lloyd-Jones, a.w., 18. Hij herinnert met name aan de jicht waarvan Spurgeon te lijden had. Men zie hiervoor ook CA. van der Sluijs, Charles Haddon Spurgeon. Een Baptist tussen Hypercalvinisme en Modernisme, Kampen 1987, 256 v.

A. Elshout, Een helpende hand, Rotterdam 1978, 63. Op deze bladzijde herinnert de schrijver reeds aan bezwaren die zijn ingebracht tegen de opvatting van dr. Van Scheyen, over het vaker voorkomen van depressiviteit en zelfmoordgevallen in 'onze kring' dan in andere kringen. Het is opmerkelijk dat dit boek ontbreekt in de literatuurlijst van mevrouw Schilder.

^^ Zie Psalm 4:2; 6:3; 9:14; 25:16; 26:11; 27:7; 30:11; 31:10; 41 : 5 en 11; 51 : 3; 56 : 2; 57 : 2; 86 : 3 en 16; 119 : 58 en 132.

A. de Reuver, Belofte, boete, ballingschap. Drie thema's bij Calvijn, Dordrecht 1978, 63.

De Reuver, a.w., 61.

31 Zie over deze Psalm M.R. van den Berg, Luisteren naar Psalmen, Amsterdam 1988, 117-122.

Zie over deze tekst hoofdstuk 1 van mijn in noot 23 genoemd boek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

Theologia Reformata | 170 Pagina's

DEPRESSIVITEIT IN HET LICHT VAN DE PSALMEN*

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

Theologia Reformata | 170 Pagina's