Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

William Cowper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

William Cowper

Dichter van het paradijs

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Coeper - soeper!? Generaties Amerikaanse kinderen hebben een rijmpje moeten leren als ezelsbrug om alle belangrijke dichters paraat te hebben. Eén dichter was super (op z'n Engels "soeper"). Zijn naam was William Cowper. In zijn (levens)lied krijgt het roepen van de afgrond der menselijke verlatenheid en verlorenheid tot die andere (diepere) afgrond van Goddelijke ontferming woord en stem. Zijn bekendste dichtregel, "God moves in a mysterious way" (God gaat Zijn ondoorgrondelijke weg), vormt de beste typering van zijn leven.

Het stadje Berkhamsted, zo'n dertig kilometer ten noorden van Londen, is onbeduidend. Slechts één aanzienlijk gezin woont er: de Cowpers. Op 15 november 1731 krijgen hofpredikant dr. John Cowper en zijn jonge vrouw Ann Donne, een nazaat van de beroemde dichter John Donne, een zoon: William. Zes jaar oud is William als zijn moeder sterft. Zijn vader moet het schuwe ventje noodgedwongen naar een kostschool brengen. Daar loopt een "kwelgeest" rond die zodanig treitert, dat Cowper later zal getuigen zo bang voor deze pummel te zijn geweest, dat hij niet eens wist hoe zijn gezicht grond. Als hij de baan van griffier bij het Hogerhuis moet aanvaarden, dreigt het gevoel van verantwoordelijkheid hem te wurgen. Radeloos hulp zoekend bij een dokter, is hij al zo ver heen, dat hij zich als Saul bij de waarzegster van Endor waant. Hij doet zelfs enkele pogingen om een eind aan zijn leven te maken. Uiteindelijk belandt hij ontredderd en psychotisch in een separeercel van het psychiatrisch sanatorium van St. AJbans. William Cowper is nu, naar eigen overtuiging, als de vervloekte vijgeboom. „Verdoemd beneden Judas", door mensen afgewezen, door God eruitzag, omdat hij hem alleen van zijn schoeisel kende. Zelf onteigend. Weliswaar nog in leven, maar als „begraven boven de grond".

Student rechten
In 1750 gaat William naar Londen, om er rechten te studeren. In het gezin van zijn oom ontmoet hij zijn drie nichten Harriot, Theadora en Elizabeth, en Het duurt ongeveer een jaar voordat hij genezen is. Gravend in de Bijbel, worstelt hij met God. Als hij eens van de opwekking van raakt hij verliefd op Theadora. Na een verkering met hoge toppen en diepe dalen eindigt de  zijn duisternis. Het volle werkt zij net als te veel wijn " licht breek door als hij in
mogelijke romance in 1755. Een jaar later sterft zijn vader, die hem niets nalaat dan een depressieve aard. Als zijn beste vriend in de Thames verdrinkt, schrijft William een gedicht waarin hij, berooid van alles, zijn diepe gevoelens van verlatenheid verwoordt. Naar eigen zeggen is hij "gedoemd tot de eenzaamheid". Een onregelmatig, losbollig leven brengt hem tot de rand van de afRomeinen 3 vers 25 Christus voorgesteld ziet als een verzoening voor de zonden, ook voor de zijne. In juni 1765 komt Cowper in huis bij Morley en Mary Unwin. Na de dood van haar man verhuist Mary met haar zoon en huisgenoot naar een woning aan Orchard Side te Olney, ongeveer tachtig kilometer ten noorden van Londen. Niet de schoonheid van het landschap -het grauwe Olney was verre van idyllisch— maar de bediening van het Woord door de gewezen scheepskapitein en slavenhandelaar John Newton vormen voor hen de aantrekkingskracht. Tussen William Cowper en Newton groeit een hechte vriendschap. Met uitzondering van zijn "lieve Mary" schat de predikant geen persoon zo hoog als Cowper. Spoedig beginnen co-producties van het duo te verschijnen: gedichten, hymnes, artikelen en een commentaar op Johannes, waarvan alleen het eerste hoofdstuk voor de drukpers gereed gekomen is.

