Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gouden zekerheid van het geloof (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gouden zekerheid van het geloof (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORAAL

"Meum... nostrum..."

^^^^t komt aan op het "mijnen." Heel mooi ^-^ zegt Luther: "Het merg van het Evangelie ligt in de bezittelijke voornaamwoordjes "mijn" en "onze", "meum" en "nostrum". Maar diezelfde Luther wist ook dat wij veel moeite hebben om die bezitteUjke voornaamwoordjes te gebruiken. Toch komt het op dat "mijnen" aan. Naar aanleiding van Psalm 23, de HEERE is mijn Herder, zegt Augustinus.- "Neem dat woordje 'mijn' weg en u neemt God van mij weg." En in het dagboekje van Erskine lezen we een heel vertederende ontboezeming: "O", zegt hij, "dat woordje 'mijn', welk een lieflijk woordje toch..." En even verder: "O, HEERE, houd mij bij die woorden 'mijn Heere en mijn God', en laat mij die door ongeloof nooit opgeven. " Het zwakste geloof is dus altijd mijnend. Maar hoewel alle gelovigen zeker zijn van Christus, zijn niet alle gelovigen even krachtig verzekerd van hun aandeel in Hem. We zijn verzekerd naar de mate van het geloof, zegt Dordt. Hetzelfde kom je later ook nog bij Van der Groe tegen. Evenwel kun je geloof en zekerheid naar de opvatting van de reformatoren niet scheiden. Voor hen geldt, dat de zekerheid tot het wezen van het geloof behoort. De reformatie heeft echter nooit bedoeld om de zekerheid als een nieuwe wet op te leggen. Zekerheid is juist de bevrijdende werkeHjkheid van het geloof.

Later zijn verschillende puriteinen en nadere reformatoren de zekerheid als een vrucht van het geloof gaan beschouwen. We denken aan mannen als Richard Sibbes, John Preston, Thomas Goodwin en in ons land aan ondermeer Alexander Comrie en Wilhehnus a Brakel. Bij Thomas Goodwin krijgt geloofszekerheid zelfs iets van een mystiek-bevindeUjk karakter, zoals dat ook het geval is bij Witsius en Philpot. Het gemaakte onderscheid tussen geloof en zekerheid werd gedaan vanuit pastorale overwegingen. Men merkte dat niet iedere gelovige zich werkelijk verzekerd weest van zijn geloof. De ambtsdragers komen zulke mensen nog steeds tegen, bij wie het zonneklaar is, wie de hefde van hun hart heeft, maar die voor zichzelf niet met overtuiging durven belijden een verloste te zijn door het bloed van Jezus Christus. Om nu deze mensen er niet buiten te zetten, brachten latere theologen onderscheid aan tussen geloof en zekerheid. Hoewel zeker goed bedoeld, zien we hierdoor toch accentsverschuivingen optreden. Langzamerhand verschuift de bUk van Christus naar de christen en komt een kenmerkenleer op.

Een gouden vondst

In Schotland werd de herontdekking van het bekende werkje van Edward Fisher, de lekentheoloog uit Londen, "merg van bet Evangelie", voor velen een grote zegen. Dankzij dit boekje gingen diverse predikanten zien, dat het zoeken naar kenmerken bij zichzelf niet van wettische smetten vrij gebleven was.

In 1725 gaf Ebener Erskine een aantal preken uit, die gingen over de zekerheid van het geloof. Al spoedig waren deze heldere uiteenzettingen ook in ons land beschikbaar.

Erskine benadrukt daarin weer het oude Reformatorische standpunt. Wezenhjk is voor hem een overtuiging, die uiüoopt op een persoonhjke toeëigening en zekerheid. Geloof en zekerheid zijn ook voor hem tweehngen.

In navolging van Calvijn zegt ook Erskine dat de zekerheid net zo min van het geloof te scheiden is als het licht van de zon. Wie hier wel gaat scheiden valt terug in de Roomskathoheke leer, vol van onzekerheden, evenals dat het geval is in het Remonstrantisme.

Het concilie van Trente noemde de geloofszekerheid zelfs een ijdel en goddeloos stuk, ja een ketterij. En de remonstranten hebben op de Dordtse Synode (1618/19) gezegd, dat er "in dit leven geen vrucht en geen gevoel is ter heerlijkheid; ook geen zekerheid, dan die hangt aan een veranderlijke en onzekere voorwaarde..." (Verwerping der dwahngen I, 7) (wordt vervolgd)

Nieuw-Lekkerland

J. Belder

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De gouden zekerheid van het geloof (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's