Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van de Nadere Reformatie (II)

Bekijk het origineel

De prediking van de Nadere Reformatie (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belangrijkste stelling uit het proefschrift van dr. Brienen bestaat uit twee delen. Het eerste deel behelst de uitspraak, dat de klassifikatiemethode kenmerkend is voor de prediking van de Nadere Reformatie. Het tweede deel van de stelling constateert op dit punt een afwijking van de inzet van de reformatorische prediking, met name van Calvijn.
Om de stelling te bewijzen heeft dr. Brienen heel wat preken doorgenomen. Hij heeft verschillende auteurs op dit punt onderzocht. Dat was een respectabel werk. Maar men zou de vraag kunnen stellen of er bij het onderzoek nog niet veel meer schrijvers hadden moeten worden onderzocht. En wat de norm is geweest, die geleid heeft tot het uitkiezen van een zeer select gezelschap van predikers, die dan samen de stelling moeten bewijzen. Zo is om een voorbeeld te noemen afgezien van het onderzoek naar de preken van A. Hellenbroek. Hij heeft een zeer grote invloed uitgeoefend door zijn preken over Jesaja en het Hooglied niet alleen maar ook door allerlei keurstoffen. De laatstgenoemde preken bieden een eigenaardige dwarsdoorsnee van zijn kanselarbeid. De preken over het Hooglied zouden interessant materiaal kunnen bevatten om de stelling omtrent de mystieke inslag van de prediking der Nadere Reformatie nader toe te lichten. Ook zijn de werken van Koelman buiten het onderzoek gehouden. Het argument daarvoor was, dat Koelman buiten het kerkelijk leven is komen te staan. Maar men mag terecht de vraag stellen of dit een argument is dat werkelijk betekenis kan hebben, gezien het feit dat Koelman juist daardoor een figuur van betekenis is geworden voor heel de beweging van de Nadere Reformatie. Juist het feit, dat de overheid hem uit zijn gemeente verbande werd de oorzaak dat Koelman zich geheel en al kon wijden aan de Beweging van de Nadere Reformatie. Hij deed dat ook inderdaad. En hij deed het in grote trouw aan de Kerk, in tegenstelling tot de vele Labadisten van zijn dagen die in het kerkelijke leven geen vertrouwen meer hadden en zich op allerlei buitenkerkelijke gezelschappen onledig hielden met het becritiseren van de Kerk. Daarvoor heeft Koelman zich niet geleend. Hij heeft rusteloos gepubliceerd. En een zeer belangrijk facet van zijn vertaalarbeid was, dat op deze manier een relatie gelegd werd met de puriteinen in Engeland. Wellicht zou een nader onderzoek van Koelmans werk niet zo exclusief hebben doen spreken over de klassifikatiemethode als specifiek eigen kenmerk van de Nederlandse beweging van de Nadere Reformatie. Ten aanzien van het Puritanisme drukt Brienen zich wel wat voorzichtig uit. Hij vindt bij hen de onderscheiding tussen letter en Geest, terwijl ook zij duidelijk de cesuur trokken tussen bekeerden en onbekeerden. Ook Brienen vindt bij de Puriteinen een eerste aanzet tot een klassifikatie van de hoorders in de prediking. Me dunkt, dat hij sterker had kunnen spreken. We vinden bij de Puriteinen niet alleen maar een eerste aanzet, maar ook een min of meer uitgewerkt patroon. Te denken valt hier aan het belangrijke werk van Perkins over The art of Prophesying, de predikkunde, waarin deze belangrijke theoloog van het Puritanisme een zevental soorten van verschillende hoorders onderscheidt, die de prediker in het oog moet houden bij de toepassing van de preek. Zijn onderscheiding heeft binnen het Puritanisme navolging gevonden. Hij staat als theoloog aan het begin van een ontwikkeling. Zijn werken werden ook in het Nederlands vertaald, en in een complete uitgave van zijn geschriften is deze onderscheiding toegankelijk geworden voor vele Nederlandse predikers. En wat te denken van een man als Boston, die in Schotland niet alleen, maar ook ver daarbuiten en zeker in Nederland veel invloed heeft uitgeoefend. Hij maakt een duidelijke onderscheiding. Zijn werk werd sterk aanbevolen door predikers van de Nadere Reformatie. Daarbij wordt het dus toch wel een vraag, of we in de klassifikatiemethode inderdaad te maken hebben met een typisch Nederlands verschijnsel, dat een hulpmiddel zou kunnen zijn om het eigen karakter van de Nadere Reformatie ten