Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ananias en Safira

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ananias en Safira

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. J. van Haaren te Amersfoort.

En er kwam grote vreze over de gehele gemeenten en over allen, die dit hoorden.

Hand. 5: 11.

Wat was er toch in de eerste christelijke gemeente een bloeiend geestelijk leven! Lucas geeft er een kostelijk getuigenis van als hij zegt: En de menigte van degenen die geloofden, was één hart en één ziel! Bij alle verschil in karakter, aanleg en gave waren zij één in het geloof, in de hoop en in de liefde! Ze beoogden de ere Gods en het welzijn van de naaste. Ja, ook dat laatste, want er was niemand onder hen, die gebrek had, want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij en brachten de prijs der verkochte goederen en legden die aan de voeten der apostelen. De liefde van Christus drong hen en daardoor werd de zelfzucht verteerd. Het geestelijke goed was hen meer waard dan alle aardse bezit. Met kommunisme heeft dit alles niets te maken. Het kommunisme is uit de aarde aards, het leeft voor de aarde en gaat op in de aarde. Het beginsel van het kommunisme is dan ook niet: Al het mijne is het uwe, maar al het uwe is het mijne en als u het niet vrijwillig afstaat, dan neem ik het met geweld. In deze christelijke gemeenten werd uit liefde gegeven. Dit betekende echter niet, dat er een nivelleringsproces gaande was, zo dat rijken en armen uiteindelijk evenveel hadden en er geen sprake meer was van privé bezit. Neen, de armen bleven arm, maar ze kwamen toch niets te kort, want er was niemand die gebrek had! Zo was het geloof door de liefde werkend. Wat wordt daar vandaag weinig van beoefend! Er is zo­ veel geesteloosheid en als gevolg daarvan zoveel liefdeloosheid! Het is werkelijk geen wonder, dat velen zich van de kerk afwenden, want er gaat niets van uit! Gods werk wordt niet gezien! En wat doen wij daar nu aan? Want wij kunnen dit alles toestemmen en zeggen, dat het droevig gesteld is, maar zijn wij er dan? Dat het ons eens tot schuld werd! De oorzaak van die dodigheid ligt immers bij de Heere niet! Hij heeft Zijn Heilige Geest niet weggenomen! Die is nog steeds op aarde! Dat Zijn werking echter zo spaarzaamelijk wordt bespeurd, dat komt, omdat allerwege die Geest wordt tegengéstaan en ja, dan gaat Hij van ons wijken! Zeker, van Gods kinderen zal Hij nooit afscheid nemen, maar als zij Hem door een slordig, aardsgezind en wereldgelijkvormig leven bedroeven, dan blussen zij toch wel Zijn werking uit, zodat het geestelijk leven verdort en zijn glans verliest. In de eerste christelijke gemeente werden echter de vruchten van Gods Geest in ruime mate gezien, doch waar de Heere werkt, daar werkt Satan ook. Eerst sprong hij als een vervaarlijk monster op de gemeente af om die zo mogelijk uiteen te jagen en toen dit niet lukte, trachtte hij als een engel des lichts hen op een dwaalspoor te brengen. En hij vond twee harten die voor hem openstonden. Het waren mensen met een mooie naam. De één heette Ananias, dat betekent: De Heer is genadig! Doch de genade, waarvan zijn naam gewaagde heeft hij nooit nodig gekregen of gezocht. Zijn vrouw heette Safira. Dat betekent: Schoonheidsglans. Het is dezelfde naam, die gegeven is aan een fonkelende edelsteen van donkerblauwe kleur, de saffier. Doch hoe schoon Saffira uiterlijk ook geweest moge zijn, innerlijk miste zij alle schoonheid. Op haar was niet van toepassing: Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig! Toch waren beiden meelevende leden. De prediking van de apostelen was kennelijk niet langs hen heen gegaan, want ze hadden zich aangesloten bij de gemeente, daarmee alle spot en smaad trotserend. Ook zij volhardden naar het scheen in de leer der apostelen en in de breking des broods en in de gebeden. Men kon hen terecht sierlijke leden noemen. Ze hadden de naam, dat ze leefden. Wat kan het namaakwerk des duivels toch veel op Gods werk lijken! Wat ze dan deden? Ze verkochten een have, en een deel van de opbrengst legden ze aan de voeten der apostelen. Was dat dan verkeerd? Neen daarin school hun boosheid niet, maar wel hierin, dat ze-deden alsof dit het hele bedrag was. Bij het verkopen van hun have werden ze niet gedreven door de liefde, maar door goddeloze eerzucht. Niet de vruchten des Geestes, maar de vruchten van het vlees komen bij hen openbaar. En dan blijkt dat de zonde hen zo verblind heeft, dat ze denken niet alleen de apostelen en de gemeente te kunnen bedriegen, maar zelfs de Heere! Heel hun vroomheid is enkel schijn! Zou daarin voor ons niet een ernstige waarschuwing liggen? Het staat niet voor niets in Gods Woord! O, die schijnvroomheid! Dat praten over schuld en verdorvenheid, niet omdat wij er zo'n last van hebben, maar alleen om wat te lijken! Zo kunnen wij de indruk wekken, dat ons hart naar Christus uitgaat, terwijl het helemaal niet waar is. Ana­ nias en Safira komen echter met hun gehuichelde vroomheid niet ver. De apostel Petrus doorziet bij hemels licht hun boze opzet en ze worden als huichelaars ontmaskerd. Een schrikkelijk oordeel treft hen, want eerst sterft de een, dan de ander. Zo zonken ze beiden weg in het eeuwig verderf! Wat kunnen wij dicht bij de rampzaligheid zijn, zonder dat wij het beseffen. Maar was de straf die ze kregen nu niet veel te zwaar? Had Petrus niet kunnen volstaan met een ernstige berisping? Laten wij toch voorzichtig zijn met onze kritiek, want Petrus strafte hen niet, maar de verheerlijkte Christus Zelf greep in! En als wij daarop letten, is er voor ons slechts reden om verwonderd te zijn. Verwonderd over het feit, dat de Heere niet deed met ons naar onze zonden. Of waren wij altijd oprecht en waar voor God en de naaste? Het is dan ook te begrijpen dat er staat: En er kwam grote vreze over de gemeente en over allen, die dit hoorden! Het ontzettend gebeuren bracht tot ernstig zelfonderzoek. Het deed hen bidden; Doorgrond m' en ken mijn hart, o Heer". Is hetgeen ik denk niet td Uw eer? Beproef m' en zie of mijn gemoed iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt! Doch die zo vrezen, behoeven niet te vrezen. Hen geldt het woord: Zalig, die geduriglijk vreest! Doch wee degenen, die niet vrezen, want die niet vreest voor zelfbedrog, die kent zichzelf niet! Maar hoe zou die dan de Heere kennen? Dat de schrik des Heeren ons alsnog alle valse rust benam en dat wij leerden bidden: Laat d' oprechtheid meer en meer, met de vroomheid mij behoeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1981

De Banier | 8 Pagina's

Ananias en Safira

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1981

De Banier | 8 Pagina's