Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liefde in de war

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liefde in de war

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ad Verbrugge
Staat van verwarring
Het offer van liefde
Amsterdam: Boom 2013
240 pagina’s
ISBN 9789461057013

Sinds de publicatie van het populaire Tijd van onbehagen (2004) geldt Ad Verbrugge als prominent duider van de hedendaagse cultuur. Zijn houding kan als conservatief beschreven worden, vooral vanwege zijn nadruk op het belang van overgeleverde samenlevingsvormen en persoonlijke deugden. In Staat van verwarring: het offer van liefde vinden we deze thema’s terug. Dit is het eerste deel van een tweeluik Staat van verwarring (p. 9) en concentreert zich op romantische liefde en de gemeenschapsstichtende rol die deze heeft. Het vervolgdeel moet gaan over “de wijze waarop wij het menselijk leven vormgeven in verhouding tot de aarde, de medemens en ons eigen lichaam” (14, cursief in orig.).
In Het offer van liefde betoogt Verbrugge kort gezegd dat liefde ons, gedesintegreerde mensen, kan helen. Maar als we niet oppassen geven we de liefde juist prijs aan onze desintegratie. Zoals deze beschrijving al laat vermoeden, heeft dit boek een analyserend en een aansporend karakter. Dat laatste is onderdeel van een bredere ‘existentiële’ dimensie van het boek, zoals de achterflap het noemt. Verbrugge schrijft op zijn laatste pagina: “De ervaring van die samenhang [tussen lichaam, ziel en geest] in het erotische leven vormde een belangrijke drijfveer voor het schrijven van Het offer van liefde” (250).
Achtergrond van Verbrugge’s analyses van huidige cultuurproblemen, vormende westerse theorieën en teksten, en van het fenomeen van de liefde zelf, is de Vijftig tinten-trilogie van E.J. James. Als enorm verkoopsucces is deze trilogie misschien - zo de werkhypothese - belichaming van ons collectieve verlangen. Inhoudelijk belichaamt de trilogie volgens Verbrugge, ondanks of dankzij de sadomasochistische relatie tussen de hoofdpersonen, een liefdesideaal van exclusiviteit, intensiteit, heldere rollenverdeling, heling, en uiteindelijk het huwelijk en de volgende generatie. Een synopsis van de trilogie kan dit verhelderen. In het eerste deel brengt de rijke Christian de onervaren Ana ertoe zich contractueel te verplichten tot geheimhouding en totale gehoorzaamheid. Een verhouding bloeit op waarin bondage-seks centraal staat. Ana moet zich volledig overgeven maar bereikt daardoor ook het hoogste genot. Later blijkt dat Christian vanwege mishandeling als kind geen strelingen kan verdragen. Zoals Christian Ana tot erotisch volwassen vrouw transformeert helpt Ana Christian om zijn trauma te verwerken. Er volgt een heus huwelijk en aan het einde van de trilogie worden uit hun relatie ook twee kinderen geboren.
Verbrugge vraagt zich af waarom deze trilogie juist in onze samenleving zo ongekend populair is geworden. In het eerste deel van het boek schetst hij drie kenmerkende ontwikkelingen van onze maatschappij die daarbij voor hem relevant zijn en die ik kort zal toelichten: individualisering, virtualisering, consumentisme. De trilogie gaat daar tegenin, meent hij. Verbrugge ziet individualisering in het verlengde van de Verlichting en van de culturele revolutie van de jaren ’60. Zij bergt het gevaar dat individuen gemeenschapsbanden afsnijden en bang raken zich te binden of over te geven. Hij noemt dit ‘atomaire afscherming’ - en benut het woordspel met computer-‘schermen’. Eveneens met individualisering verbonden is het verdwijnen van geslachtelijke verschillen in omgangsvormen en geïnstitutionaliseerde praktijken. Dit schept onzekerheid in communicatie en, paradoxalerwijze, een tentoonstelling van het lichaam als drager van geslachtelijke verschillen. Een tweede kenmerk van onze cultuur is virtualisering. Hoewel er vaak wordt gesuggereerd dat virtuele toestanden onwerkelijk zijn, benadrukt Verbrugge dat het kenmerkende van