Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus à Brakel (1608-1669)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus à Brakel (1608-1669)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSOPVOEDING IN DE 17E EEUW

Huisoefeningen zijn naar de overtuiging van Th. a Brakel niet alleen nodig met het oog op onze persoonlijke geloofsgroei maar evenzeer terwille van het gezinsleven. Grote zegen mag ervaren worden in de gezinnen wanneer de huisdevotie gepraktiseerd wordt, zowel wat het tijdelijke als wat het eeuwige aangaat. Brakel somt een hele reeks van vruchten op die aan het ernst maken met de huisgodsdienst verbonden zijn. God zal een vurige muur rondom onze hui-zen zijn, om ons te bewaren voor alle kwaad. Zijn bescherming tegen alle dreiging en verleiding mogen we dan ervaren. Er schuilt veel profijt en kracht in, wanneer men samen in het gezin de Heere aanroept, aangezien God Zelf beloofd heeft, dat waar twee of drie in Zijn Naam samenkomen. Hij Zelf in hun midden wil zijn. Hoe zou het zonder vrucht kunnen blijven naar ziel en hchaam wanneer God Zelf aanwezig is? Ook van het samen-zijn binnen het gezin geldt wat de Zaligmaker beloofd heeft: Waar twee of drie eens zijn, wat zij begeren zullen van Mijn Vader, het zal hen geworden. Als er zulke bijzondere beloften zijn gegeven voor het samen bidden, zou men het dan niet zoeken te doen? Een betere manier om onze kinderen God te leren dienen is er niet. De opvoeding is dan immers niet alleen een zaak van woorden, maar ze raken er ook van jongs af aan gewend. De liefde tot God en de liefde tot elkaar zal er door aanwakkeren. Het zal de zonde en de ijdelheid uit onze huizen weren, de kennis van Gods Woord daarentegen doen toenemen onder de huisgenoten. De huisgodsdienst is een bekwaam middel om Gods Naam en de godzaligheid van kind tot kind voort te planten, want de kinderen die het van hun ouders gezien hebben, leren dat 'thans of morgen' op hun beurt aan hun kinderen. De ouders zullen er een goed geweten aan overhouden, zelfs in het uur van hun dood, dat zij geprobeerd hebben hun huisgezinnen op te voeden in de vreze Gods.

Brede zegen

Brakel is er diep van overtuigd: oor de huisoefeningen zullen onze kinderen 'vrome kinderen worden tot eer van God, tot stichting van anderen en tot vreugde van de ouders'. Op deze wijze ging het bij Filippus, één van de zeven evangeüsten die wij tegenkomen in de HandeHngen der Apostelen. FiUppus had vier dochters die profeteerden. Ze spraken tot de mensen met stichting, vermaning en vertroosting. Brakel gaat ervan uit, dat deze vrucht bij de kinderen niet los stond van de opvoeding die ze van huis uit hebben meegekregen. Hetzelfde geldt van Timotheüs, de vriend en geestelijke zoon van Paulus. Timotheüs is een 'voortreffelijk leraar' geworden. Naar Brakels inzicht had dat alles te maken met wat hij aan geestelijke bagage heeft meegekregen van zijn moeder Loïs en zijn grootmoeder Eunice. Van kinds af aan is Timotheüs in de Schriften onderwezen, die hem wijs maakten tot zaligheid. Hetzelfde geloof dat eerst in zijn moeder en grootmoeder woonde, woont nu ook in de metgezel van de apostel. Machtige zegen, die zich voortstuwt in de bedding der geslachten. Zo wil de Heere ook vandaag nog doen. God zal de gezinnen waarin de huisgodsdienst gepraktizeerd wordt zó zegenen, dat de kinderen als 'olijf spruit en om de tafel staan' (Psalm 128 : 3), dat ze worden 'bomen der gerechtigheid en planten tot eer van God' (Jes. 61 : 3). Zulke gezinnen zijn inderdaad als 'kleine gemeenten' waarin men zal voelen hoe men groeit in de gemeenschap met God en zal smaken dat de Heere 'lieflijk en zoet is' (Psalm 34 : 9). Brakel verzucht hartgrondig: at alle huisvaders en moeders dit maar wilden behartigen en in het werk stellen. En dat degenen die er alreeds mee begonnen zijn toch niet verslappen, noch vertragen, noch de handen laten zakken, maar voortgaan van kracht tot kracht. Dan zouden niet alleen de gezinnen door God gezegend worden, maar het hele land er wel bij varen. I

Realistisch?

