Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Kroniek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kijk op de kerk in Zutphen

In het Hervormd Weekblad van 18 januari 1990 schrijft ds. J. J. C. Dee uit Ellecom — De Steeg over het kerkelijk leven in , , een gemiddelde Nederlandse stad: Zutphen". Hij doet dit in aansluiting bij een uitgebreid artikel in de wekelijkse Bijlage van Vrij Nederland van 23 december 1989.

, , Wat betekent de godsdienst er? Sinds de jaren zeventig ontkerkelijkte Zutphen gestaag. In 1971 stond een-derde van de bevolking als onkerkelijk bij de burgerlijke stand ingeschreven, in 1989 was dat al meer dan de helft. Maar in werkelijkheid is veel meer dan de helft onkerkelijk. De drie grote kerkgenootschappen kennen sterk het verschijnsel van de „papieren leden".

Dc vraag die Vrij Nederland aan dc elf Zutphense „geestelijke leiders" voorlegde, was, wat hun , , geestelijk leiderschap" vandaag de dag (nog) voorstelt.

, , Niemand weet meer hoe hel hoort" ((iereformeerd synodaal)

Bij dc Gereformeerde Kerk (synodaal) hoort rnen geluiden, kenmerkend voor deze kerk in het gehele land: kerkverlating, veranderde levensstijl, onzekerheid in het normen-en waardenpatroon.

, , lk maak tne soms zorgen om de toekomst. Ik vind het griezelig dat zich zoveel afspeelt waar ik geen greep op heb. Het geruisloze verloop. Dat mensen zoetjes-aan wegdrijven. Daar ben ik niet tegen opgewassen. Ik geloof er niks van dat de kerk in deze vorm over twintig jaar nog bestaat. Een onaangename gedachte dat je zo klein wordt."

Geen groep in de Nederlandse samenleving is de laatste vijftien jaar zo snel verandcrd als de gereformeerden. Wie vroeger meelevend gereformeerd was ging 's zondags twee keer naar de kerk, ontving do ouderling voor huisbezoek, en werd geacht oproepbaar te zijn voor kerkelijke activiteiten. Nu raak ik in verlegenheid van de vraag naar de kerkelijke betrokkenheid. Het is gegaan van precies weten hoe het hoort tot niemand weet meer hoe het hoort.

Lang was het zo: de dominee was de herder en leraar, zo je wilt, de geestelijk leider. Tegelijk werd dat met argwaan bekeken, want hij was óók gewoon lid van de kerkeraad. Dat kon ontzettend wringen. Het bood alle gelegenheid voor de predikant om heerszuchtig op te treden. Vroeger had je een heel duidelijke gereformeerde levensstijl. Je luisterde naar de NCRV, stemde op de AR, was lid van het CNV. Daar groeide je mee op, dat gaven we aan elkaar door. Goed en kwaad waren helder. Zo hoog van de toren blazen we al lang niet meer. Niet dat ik naar vroeger terugverlang; dat soort helderheid

was ook uiterst verstikkend. Voorschrijven doe ik niet gemakkelijk. Mijn eigen onzekerheid zit me dikwijls in de weg. Ik weet ook niet altijd wat goed en kwaad is."

Gereformeerde levensstijl (Gereformeerd vrijgemaakt)

Duidelijkheid heerst er bij de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). De trouw aan de Schrift, de duidelijk herkenbare levensstijl, de objectieve norm in leer en leven.

„Bij mijn collega's merk je het vrijblijvende. Wat is nu eigenlijk hun boodschap? Die heeft maar weinig om het lijf. Een algemeen menselijk verhaal met een christelijk sausje. Terwijl ik mijn best doe om de bijbel niet vrijblijvend open en dicht te doen wanneer het me zo uitkomt.

Papieren leden bestaan bij ons niet. Ik denk dat het samenhangt met geestelijk leiderschap, met je manier van optreden. Bij ons is de bejegening: dit belooft de Here God, Hij mag dus ook blijdschap van jou terugverwachten. Je kunt het afmeten aan het kerkbezoek: verreweg de meeste mensen komen trouw twee keer per zondag. Niet uit dwang of met de zweep, nee, men ervaart het als zinvol.