de virtualisering juist is dat wij op een andere manier toegang hebben tot zaken die niet minder werkelijk zijn (games e.d. terzijde). Virtualisering betekent dat we tot veel dingen alleen nog maar visueel en auditief toegang hebben. Dit bewerkt een gespletenheid in ons, doordat een deel van onze lichamelijkheid buiten actie wordt gelaten en zo afgestompt raakt. Als derde cultuurkenmerk noemt Verbrugge het consumentisme. Onder benutting van klassieke denkpatronen van de kapitalismekritiek betoogt hij dat onze omgang met de wereld om ons heen zeer sterk bepaald wordt door uitwisselbaarheid en vluchtigheid. Wat we hebben verworven is al gauw weer weggegooid. Dit geldt voor eten, maar ook voor woningen, en misschien zelfs voor relaties. Daardoor zijn we steeds op zoek naar nieuwe prikkels van buitenaf die ons moeten vermaken.
In het tweede deel, ‘Gespletenheid’, dat zelf gespleten is, gaat Verbrugge eerst een aantal denkers van de moderniteit en postmoderniteit langs (namelijk Marx, Nietzsche, Freud en Foucault). In hun denken vinden we in verschillende vormen het idee dat de burgerlijke gemeenschapsvormen en cultuur ons eigenlijke wezen onderdrukken. Dit soort denken heeft ertoe geleid dat we in onze huidige cultuur nog nauwelijks positief over macht en discipline kunnen denken. Ongebreidelde seks wordt ingezet als subversief wapen. Dat het ook anders kan betoogt Verbrugge vervolgens aan de hand van een verbeeld verleden waarin Dionysische riten met hun seksuele extase en uitspattingen als regeneratie van de maatschappelijke orde dienen.
Door in deel drie eroos (transcriptie van de schrijver) te beschrijven als avontuurlijke, door het vreemde gefascineerde, identiteitsveranderende liefde stelt hij eroos als complement naast de deugdethiek, omdat die slechts binnen bestaande verhoudingen functioneert. De deugd mag dan ook weer overnemen als de eroos-sprong is gemaakt en het liefdesspel zelf ‘in vorm’ moet worden gebracht, door innerlijke samenhang en regelmatige oefening. Deze seksuele deugd, waarin twee mensen gezamenlijk een hogere eenheid bereiken, is de therapie voor de moderne mens, waarin zijn zintuigen, zijn innerlijke zinnelijkheid, zijn voelen en zijn denken buitengewoon geïntegreerd zijn. Deze zich overgevende liefde overwint de gespletenheid.
Afsluitend wijst Verbrugge op een dubbelzinnigheid in de manier waarop de Vijftig tinten-trilogie de liefde beschrijft. Ze benadrukt namelijk Ana’s passief (gebonden) genieten van de externe stimuli die ze van Christian krijgt. Dit zou zomaar tekenend kunnen zijn voor de manier waarop we tegenwoordig ook de liefde als extern consumeerbare belevenis behandelen. Voor zover dat het geval is offeren we de liefde aan onze verwarring.
Het boek is goed leesbaar en geeft in kort bestek veel te denken over liefde, seksualiteit, en menselijk samenleven. De auteur betoogt vanuit een rijk arsenaal aan westerse cultuursymbolen en teksten. Het is waardevol dat hij de gevolgen van virtualisering thematiseert, al is daarover natuurlijk debat mogelijk. Filosofisch prikkelend is de wijze waarop Verbrugge het revolutionaire moment van eroos beschrijft als noodzakelijke aanvulling op een theorie die identiteit en het goede leven als een kwestie van deugden ziet. Ondanks het wellicht provocatieve uitgangspunt bij de Vijftig tinten-trilogie ademt het boek vooral een conservatieve sfeer. Verbrugge ziet christelijke elementen in onder meer de namen ‘Ana(stasia)’ en ‘Christian’ (door lijden tot opstanding en gemeenschap) en narratieve motieven als overgave en redding. Ook is het voor hem niet toevallig dat hun onstuimig begonnen verhouding op een kleine familie uitloopt. Verder valt op dat Verbrugge consistent in termen van man en vrouw spreekt, en het begrip ‘gelijkheid’ in zijn betoog geen rol speelt.
Methodisch gewaagd is het mijns inziens de Vijftig tinten-trilogie als uitdrukking van collectief bevinden te lezen. Doet het ertoe, kun je je afvragen, dat de atomair afgeschermde consument van pornografie en de gemiddelde lezer van de trilogie volstrekt verschillen? En is het in de trilogie beschreven scenario niet ook iets van alle tijden?