De Olney Hymnes
In 1779 publiceren de beide vrienden een bundel gezangen, de "Olney Hymnes". Bij tijden had zowel Cowper als Newton voor eigen gemeente gezangen gedicht. Soms verschenen "piratendrukken" van deze hymnes, vaak aangepast naar andere literaire smaak of eigen theologische snit. Geen literaire pretenties, maar alleen de wens om te stichten en te troosten, dreef de vrienden tot uitgeven. In dissenters-kringen, de vrije groepen buiten de Anglicaanse kerk, waren de gezangenbundels van Isaac Watts en Joseph Hart reeds bekend en geliefd. In die bundels waait de typisch baptistische geest: het Oude Testament blijkt geheel absent of wordt direct nieuwtestamentisch vergeestelijkt. Zo niet in de Olney Hymnes, waar het gereformeerd-calvinistische karakter in doorklinkt. Vijfenzeventig gezangen over oudtestamentische bijbelpassages tegenover negenenvijftig hymnes over nieuwtestamentische gedeeltes weerspiegelt niet alleen de getalsmatige verhouding van de boeken van Oude en Nieuwe Testament, maar vooral ook de theologische visie van de auteurs. In de liederen van Olney toornt de wet van God in volle kracht tegen bestaande zondigheid, opdat de genade overvloediger zou zijn aan de voornaamsten der zondaren. hij de muzikale erediensten hekelt. „Muziek is een gave en kan een mens goed doen, maar in de eredienst werkt zij net als te veel wijn: zij vertroebelt het geestelijke onderscheidingsvermogen en dient alleen tot het losmaken van (meestal lagere) sentimenten." Newton en Cowper hebben beide kritiek geuit op de uitvoering van Handels "Messiah" in kerkdiensten. Naar beider oordeel

William Cowper
dient de kerk niet gedegradeerd te worden tot concertzaal. In de dorpskerk van Olney stond zelfs geen orgel. Een "gezangenkwestie" heeft de Engelse kerken nooit verscheurd. De Olney Hymnes worden in vrijwel alle kerken door een breed publiek aanvaard. In geen zangbundel ontbreken ze. In het gezangenboek van de "strict baptists", de zogenaamde "Philpotgemeenten", zijn twintig gezangen van William Cowper opgenomen en vijftig van John Newton. Het "Liedboek voor de kerken" nam twee gezangen van Cowper en een van Newton op.

Gods Plan
William heeft na zijn bekering geworsteld om het doel van zijn leven. Tegen zijn vrienden zei hij steeds: „Mijn gang is uniek" en „God zal ook met mijn leven een plan hebben". Deze eigenaardige zegswijze zou (vooral in evangelische kringen) een gevleugelde uitdrukking worden. Het besef rijpt dat hij niet via de kansel, maar met zijn dichterlijke gaven de Engelse natie tot de leven

Weerwoord en weerklank
Stromen van kritiek zijn over de hoofden van de beide dichters gegaan. De Olney Hymnes zouden zwartgallig zijn, zelfs ziekelijk en zwaar verontreinigd met bloederige offerrituelen. In arminiaanse kringen konden Cowpers en Newtons vertolkingen al evenmin op sympathie rekenen, omdat de geestelijke toonhoogte van deze hymnes niet tot het volmaaktheidsniveau van John Wesley's volgelingen reikt en de klanken van zondigheid als onverdraaglijk dissonant in de oren van deze perfecte heiligen klinken. Hoezeer William Cowper wars was van liturgische bevliegin gen, blijkt uit een artikel waarin Mrs. Univin, bij wie Cowper in huis was. de God terug moet roepen. In zijn tijd was de literatuur decadent en doordrenkt van een deïstische en atheïstische geest. In de dienst van God zijn er sterke Mozes-figuren, maar ook Aarons, die als "zegsmannen" goede vertolkers van de boodschap zijn. In een brief drukt Cowper zich als volgt uit. „Ik zal, zo het de Almachtige belieft, een instrument zijn om velen tot de waarheid te leiden." Zoals weleer Jesaja met zijn profetie, krijgt Cowper de roeping met zijn gedichten „Christus aan de volkeren te verkondigen". In zijn gedicht "De Nachtegaal en het Glimwormpje" zinspeelt hij op zijn eigen bescheiden rol. Geweldige predikers (hij zal zeker aan John Newton gedacht hebben) mogen dan nachtegalen zijn, glimwormpjes hebben toch ook een plekje in dat grote Plan van God.