Nee, er zijn geen levensterreinen waarover het geloof niks te zeggen heeft. In alle bescheidenheid kan ik tegen mijn collega's zeggen: ik heb de vaste norm in mijn broekzak. Die heb ik altijd bij me. Ik mag als dominee op je leven kloppen en zeggen: God wil het eigenlijk — nee, dat is een verzachtend woord — God wil het zo. Zonder me tegen hen af te zetten, vind ik dat mijn collega's lijden aan een principiële zwakte. Je durft de mensen niet meer te confronteren met hun levens-stijl, dus zoek je je kracht in het politieke. Wij hebben geen boodschap over het milieu, over kernwapens, over weet ik veel. Een kerk die daaraan grote woorden wijdt is niet geloofwaardig. Wat voegt die toe aan wat anderen ervan vinden? Ik peins er niet over om een milieupreek te houden. Hoogstens zal ik in mijn catechismuspreek wijzen op het rentmeesterschap over de schepping. De term geestelijk leider doet me te veel denken aan de roomse kerk. Mijn taakstelling is dienend. Ik ben de herder die soms voor en soms achter de kudde loopt. De kerkeraad hoort er wezenlijk bij. Maar je bent wel op bepaalde wijze het middelpunt van de gemeente. Daar voelen ik en mijn vrouw ons niet altijd gelukkig mee. Worden we zo op een voetstuk geplaatst. Maar een glazen huis is het niet. Ik kan rustig in mijn korte broek in de tuin staan.

Wij blijven graag de oude lijn volgen. We huilden niet mee met de wolven in het bos. Maar natuurlijk verschuift er wat. Neem het oog voor de buitenwereld. Vroeger had onze kerk sterk het odium van het isolement: we zagen onszelf als de enig ware kerk. Daar houden wij wel aan vast, aan die principiële lijn, maar daarbij hebben wij oog gekregen voor anderen. Medechristenen, die meestrijden tegen het modernisme. Misschien is dat gegroeid vanuit het negatieve, dat we meer naar elkaar zijn toegeslagen.

Er bestaat onder ons een uniforme levensstijl. Zonder dat ik in details afdaal en opleg: zo en zo moet u leven. En dan is niet alleen de preek, maar ook de particuliere vermaning een middel. Ook wij zijn niet geheel gevrijwaard van de golf van individualisme. Die spoelt ook over ons heen.

Met objectieve normen word je niet heen en weer geslingerd. Ja, zeker ervaar ik dat de mensen daar nog naar luisteren. Soms zijn de jongelui een paar jaar heel kritisch en in verwarring. Slikken ze niet alles voor zoete koek. Maar dan zie je ze groeien naar aanvaarding. Dat is heel mooi.

De hoofdlijn is: we zijn heel gelukkig met onze christelijke levensstijl; we doen er allemaal aan mee; en daarnaast zijn er vormen van individualisme."

Toenemende vaagheid (Hervormde gemeente)

De hervormde predikant vindt alle eenvormigheid de dood in de pot. Voor hem zijn er geen duidelijke grenzen. Hij gelooft niet in een objectief normbesef. En ambtelijk durft hij geen veroordelende, suggestieve vragen te stellen.

„Mijn schroom is om dat ambtelijk te doen. Omdat ik niet goed meer weet wat de kerk vindt. Ik denk dat er tenslotte niet zo vreselijk veel dingen eenduidig liggen. Behalve de dingen die zo evident zijn dat iedereen, ook niet-kerkelijken, ze afkeuren. Ik heb er niet voor geleerd om moreel meer te weten. Ik ben geweldig deskundig, maar het is een beperkte deskundigheid.

Ik betreur het niet eens dat we het waardenpakket niet meer hebben. Zolang het binnen redelijke grenzen blijft, heb ik iets heel liberaals.

Het ligt niet in mijn aard om de dingen absoluut te brengen. Ik zeg eerder: persoonlijk vraag ik mij af of... Ik vind het in de praktijk alleen crisispastoraat.