overstaan van het piëtisme en het puritanisme scherper in het oog te krijgen. Naar mijn gedachte moet men inderdaad met dr. Brienen spreken van een eigensoortigheid van de Nadere Reformatie. Maar ik waag het te betwijfelen of deze eigensoortigheid uitkomt in dit kenmerk. Ik zou de eigensoortigheid veel meer willen zoeken in de sterke relatie die er met de Gereformeerde Reformatie bestaat. Het piëtisme wordt gekenmerkt door de specifiek Lutherse achtergrond. Dat openbaart zich ten aanzien van het stuk van wet en evangelie, en niet minder tegen de achtergrond van de kerkordelijke toestanden in Duitsland, waar de landsvorst zo veel invloed had verkregen. Het Puritanisme is daarom specifiek Engels, omdat het te maken had met een semi-gereformeerd Anglicanisme. In de reactie daartegen komt de nadruk te vallen op de presbyter, de ouderling. Ook is hier bijzonder sterk de invloed geweest van de verbondstheologie, die op de Westminstersynode kerkelijk was geijkt.
De Nederlandse beweging van de Nadere Reformatie draagt duidelijk de sporen van de Nederlandse kerkgeschiedenis. En met het oog daarop zou men moeten zeggen: het was in feite niets anders dan een poging tot een volledige invoering van de Reformatie. Men vergete niet, dat de Nederlandse kerkgeschiedenis tot aan de synode van Dordt een geschiedenis is geweest van louter politieke, staatkundige en militaire onrust. De oorlogstoestand had een opzettelijke en systematische invoering en doorwerking van de Reformatie hier te lande onmogelijk gemaakt. Nu na Dordt daarvoor de mogelijkheid enigermate begon te komen werd die ook aangegrepen. Daarom is de Nederlandse Beweging van de Nadere Reformatie te beschouwen als een poging tot werkelijke reformatie van heel het leven. De eerste vertegenwoordigers ervan waren ook de woordvoerders van de Reformatie: Taffin en niet te vergeten: Datheen. Vandaar dat het ook een zo gecompliceerd probleem is om de relatie te tekenen tussen de Nadere Reformatie en de Reformatie zelf. Men komt hier nooit uit, wanneer men niet binnen de Nadere Reformatie zelf een duidelijk onderscheid aanbrengt tussen een eerste en een tweede periode. Met het oog daarop is het ook te ongenuanceerd om te spreken van Dé Nadere Reformatie. Het is een gecompliceerde beweging, die tenslotte verloopt, verglijdt, verwordt. Maar in haar eerste inzet is de beweging zuiver reformatorisch. Daarom verwondert het ook allerminst, dat binnen de Reformatie zelf tendenzen aanwezig zijn, die herinneren aan de door dr. Brienen geschetste klassifikatiemethode. Een van de eerste werken op het gebied van de diaconiologische theologie, als zodanig nog nimmer voluit herkend onder ons, is het werk van de grote Straatsburgse Reformator Martin Bucer uit het jaar 1538. De titel is Over de ware zielzorg. Het geschrift heeft Luther beïnvloed, en vooral Calvijn, die van 1538-1541 in Straatsburg vertoefde. Welnu in dit geschrift heeft Bucer een klassifikatieschema gehanteerd, dat hij rechtstreeks aan de bijbel ontleende: Ezechiël 34:15 en 16: Ik zal mijn schapen weiden, en Ik zal ze legeren, spreekt de Here HERE; het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal IK wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen; Ik zal ze weiden met oordeel.

Bucers geschrift heeft, gelijk vermeld, Calvijn beïnvloed. En het is bekend dat deze met de grondgedachten van het geschrift volkomen in overeenstemming was. Kan men dan staande houden, dat er sprake moet zijn van een afwijking van de inzet van de reformatorische prediking bij de Nadere Reformatie? We zullen de onderlinge relatie van Reformatie en Nadere Reformatie op alle punten moeten doormeten om tot een verantwoorde uitspraak te komen. Daarbij kan men nooit genoeg onderstrepen de grote betekenis van de cesuur die binnen de Nadere Reformatie zelf is waar te nemen. Slechts wie deze ambivalentie binnen de boeiende beweging zelf in het oog houdt zal tot een verantwoorde oordeelvelling kunnen komen. Het materiaal door dr. Brienen aangedragen zal daarbij ongetwijfeld van dienst kunnen zijn.

A.[Apeldoorn], W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1974

De Wekker | 8 Pagina's

De prediking van de Nadere Reformatie (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1974

De Wekker | 8 Pagina's