Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alle dingen werken mede ten goede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alle dingen werken mede ten goede

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En wij weten, dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar zijn voornemen geroepen zijn. Rom. 8:28

Zekerheid temidden van wat wij niet weten
De tekst spreekt van grote zekerheid. Wij weten...
Heel sterk steekt deze vaste en zekere wetenschap af tegen de onzekerheid, waarvan eerder sprake was: Wij weten niet...
Zo staat het immers in vs. 26. Wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort. Op een van de meest beslissende momenten blijkt onze onwetendheid. Als het gaat om het bidden in het algemeen dan blijkt reeds onze onmacht. Wanneer het gaat om het bidden, heel in het bijzonder, naar Gods wil, dan blijkt onze onwetendheid eveneens op een heel bijzondere manier. Ons bidden blijft ver beneden het niveau van de toekomst waar de Geest om bidt en waarnaar Gods kinderen zuchtend verlangen. Ver beneden de maat der verwachting waarnaar de ganse schepping reikhalzend uitziet. De grote toekomst van Christus waarin alles heerlijkheid zal zijn, is zo onvoorstelbaar rijk, dat ons bidden geheel en al ontoereikend is. Wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort.
Zou dit ook niet gelden nu wij een nieuwe bladzijde hebben opgeslagen en het nieuwe jaar voor ons ligt? Onze onmacht blijkt zo duidelijk uit ons onvermogen tot bidden, tot waarachtig zoeken van het aangezicht van de Here. En ons onvermogen tot waarachtig gebed blijkt met name wanneer het gaat om de toekomst van het rijk van God. De schepping zucht daarnaar. De zonen Gods kennen eveneens bij zichzelf het zuchten om en vanwege die toekomst. Maar als het er om gaat, om te weten en met zuivere blik die geweldige toekomst te beschouwen, dan zeggen we: wij weten niet...
Moeten wij, met het oog op de heerlijke toekomst van Gods rijk (want daarover gaat het immers), bidden om wereldvrede? Om welvaart voor ons en voor onze kinderen? Wij weten het niet! Moeten wij, nu immers Gods rijk in heerlijkheid door heel de schepping en door al Gods kinderen verwacht wordt met een reikhalzend verlangen, moeten wij bidden om de spoedige doorbraak van dat rijk? Zouden wij het willen? Of zouden we eerst nog graag zien dat een van onze kinderen tot de Here terugkeerde? Wij weten het niet! Zouden wij willen bidden om gezondheid en kracht, ook dan wanneer wij met dit alles God zouden kunnen vergeten? We weten het niet.
O, er zijn zo veel dingen die wij niet weten. Maar onze onwetendheid is dan juist het grootst, wanneer het gaat om de volle openbaring van de heerlijkheid Gods. De Geest zucht zelf met onuitsprekelijke verzuchtingen naar die toekomst. En door die Geest, die worstelt en bidt om de volle openbaring van de heerlijkheid van de Here Jezus Christus, komt er rust in de harten van allen die door Hem geleid worden. Daarom staat er in onze nieuwjaarstekst geschreven: wij weten, dat dengenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede.

Vaste wetenschap
Hoe heerlijk steekt deze wetenschap van het geloof af tegen de onwetendheid, die ons op hetzelfde moment eigen is. Immers deze twee vormen van weten en van niet-weten verbindt de Schrift als door de ene adem van de Geest. Wij weten niet... Het is de werkelijkheid van ons bestaan. Het tekent onze zwakheid en onmacht, onze geringheid. Het vormt eigenlijk de allerdiepste kern van onze innerlijke onzekerheid. Alleen die kinderen van God, die het zuchten van de schepping hebben vernomen, kennen deze onzekerheid. Alleen zij verstaan dit „zuchten bij zichzelf", dat het wezen uitmaakt van hun bekommernis. De zonde die zij in zich bevinden maakt hen onzeker met betrekking tot de vraag of zij wel verstaan wat de toekomst van het rijk Gods is, en meer nog, of zij zelf wel deel hebben aan die toekomst. Wij weten niet...
En in een adem is er dan toch ook de innerlijke zekere wetenschap, dat alle dingen zullen medewerken ten goede. De grond voor die zekerheid ligt in het werk van de Zoon. Voor degenen die in Hem zijn is er geen verdoemenis. Daarmee begon ons hoofdstuk. Het oordeel is voor hen gedragen aan het kruis van Golgotha. Het werk van Christus vormt de hechte grondslag voor de zekerheid van het geloof, waardoor wij zeggen: we weten...
Dit werk van de Zoon krijgt een plaats in ons eigen leven door het werk van de Geest, die onze zwakheid te hulp komt. Hij geeft ons de innerlijke vastheid, waardoor wij temidden van de grootste twijfel en onzekerheid, ons aan Hem en zijn werk toevertrouwen. Het werk van Christus voor ons, het werk van de Geest in ons vormt zo het fundament waarop wij temidden van allerlei bezwaar staande kunnen blijven.

