Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antichrist

Alle kranten stonden vol over de schuldbelijdenis, die de paus in Jeruzalem heeft gedaan voor de wandaden, bedreven jegens het Joodse volk. Zijn rede werd in haar geheel in het RD afgedrukt. Eerder had hij ook al schuld beleden voor kwaad, dat door Rome is aangericht jegens andere mensen, ook het kwaad jegens de 'ketters'. Onder die laatsten zullen wij ons ook wel moeten rekenen. De paus bereikt daarmee twee doelen ineens: hij maakt zich vrij van de afschuwelijke gruweldaden waaraan zijn kerk zich schuldig heeft gemaakt, maar hij blijft ons tegelijk als 'ketters' bestempelen.

Wonderlijk, hoe het opperhoofd van Rome zich toch telkens weer in het centrum van de belangstelling weet te plaatsen. Het is een tijd van schuldbelijdenissen. Welnu, hij doet mee, en het 'heilige jaar 2000' is daarvoor een schone gelegenheid. Samen maken we schoon schip en zo kunnen wij eendrachtig als een gelouterde en herboren mensheid het nieuwe millennium in, waarbij de paus zich en zijn opvolgers ziet als de aangewezen spirituele leiders.

Vergissen wij ons, of groeit ook onder reformatorische mensen het respect voor deze persoon? Ook al zal men het pauselijk instituut nog blijven afwijzen, toch hoort en leest men dat het toch wel opmerkelijk is, dat deze paus tot zulke vergaande uitspraken is gekomen. Moeten wij onze zienswijze op de paus dan toch niet herzien? Ds. H. J. Hegger is ons daarin al voorgegaan met zijn nieuwste boek "Eén in de levende Christus”.

En wij belijden dat de paus de antichrist is. Scherper tegenstelling lijkt wel niet mogelijk. De schone samenzang wordt er wel door verstoord. Moeten wij ons daar niet voor schamen? Wij zeggen met overtuiging, neen.

De aanduiding dat de paus de antichrist is, is in de eigen reformatorische kring omstreden geworden. Men weet nog wel, dat ds. G. H. Kersten het zo onomwonden nog gezegd heeft. Maar nieuw licht is ontstoken. Het is een gevleugeld gezegde geworden om van een 'merkwaardige fixatie' bij ds. Kersten op dit punt te spreken. Hij had toch al in de jaren dertig kunnen en moeten zien, dat de macht van Rome op haar retour was, en dat er andere, veel gevaarlijker machten in opkomst waren?

Wij hebben op deze plaats het dodelijke gevaar van het roomse denksysteem al vele malen aangewezen, te dodelijker omdat het blijkbaar in zijn volle omvang niet meer onderkend wordt. Waar wij dit­ maal op willen wezen, is dat de aanduiding van de paus als de antichrist een belijdenisuitspraak is. Onze belijdenis zegt het. In Artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt het immers tot het ambt der overheid gerekend, om 'de hand te houden aan de heilige kerkendienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de antichrist te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het Woord des Evangelies overal te doen prediken', enz. Ieder kan weten wat Guido de Bres daarmee in 1561 bedoelde. Hij wees daarin de overheid op haar plicht, om de ware kerk te bevorderen en de valse kerk tegen te gaan. De ware kerk was de kerk der Reformatie en de valse kerk die van Rome. Het rijk van de antichrist te gronde te werpen, daarmee werd bedoeld: de paapse afgoderijen en superstities af te schaffen en uit te roeien en de reformatie ter hand te nemen.

Zo heeft ook de Dordtse S3Tiode in de voorrede van de Dordtse Leerregels beleden: "Deze kerk, van de tirannie van de roomse antichrist en de schrikkelijke afgoderij des pausdoms door Gods machtige hand verlost". En zeg nu niet, gelijk sommigen in onze dagen zeggen, dat deze voorrede niet tot het eigenlijke belijdenisgeschrift behoort, maar door de een of ander later is toegevoegd. Ze is zelfs in sommige psalmboeken weggelaten. Maar ze hoort er wel degelijk bij. Net als de vijf artikelen en het besluit is de voorrede uitvoerig in de synode besproken en officieel vastgesteld. We lezen in de Acta, het verslag van de zitting van 25 april 1619: 'In deze zitting is voorgelezen een kortere voorrede, die voor dezelve Canones gesteld zou worden, en, na verandering van sommige dingen die daarin waren waargenomen geweest, is bij de sjmode geapprobeerd, welke voorrede hieronder gesteld wordt.’

