Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ronald Meester, Het pseudoniem van God. Een wiskundige over geloof, wetenschap en toeval. Uitgeverij Ten Have, Baarn, 2003. 176 pagina’s. ISBN 90 259 5372 7.

Op 24 maart 2000 hield Ronald Meester zijn inaugurele rede bij de Vrije Universiteit (gepubliceerd in Nieuw Archief voor Wiskunde, september 2000). In plaats van in een technisch betoog de stand van zaken op zijn vakgebied – waarschijnlijkheidsrekening – uiteen te zetten, plaatste hij enige kritische kanttekeningen bij het gebruik van kanstheoretische modellen buiten het gebied waarop dergelijke modellen toetsbaar zijn. Met name het gebruik van de begrippen kans en toeval in allerlei evolutietheorieën mocht zich in Meesters kritische belangstelling verheugen. In de beste tradities van de VU was de rede een oproep tot wetenschappelijke bescheidenheid, getuige zijn afsluitende opmerkingen: “Hoeveel vragen de wetenschap ook zal beantwoorden, ik ben er diep van overtuigd dat er uiteindelijk een groot vraagteken over zal blijven. De wetenschap zal zich tevreden moeten stellen met zeggingskracht over slechts een beperkt gedeelte van de realiteit. Uitspraken van wetenschappers die zich buiten dat gebied begeven zijn betekenisloos. Wetenschap en religie zijn niet elkaars vijand, maar vullen elkaar juist aan. Ze hebben het simpelweg over verschillende dingen. Dat besef zou iedere wetenschapper moeten hebben.” Meester’s boekje Het pseudoniem van God, waarvan de tweede druk in november 2003 verscheen, kan gezien worden als een uitwerking van zijn oratie. In de inleiding ontvouwt hij het programma: “In dit boek presenteer ik een beschouwing over religie en wetenschap, waarbij ik uitvoerig in zal gaan op de aard en kern van zowel wetenschap als religie. En als de aard van wetenschap en religie eenmaal is achterhaald, zal het duidelijk zijn dat er helemaal geen sprake is van een botsing. Ik zal in dit boek een perspectief ontwikkelen waarin principieel ruimte is voor religie naast wetenschap, en ik hoop dat mijn betoog een bijdrage kan leveren aan de gedachtevorming omtrent de verhouding tussen wetenschap en religie.” (p. 9) “In dit boek wil ik (…) als wiskundige kijken naar de relatie tussen wetenschap en religie, en dat doe ik vanuit het perspectief van toevallige gebeurtenissen.” (p.13) Daarmee is de toon gezet. Het boekje kent een heldere opbouw en is in een zeer toegankelijke stijl geschreven. Hoofdstuk 1 behandelt het kansbegrip en komt tot de conclusie dat “we moeten bekennen dat we niet weten wat een kans eigenlijk is, ondanks het feit dat we er dagelijks over praten, en ondanks het feit dat het op het eerste gezicht wel duidelijk lijkt waar het om gaat.” (p. 34) Hoofdstuk 2 gaat over het begrip ‘toeval’. De conclusie hier is “dat het aanhangen van een bepaald standpunt over toeval, wetenschappelijk, psychologisch of religieus, in beginsel een geloofsuitspraak is.” (p. 60) Hoofdstuk 3 geeft wat (natuur)wetenschapsfilosofie. Met name de rol die theorieën en modellen spelen komt aan de orde. De conclusie van dit hoofdstuk is dat de begrippen ‘kans’ en ‘toeval’ (elementaire) componenten zijn van een theorie of model en dat buiten een dergelijk kader ze hun precieze betekenis verliezen. Binnen zo’n kader ontlenen de begrippen hun betekenis aan het netwerk van relaties met andere begrippen en de verschijnselen waarvoor model of theorie als verklaring geopperd worden. In hoofdstuk 4 komt Meesters kijk op religie en spiritualiteit aan de orde. Hij denkt “dat religie ontstaan is vanuit mensen, die vormen zochten om hun persoonlijke ervaringen van het transcendente te verbeelden of onder woorden te brengen.” (p.92) Die ervaringen zijn opgeslagen in de vorm van mythen en, in meer rationele vorm, in theologieën. Een theologie is dus eigenlijk net zoiets als een wetenschappelijke theorie, een kijk op een bepaald deel of aspect van de werkelijkheid. En als in zo’n theologie het begrip ‘toeval’ voorkomt, moet je het vooral niet uit dat verband proberen los te maken. De conclusie, die Meester in hoofdstuk 5 trekt, kun je dan ook al veel eerder aan zien komen: het gaat bij religie en wetenschap om verschillende, zinvolle perspectieven op de werkelijkheid. Je kunt het ene perspectief niet reduceren tot het andere, maar je kunt ze ook niet strikt van elkaar scheiden. Spiritualiteit, als ervaring van en omgang met het transcendente, verbindt beide perspectieven. De epiloog gaat daar wat dieper op in. Vóór de epiloog komt echter nog hoofdstuk 6, over het begrip ‘toeval’ in allerlei modellen, theorieën en (theologische) beschouwingen die werden en worden opgeworpen ter verklaring van de evolutie. De conclusie van de auteur is “Ten diepste is het een individuele keuze om de evolutie op een wetenschappelijke dan wel op een religieuze maner te beschouwen, en ik verdedig het standpunt dat beide gezichtspunten waardevol kunnen zijn.” (p. 170) Meester presenteert in dit boekje uitdrukkelijk zijn persoonlijke visie.

Het is in feite een doorlopende waarschuwing tegen grensoverschrijding, zowel vanuit de wetenschap als vanuit de religie. Zijn pleidooi voor wetenschappelijke en levensbeschouwelijke bescheidenheid leidt, voor iemand die bekend is met het reformatorisch-wijsgerige gedachtengoed, tot een voortdurend feest der herkenning. Verwijzingen naar dit gedachtengoed treft men in dit boekje echter niet aan, evenmin als in de geschriften van de in zekere zin geestverwante Arie van den Beukel. Dat is jammer, want het betoog zou daardoor op veel plaatsen krachtiger en minder ad hoc kunnen zijn. Ik denk met name aan het gebruik van de modaliteitenleer en het onderscheid tussen de wets- en subjectzijde van de werkelijkheid. Meester zou toch eens met wat collega’s van de Faculteit Wijsbegeerte moeten praten. [Enkele uren na het schrijven van deze regels sprak ik Henk Geertsema, die mij vertelde dat er inmiddels sprake is van geregeld contact. Daar kan dus iets moois uit voortkomen.] Heel het betoog van Meester heeft een wat relativistische/sceptische ondertoon. Wat blijft er over van het zoeken naar waarheid? “Laten we dus ophouden met het claimen van de waarheid.” zegt hij aan het slot. Of hij daarmee zo gemakkelijk weg komt, is een vraag die ik graag aan de lezers overlaat.


Bert M. Balk, Rotterdam


Bert M. Balk is wiskundig econoom, senior onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek en hoogleraar bij de Faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Correspondentie richten aan:
Prof. dr. B. M. Balk
Molenlaan 213
3055 GC ROTTERDAM
E bert.m.balk@wxs.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2004

Radix | 54 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2004

Radix | 54 Pagina's