De zekerheid der voorzienigheid
Maar de zekerheid van Gods kinderen heeft een nog vaster grond in het werk van de Vader. Daarover gaat het in onze tekst. Hij doet alle dingen medewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben, d.w.z. voor degenen die naar zijn voornemen geroepenen zijn. Daar staan wij voor het eeuwigheidswerk van de Vader. En dit geeft diepte, vaste eeuwigheidsgrond onder hun zekerheid. God doet alle dingen medewerken ten goede.
Wat mag dit goede dan wel zijn?
Wil het zeggen, dat op de lange duur beschouwd, de moeilijkste dingen nog wel eens kunnen meevallen? Zo, dat we aan het eind ons nog verwonderen moeten? Zo, in de zin van: alles komt nog wel terecht?
Wat is „het goede", waartoe alle dingen medewerken? Het staat in wat er volgt. God heeft de zijnen bestemd, om gelijkvormig te worden aan het beeld van zijn Zoon. De gelijkenis, waarmee we op Hem zullen gelijken en waarmee we zijn heerlijkheid zullen weerspiegelen: zie, dat is het goede, waartoe alle dingen zullen medewerken.
Daartoe heeft God de Vader de zijnen bestemd.
Daartoe zullen alle, ja waarlijk, alle dingen ook in dit jaar moeten medewerken.
Ook als wij zeggen, dat alle dingen tegen ons zijn, zoals Jacob het eenmaal als klacht uitte, werken de dingen mede aan het bereiken van dit hoge en heerlijke doel.
En dit medewerken vormt het centrum van alle werken van Gods voorzienigheid. Laten we daarover toch niet gering denken. God onderhoudt de werken van zijn handen. Maar die onderhouding staat in dienst van zijn regering. Hij wil het doel bereiken, dat Hij zich gesteld heeft. En ook dan wanneer alle machten en krachten tegenwerken, doet Hij ze medewerken ten goede. Zij kunnen niet anders dan dienst verlenen aan het plan van God.

Ook in dit jaar dat komt
Zo ligt er een jaar voor ons, waarvan wij niets, maar dan ook niets kunnen zeggen. Althans niet met enige zekerheid. Maar achter die, soms zo diep gevoelde onzekerheid, staat de onwederstandelijk medewerkende en doorwerkende kracht van God. En zo zullen al Gods kinderen eenmaal „het goede" bereiken. Ook dan zelfs, wanneer zij zelf tegenwerken.
Ook wij werken. Maar ons werk is veelal een tegenwerken van Gods werk. Hoe rijk is de troost van onze tekst, dat de Here alle dingen in zijn Raad en voorzienigheid opneemt. En dat, hoe wonderlijk het ook mag zijn, hoe gevaarlijk - wonderlijk het ook mag klinken, dat ons tegenwerken, door Gods genade wordt omgebogen, zodat het medewerkt, krachtig medewerkt aan het doel waarop de Here aanwerkt in zijn verkiezende liefde. Alle dingen.
Bedenk nu de kracht van dit woord. En zeg, wanneer het u zwaar valt, met een jaar vol zwakheid en onzekerheid voor u: alle dingen. Daar is niets uitgezonderd. De dingen waarvoor we danken moeten. En de dingen die ons zouden moeten leren bidden. De dingen die vlak tegen schijnen te zijn en die zo tegenvallen, dat we ze niet kunnen verwerken. Maar ook de dingen die we vergeten waren en die nu opeens onze vrede kunnen verstoren. Alle, alle dingen.
Bedenk de omvang van dit woord. Kunnen we iets bedenken dat hier niet onder zou vallen? Iets, dat buiten het bereik van Gods almachtige en medewerkende kracht zou vallen?
Alleen dit nog. Er staat dat dit geldt voor degenen die God liefhebben en die daarin het merk dragen van een roeping waarin zich het voornemen van God klaar te kennen geeft. Het voornemen Gods: dat is zijn vaste raad tot zaligheid van zijn volk. Dat voornemen brengt een roeping tot stand die verder gaat dan het oor en die meer is dan een „zedelijke aanrading". Overal waar Gods woord wordt uitgeroepen, heeft zij een uitwerking, hoe dan ook. Maar in de liefde waarmee Gods kinderen de Here beminnen hebben zij een teken, dat de roeping van God met zulk een kracht over hen kwam, dat zij daaraan werkelijk gehoor gaven.

Hebben wij Hem lief?
Allen die God liefhebben.
Ontbreekt in waarheid deze liefde tot God, reken dan, dat alle dingen tegen zitten in het komende jaar. Ze zitten u tegen en ze werken tegen, de dagen van voorspoed en ook de dagen van tegenspoed. Ze werken absoluut tegen u in, de uren waarop wellicht een grote blijdschap zich van u meester maakt, of ook de ogenblikken waarin het hoogste geluk u zo vlak nabij schijnt. Ja het werkt alles onherroepelijk tegen u, indien de liefde tot God ontbreekt.
Daarom is het allernoodzakelijkste voor ons, om te vragen: „Heb ik Hem lief?" En moeten we dat ontkennen, laten we dan geen moment wachten om Hem om zijn liefde in onze harten oprecht te bidden.
Maar is die liefde door Gods genade onze hartelijke lust, wel, laten we dan ook zeggen: niets zal tegenwerken, alles zal medewerken. Dan moet het waar zijn, tegen alle aanvechting en bestrijding in, dat niets, maar dan ook niets ons van zijn liefde scheiden kan, zoals zij is, en was, en eeuwig zijn zal in Christus Jezus onze Here. Daarvan mogen we dan zeker zijn bij alles wat ons in het ongewisse laat aan het begin van dit nieuwe jaar: wij wéten, dat dengenen die God liefhebben alle dingen zullen medewerken ten goede. Gelijkvormig aan het beeld van Gods eigen Zoon, zullen eenmaal Gods kinderen Hem eeuwig loven en prijzen.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Alle dingen werken mede ten goede

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

De Wekker | 16 Pagina's