Maar is een dergelijke vormgeving van de gezinsgodsdienst wel realistisch? Voor welgestelde gemeenteleden, die er dienstboden op na kunnen houden en weinig buitenshuis vertoeven voor hun werk, is zo'n invuüing misschien haalbaar, maar voor de doorsnee gezinnen ligt dat toch anders? Heel vaak gaat het ene gezinslid hierheen voor zijn beroep en de ander moet daarheen. Dan is het toch niet te doen om hen op dezelfde tijd bij elkaar te krijgen? Bovendien ontbreekt dikwijls de tijd. Het werk laat zulke lange onderbrekingen eenvoudig niet toe. Herkenbare geluiden, nietwaar? Kennelijk waren de problemen waar wij vandaag mee te maken hebben ook toen al volop aan de orde. Net als in onze tijd hadden ook de gezinnen van onze verre voorouders als iets van een duiventil. Momenten van samen-zijn, van onderlinge ontmoeting rond de open Bijbel, lagen toen ook al niet voor de hand. Toch houdt Brakel vol dat het nodig is en ook moet kunnen. Hij realiseert zich terdege dat het ene gezin het andere niet is. Maar waar een wil is, is een weg. Als alles met 'wijsheid overlegd' wordt en de motivatie, de 'ijver' er is, dan zal men het merendeel van het gezin wel bij elkaar weten te krijgen. En altijd ook wel ergens op de dag een moment te vinden, al is het de ene keer wat langer dan de andere. Al zou men alleen maar een gebed met en voor elkaar doen. Brakel raadt zijn gemeenteleden aan om voor het eten een stukje uit de Bijbel te lezen, zodat er tijdens de maaltijd over gesproken kan worden. Is er na de maaltijd niet veel tijd meer, dan kan toch op z'n minst wel het gebed dat onze Zaligmaker ons geleerd heeft, worden gebeden. Daar is alles in samengevat. Als het maar verstaan wordt en van harte tot God gebeden wordt. Brakel pleit ervoor om in het gezin ook het zingen te 'oefenen'. Behalve het gebed, de Schriftlezing en het onderlinge gesprek behoort het lied ook wezenlijk bij de huisgodsdienst.

Te grote ‘preciesheid’?

De oudvader uit Makkum heeft niet de illusie dat zijn opvattingen door alle ouders ook daadwerkelijk worden gedeeld. Er zijn tal van meelevende gezinnen in zijn tijd waar de godsdienstige oefeningen niet worden gepleegd. Sterker nog, er zijn meer huizen waar het niet gebeurt dari waar het wel plaatsvindt. Sommige vaders en moeders laten het na omdat ze deze praktijk eenvoudigweg niet kennen. Ze hebben het van hun ouders nooit gezien en geleerd. Anderen hebben de moeite er niet voor over om hun gezinsleven op deze wijze te ordenen. Anderen hebben te weinig zorg voor hun eigen 'troost en zahgheid', laat staan dat ze zich bekommeren voor de 'troost en zaligheid' van hun kinderen. Om die reden verwaarlozen zij het goede middel van de huisdevotie. Nog weer anderen hangen zozeer met hun hart aan de wereld, dat ze alleen maar werken voor de spijs die vergaat en voor de goederen die tijdelijk zijn. De goederen en de spijs die blijven tot in eeuwigheid verzuimen en verwaarlozen ze. Dat één ding echt nodig is, zoals Jezus tot Martha eens zei, nemen ze niet ter harte. Ook in dit opzicht is er blijkbaar weinig nieuws onder de zon. Net als aan het einde van de twintigste eeuw waren er ook in de zeventiende eeuw veel ouders, die noch door de liefde, noch door de vreze Gods bewogen worden om deze 'goede oefening te plegen'. Daarom wordt er simpelweg niet op gelet. Hoewel er ook zijn die het om een andere reden laten liggen. Er zijn ook ouders die een dergelijke praktijk voor een 'al te grote preciesheid' houden. Zo nauwgezet behoeft het in het geloof nu ook weer niet toe te gaan in hun ogen. En in sommige gezinnen wordt het nagelaten vanwege het feit dat de kinderen zich ervoor schamen. Waarom bij ons wel als het bij de meeste anderen ook niet gebeurt?

Het grote doel

Al met al is de conclusie die Brakel trekt niet optimistisch. Tal van redenen zijn er te noemen waarom christelijke gezinnen geen ernst maken met de huisdevotie en genoegen nemen met een 'uiterlijke godsdienst'. Erger nog: veel gezinnen zijn niets anders dan 'herbergen van zonden en ijdelheid'. Mede daardoor komt het dat onder velen zo weinig gemeenschap met God is. Om dat laatste is het Brakel van de eerste bladzijde tot de laatste in zijn beroemde boekje te doen. Al zijn adviezen zijn erop gericht om te komen tot de doorleefde gemeenschap met God in Christus, daarbij te blijven en daarin te groeien. De huisgodsdienst is één van de middelen om tot deze geestelijke wasdom te komen, maar in de ogen van Brakel zeker niet het minst belangrijke. Vaders en moeders - Brakel noemt de vrouwen exphciet, het is een gezamenlijke roeping - dragen hierin een buitengewoon zware verantwoordelijkheid. Maar waar de huisgodsdienst verwaarloosd wordt, zullen de negatieve gevolgen niet uitblijven. Wie echter in afhankelijkheid en trouw doet wat in zijn of haar vermogen ligt, mag rijke zegen van de God van het verbond verwachten.

W.

Drs. M. van Campen

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Theodorus à Brakel (1608-1669)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's