Verbrugge besteedt enige ruimte aan het betoog dat niet alle discipline en niet elke machtsvorm onderdrukkend en negatief is, pace Foucault. Hij positioneert de seksuele liefde verder als oerbron van elke gemeenschap (met bijbehorende discipline en vermoedelijk, al zegt Verbrugge dat niet uitdrukkelijk, machtsvormen). Erg weinig zegt hij helaas over de manier waarop deze oorsprong en concrete machtsvormen zich verhouden, behalve dan in frasen als dat na de nacht de dag komt, en beschrijvingen waar vooral het moeilijke van deze overgang en het potentiële conflict tussen eroos en filia naar boven komt. Tegenover negatief machtsdiscours zoals van Foucault betoogt Verbrugge (met een beroep op Hegels meester- slaaf-dialectiek) dat macht altijd op liefde stoelt, al was het maar op doodsangst. Maar wat dit voor het machtsaspect van de liefde betekent blijft onhelder.
De overgang liefde-samenleving is hier wellicht een leemte die Verbrugges komende boek zal opvullen. Daarmee blijft echter de verhouding van liefde tot macht hier onvoldoende ontwikkeld. Dit uit zich ook in een zeer selectief gebruik van de klassieke oudheid. Zoals vaker bij hegeliaans en heideggeriaans geïnspireerde auteurs functioneert de oudheid bij Verbrugge min of meer als ideaalsjabloon: een gouden eeuw, grof gezegd, waarin de wereld nog heel was en waarin we zien wat we door de moderniteit hebben verloren. Juist die oudheid reduceert Verbrugge tot enerzijds Plato’s Symposium en Aristoteles’ deugden- en vriendschapsfilosofie en anderzijds een historisch aanvechtbare schets van de toedracht en functies van Dionysische riten. Verbrugge maakt weliswaar in zijn inleiding duidelijk dat hij niet uit is op een volkomen historisch verantwoorde en, wat andere auteurs betreft, nauwgezette weergave (10). Niettemin is zijn behandeling van de oudheid mijns inziens symptomatisch voor een systematische eenzijdigheid, waardoor het machtsaspect van de seksualiteit onderbelicht blijft (ik laat in het midden of het hierbij gepast is om over ‘seksuele liefde’ te spreken). Een tekenende omissie is bijvoorbeeld de typisch hiërarchische structuur van oudgriekse seksuele relaties. In geaccepteerde vormen van seksuele omgang was de vrije burger dominant, en waren niet-burgers— vrouwen (niet de vrouwen van andere mannen), jongeren, of slaven—ondergeschikt. Cru gezegd: de burger penetreert, wie zich laat penetreren kan geen burger zijn (zoals het beroemde proces tegen Timarchus laat zien). Deze vormen zijn uiteraard cultureel specifiek, maar ook in andere culturen hebben macht en seksuele verhouding veel met elkaar te maken. Meer systematische aandacht voor dit aspect zal waarschijnlijk ook implicaties hebben voor kernbegrippen van Verbrugge als ‘overgave’ en ‘discipline’.
Verbrugge presenteert een keur aan filosofen als achtergrond van de huidige gemeenschapsmalaise, zonder daarbij claim te leggen op volledigheid. Toch is jammer dat hij naast kritiek op Foucaults begrip van biomacht en disciplinering geen aandacht schenkt aan de positieve denkimpulsen, juist over seksualiteit en (tweezijdige) relatievorming, die Foucault in zijn laatste jaren heeft gegeven. Verder miste ik het debat met liefdesfilosofieën als van Max Scheler (1913) of, met name, Roger Scruton (Sexual Desire, 1986), wiens analyses dichtbij die van Verbrugge staan, maar mij verder lijken te reiken. Niettemin levert Verbrugge met dit boek een welkome impuls aan het maatschappelijke denken over liefde, isolatie, en gemeenschap.

Dr. L.A. (Albert) Joosse is Junior Fellow van het Freiburg Institute for Advanced Studies (Duitsland). E albertjoosse@yahoo.co.uk

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2014

Radix | 84 Pagina's

Liefde in de war

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2014

Radix | 84 Pagina's