De Taak
Cowper kiest de door hem bewonderde dichter John Milton (1608-1674), bekend van "Het verloren paradijs" en "Het herwonnen paradijs", als model. Vanuit de Schrift weet de dichter heel goed dat de vorst der duisternis vooral de vader van de leugen is. Geraffineerd kan de boze zich van het voertuig der taal bedienen, om de goede woorden Gods te verdraaien. Daarom is menselijke taal, in het bijzonder wel de literatuur, door en door verduiveld en bedorven. William Cowper wil daartegen een poëzie scheppen die een reconstructie van de "taal van Eden" moet zijn. Met dit oogmerk heeft hij een aantal grotere dichtwerken gepubliceerd. In tegenstelling tot vriend Newton, die zijn werken met hoogdravende Griekse titels tooide, geeft hij eenvoudige titels, zoals "Waarheid", "Voortgang der dwaling", "Tafelgesprekken", "Hoop", "Taak". Naast een grote belezenheid in de puriteinse geschriften toont de dichter een grondige kennis van de wetenschap van zijn dagen. In de meer apologetische gedichten "Voortgang der dwaling" en "Waarheid" keert hij zich tegen de ondermijning van het gezag van de Bijbel en valt hij ongeloofstheorieën aan. In "Task" (Taak) wijdt Cowper schone regels aan een puriteins item: het verrukkende vergezicht op de heerlijke toekomst van de kerk op de Zij schreven ze aarde nog voor de wederkomst van Christus. Volgens Cowper zal dan de Babelse spraakverwarring voor een groot gedeelte opgeheven zijn.

Beeldvorming
William Cowper was en is voer voor William Cowper psychologen. Ondertitels van biogra- (1731-1800) fieën spreken over "De levende dode" en "Een aangeschoten hert". In 1993 verscheen de biografie "William Cowper, the Poet of Paradise" van George Melvyn Ella. Ella schetst, als geestverwant van de dichter, een ander beeld. Cowper heeft na de eerste crisis nog twee periodes van ziekte meegemaakt. In Olney, waar hij zestien maanden in het gezin van John Newton werd opgenomen, en aan het eind van zijn leven, toen hij na de dood van mrs. Unwin uit zijn vertrouwde omgeving gehaald werd en in de war raakte. In de overige tijden was hij weliswaar zwak, maar beslist niet gestoord. William Cowper stierf op 25 april 1800 in East Dereham, waar hij ook werd begraven. Ella uit zware beschuldigingen richting John Newton. Door onvoorzichtige uitlatingen over Cowpers ziekte, ook in zijn begrafenisrede, is hij de oorzaak van de verziekte beeldvorming.

Waardering
Een Engelse historicus oordeelde dat "George Whitefield met al zijn vurige welsprekendheid niet zoveel heeft bijgedragen aan de opwekkingen dan Cowper met zijn gedichten". In bijna elk Amerikaans huisgezin in vroeger eeuwen was, naast de Bijbel en de werken van Bunyan, het werk van Cowper aanwezig. De literatuurwetenschap heeft Cowper het etiket "romanticus" opgeplakt. Zijn huiveringwekkende verwoording van zwarte eenzaamheid en gevoelens van verlatenheid in het gedicht "The Castaway" (de Verworpene) dient als interpretatiesleutel voor zijn gehele oeuvre. Christenen willen liever zijn meest bekende hymne "God moves in a mysterious way" als zodanig opvatten. Met Cowper ging God Zijn ondoorgrondelijke gang. Maar achter die verbijsterende voorzienigheid wist hij Gods glimlachend Gelaat. Niet door zintuigen, maar door het geloof „God is his own Interpreter". God verklaart Zichzelf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 april 1998

Terdege | 92 Pagina's

William Cowper

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 april 1998

Terdege | 92 Pagina's