En zo was het de belijdenis van de kerken der Reformatie alom. In de Frankforter belijdenis van 1554 wordt onomwonden gezegd: 'Daarenboven (boven de tevoren genoemde mohammedanen, wederdopers, libertijnen, mennonieten, davidisten, marcionieten en arianen) Daarenboven verwerpen wij de roomse paus als de antichrist.’

En zo de Erlauthaler belijdenis van 1562: 'De paus of antichrist is noch de borg, noch het hoofd, noch de grondslag van de katholieke kerk, maar als eerzuchtig hoereerder verheft hij zich boven God en schendt de reine maagd van Christus.’

De geloofsbelijdenis van de Schotse kerk, van 1581: 'Met name verwerpen wij het gezag van die roomse antichrist.’

De Ierse artikelen van 1615: 'De bisschop van Rome is zo ver van te zijn het opperste hoofd van de algemene kerk van Christus, dat zijn werken en leer hem openlijk ontdekken te zijn de mens der zonde, voorzegt in de Heilige Schriften, welke de Heere verdoen zal door de Geest Zijns monds en tenietmaken door de verschijning Zijner toekomst.’

En de Westminster Geloofsbelijdenis van 1647: 'Daar is geen ander hoofd van de kerk dan de Heere Jezus Christus. Noch kan de paus van Rome in enig opzicht het hoofd van dezelve zijn; maar hij is die antichrist, die mens der zonde en zoon des verderfs, die zichzelf verheft in de kerk tegen Christus en al wat God genaamd is.'

Wij zouden hier uitspraken van Luther, de Schmalkaldische Artikelen, de kerk der hussieten en vele, vele andere aan toe kunnen voegen. Zij die in onze dagen zich reformatorisch noemen, maar op dit punt de leer der Reformatie verlaten hebben, zouden zich moeten afvragen of dit wellicht niet de vrucht zou kunnen zijn van gebrek aan geestelijk onderscheidingsvermorgen, als gevolg van geestelijke en intellectuele hoogmoed, omdat men zich in de studie van het bijbels getuigenis op dit punt verheven acht boven de vaderen van toen.

Is er ooit in de geschiedenis der kerk een vergadering van knechten Gods bijeen geweest, zo vroom in de ware zin des woords, en tegelijk zo theologisch geschoold, als in 1618-1619 in de synode van Dordrecht, en in 1643 - 1649 de Westminster Assembly? Maar nu is er een geslacht opgestaan, dat het beter meent te weten. Men moet daarbij dan wel beseffen, dat men afwijkt van de belijdenis. Ja, maar de belijdenisgeschriften zijn toch maar mensenwerk? Dat begon men in de Gereformeerde Kerken een halve eeuw geleden ook te zeggen, en met professor Den Heyer ziet men nu, waar zij daar in vijftig jaar mee uitgekomen zijn.

Juist is te zeggen, dat de belijdenisgeschriften Gods werk zijn, maar dan wel door mensen verricht, die daarin niet onfeilbaar geïnspireerd zijn geweest zoals de bijbelschrijvers dat waren. Dat betekent dat er in de belijdenisgeschriften dingen kunnen staan, die niet naar Gods wil zijn. Maar dat kan men alleen weten, wanneer ze duidelijk blijken te strijden met de Heilige Schrift. Dan stellen wij maar één vraag: Indien het roomse stelsel, dat zijn hoogtepunt bereikt in de godslasterlijke leer van de onfeilbaarheid van de paus - een eigenschap die God alleen toekomt - , niet de antichrist uit de Bijbel is, hoe stelt men zich dan een ander stelsel voor, dat zo in details overeenkomt met de beschrijving ervan in de Schrift, zie met name 2 Thessalonicenzen 2?

Gealarmeerd door het feit dat de Reformatie zo algemeen de paus aanwees als de antichrist, ontwikkelde de jezuiet Ribera aan het eind van de zestiende eeuw een idee van de antichrist als één enkele man, die pas aan het eind der tijden zou verschijnen en een grote godloochenaar zou zijn. Dit is nog altijd de roomse opvatting van de antichrist. Het is helaas de opvatting die ook in het protestantisme breed ingang heeft gevonden, waarmee de oud-protestantse zienswijze werd verlaten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's