Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schuld en vergeving (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schuld en vergeving (3)

Gezindheid tot vergeven

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schuld en vergeving doorleven voor de Heere heeft als vrucht dat daardoor onze verhouding tot onze naaste wordt gestempeld. We worden mensen die vergevingsgezind zijn.

Wie zondaar voor God is geworden, gaat de zonde zien in zijn Godonterend en strafwaardig karakter. Hij zal nooit de zonde kunnen en willen goedpraten. Maar als tegelijkertijd iets van Gods vergevende genade is gesmaakt, komt er wel een gezindheid tot vergeving ten opzichte van de naaste als medemens. Wie zelf zondaar is geworden en gebleven, kan naast de grootste zondaar gaan zitten!
Vergevingsgezindheid ten opzichte van de naaste begint niet bij de schuldige naaste, maar vindt zijn oorsprong in de van God ontvangen genade. Daarom heeft vergevingsgezindheid iets onvoorwaardelijks. Het is ook niet een kwestie van karakter of van pure medemenselijkheid. Het is ook niet een kwestie van lief zijn voor elkaar. In het laatste geval kunnen we de zonde nog verbloemen in zijn Godonterend karakter.
Vergevingsgezindheid is tonen dat God goed is voor een slecht mens en dat ik als zo’n slecht mens daarom kan heenstappen over mij aangedaan onrecht.

Catechismus over vergevingsgezindheid
De uitleg van de HC bij de vijfde bede leert ons wat Bijbelse vergevingsgezindheid is. We lezen in Zondag 51, antwoord 126: ‘Wil ons, arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus’ wil niet toerekenen, gelijk wij ook dit getuigenis Uwer genade in ons bevinden, dat ons ganse voornemen is onze naaste van harte te vergeven’.
Als eerste valt op de levenslange behoefte aan schuldvergeving ten opzichte van de Heere, omdat we zondaar zijn en blijven. Als tweede het ontvangen van die schuldvergeving op grond van het offer van Christus.
Hier horen we hoe de Heere Zijn kinderen leert om steeds weer nodig te hebben het allesreinigende bloed van Christus.
Vervolgens werkt ‘dit getuigenis Uwer genade’ de vrucht om met de daad vergevingsgezindheid te tonen ten opzichte van onze naaste. Dit laatste deel heeft betrekking op de woorden van de vijfde bede ‘gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’.

Uitleg van het woordje ‘gelijk’
Het woordje ‘gelijk’ moeten we goed uitleggen. Het betekent niet ‘zoals’.
Dan zou de Goddelijke en menselijke vergeving van dezelfde orde zijn. Het betekent ook niet ‘omdat’, want dan maken we Gods vergeving afhankelijk van ons vergeven van de naaste.
Om het woordje ‘gelijk’ goed te begrijpen moeten we luisteren naar de uitleg in antwoord 126. Het gaat om de ware vergevingsgezindheid als vrucht van doorleefde genade.
In de woorden ‘van harte’ (dat wil zeggen: met ons hele hart) zit iets onvoorwaardelijks. We wachten niet af of de ander wel de eerste stap zet. Voornemen betekent: echt willen komen tot de daad van vergeven. Of de ander die vergeving aanvaardt of niet, doet niet ter zake.
Het woord ‘voornemen’ heeft in onze tijd een zwakkere betekenis dan het vroeger had. Voornemen is nu vaak gekoppeld aan emotie, opwelling. En dan zijn er vele goede voornemens die nooit in daden worden omgezet.
Zo bedoelt onze catechismus het woord voornemen niet. Hier is het een gerijpte gezindheid van het hart om tot de daad te komen. Er is geen wrok, wrevel, haat of gedachte aan vergelding of iets anders dat het uitvoeren van het voornemen in de weg staat.

Hoe vaak vergeven?
Dit is een vraag die Petrus stelt aan de Heere Jezus in Matthéüs 18:21.
Het antwoord van de Heere Jezus is: ‘zeventigmaal zevenmaal’, anders gezegd: altijd! De Heere Jezus verduidelijkt Zijn antwoord met de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht.
Een dienstknecht, die een ontzaglijk hoge schuld heeft, wordt door zijn heer ter verantwoording geroepen om te betalen. Hij kan niet betalen en smeekt om genade. We lezen in vers 27: ‘En de heer van deze dienstknecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen en de schuld hem kwijtgescholden’.
In vers 28 lezen we dat deze dienstknecht een mededienstknecht tegenkomt, die hem een klein bedrag schuldig is. Ondanks dat deze om genade smeekt, is hij totaal niet genegen om het luttele bedrag kwijt te schelden. Als de heer dit hoort, is hij erg ontsteld over het gedrag van zijn dienstknecht en geeft hem alsnog de straf die hij hem eerst had kwijtgescholden.
In vers 35 lezen we de toepassing: ‘Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden’.
De Heere Jezus tilt de vraag van Petrus veruit boven het puur menselijke aspect, om hem te leren de dingen in de goede verhouding te zien. Een arme zondaar, die Gods genade ervaart, begeert altijd van harte zijn naaste te vergeven.

(wordt vervolgd)

Rijssen, ds. A. Schreuder

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 2015

De Saambinder | 16 Pagina's

Schuld en vergeving (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 2015

De Saambinder | 16 Pagina's