Een ander dilemma waar ik mee zit in het geestelijk leiderschap: of je altijd rekening moet houden met mensen die nog niet zo ver zijn. De ene helft van de gemeente is al een heel eind vooruit, de andere nog lang niet eraan toe. Dat voel ik als een dubbelhartig appel op mijn solidariteit. Ik ben destijds op de Vredesdemonstratie geweest in Den Haag. Daar heb ik 's zondags op de preekstoel niks over durven vertellen — dat was bij een aantal lieden heel slecht gevallen. Nu vonden anderen, die mee waren geweest, niet eerlijk om de preekstoel te gebruiken om mijn eigen mening over te brengen. Ik vind het heel moeilijk om te zeggen welke normen ik uitdraag. Het is geen pakket los van situaties. Het hangt veel meer aan concrete gesprekken. Het is al lang niet meer zo dat gemeenteleden zeggen: „Zo. Nu is de dominee geweest, nu weten we hoe het moet." Dat gezag zijn wij dominees goddank voorgoed kwijtgeraakt."

In het artikel in Vrij Nederland komen vervolgens aan de orde „de zelfverzekerdheid van de evangeliegemeente", „vermanend en bewarend bezig (Christelijke Ge-

reformeerde Kerk), " , , er kan hier heel veel" (Doopsgezinde Broederschap)" en , , de vrije gedachte (Het Humanistisch Verbond)".

Een staalkaart van kerkelijke en geestelijke stromingen in het levensbeschouwelijk zozeer verdeelde Nederland. Aan het slot van zijn artikel trekt ds. Dee enkele conclusies.

Als we in 't kort de balans opmaken...

Bij het opmaken van de balans kan het volgende worden gesteld.

Het is de vraag of Zutphen kerkelijk echt representatief is voor het gehele land. Er zijn gebieden waar de onkerkelijkheid nog veel groter is; er zijn ook streken in het land waar de verhoudingen veel gunstiger liggen; en in de grote steden zal het beeld weer anders zijn. Een zeker gemiddeld beeld wordt hier echter wel getoond. We zien de hervormde kerk in de vorm van de midden-orthodoxie en dan is het inderdaad duidelijk dat alle belijndheid, zowel wat betreft de dogmatiek als de ethiek, ver zoek is. Ook het beeld van de gereformeerde kerk (synodaal) is representatief. Na twintig jaar in een stroomversnelling te hebben gezeten is de kleur van deze kerk grijs geworden. Wat is overgebleven is een zoekend, tastend en vragend geloven. Van de gereformeerde erfenis van Afscheiding en Doleantie is weinig tot niets meer over.

De vrijzinnigheid van de doopsgezinde broederschap nadert het religieus humanisme. Wanneer het individu centraal komt te staan, valt er theologisch weinig meer te zeggen. Bij de evangeliegemeente is het bewuste persoonlijk geloofsleven aantrekkelijk, maar wie kerkelijk denkt, mist daar te veel (de kerk als instituut, het ambt, de bijbelse verbondsgedachte, het christelijk dogma der eeuwen enz.) Wie vanuit Schrift en Belijdenis dit artikel in Vrij Nederland leest, voelt zich het dichtst staan bij de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt), en ook wel bij de Christelijk Gereformeerde Kerk. Want voorop staan de trouw aan de Schrift en aan het belijden van de kerk, de persoonlijk gerichte en kerkelijk gebonden prediking, de zorg om de gemeente ook naar de kant van het leven. In de kerk zijn vaagheid, onzekerheid en onbelijndheid maar al te vaak troef. Wat we behoeven is de objectieve norm. Het hierboven geciteerde artikel verscheen eind 1989 en het komt in ons blad begin 1990. Hoe zal het zijn in de jaren negentig op „het kerkelijk erf"? Wie vanuit Schrift en Belijdenis denkt en praktiseert, gelooft en handelt, spreekt en preekt — die weet de richting, die hoort, om met K. Schilder te spreken, elke dag de vocativus van de reformatie, Micha 6 : 8 „Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: iet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met God."

Ds. Dee schrijft hier behartenswaardige woorden, waarmee wij ons heel goed kun-verenigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kleine Kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's