ZOUTELANDE
1
Er is zo veel van vroeger schoon verloren. De vrijheid en de rust zijn ver vergaan. Maar altoos door kan men de branding horen, wanneer de golven zich in stukken slaan.
Veel vreemden kwamen 't stille dorp verstoren, van verre langs de snelle autobaan. De molen is gebleven, en de toren, die als voorheen blijft op zijn tenen staan.
De koningin is op haar vlucht gestreken bij 't dorpje langs het duin in 't schone land, en 't bijenvolk is met haar mee geweken.
Zij houden heel de zomertijd hier stand. Zij spreken overal door taal en teken, krioelen als de mieren op het strand.
2
Uit 't schamel kerkgebouwtje hoort men zingen. Het is de schare clie de toet niet weet. Zij groepen samen in een stemmig kleed, en willen luisteren naar hoger dingen.
Een vreemde geest kwam al het goed verdringen. Het zingenot zoekt stilling voor het leed. De zondeweg is goed gebaand en breed. De satan lokt met zoete fluisteringen.
Hoe ver zijn wij van 't oude spoor gegaan! Wie is er die Gods Woord nog wil verstaan? Wij zijn uit d' aarde en zijn aardsgezinden.
O God, roer door Uw Geest ons hart weer aan. Dan is het met het zingenot gedaan. Dan zullen ivij U zoeken en ook vinden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1975
Daniel | 24 Pagina's