Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedwongen werkonderbreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedwongen werkonderbreking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het betaamt niet dat gijlieden en wij voor onze God een huis bouwen, maar wij alléén zu voor de Heere, de God Israëls bouwen... Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont." Ezra 4 : 3m, 24a

Werkonderbreking. Dat woord kennen we. Stakingen, werkonderbrekingen zijn in onze samenleving bekende verschijnselen geworden. Om de eisen, looneisen meestal, kracht bij te zetten wordt het werk, soms voor enkele uren, soms voor onbepaalde tijd neergelegd.

Wat ook veel voorkomt is dat mensen wel willen werken, maar door anderen worden verhinderd. Werkwilligen die de poort niet in mogen. Of die zó worden geïntimideerd dat ze niet aan de slag durven gaan. Dat is het beeld dat ons hier voor ogen wordt geschilderd.

1) medewerking geweigerd

Eindelijk is het zo ver. Er is een begin gemaakt met de herbouw van de tempel. Het heeft lang geduurd. De teruggekeerde ballingen hadden andere dingen aan hun hoofd. En ze vreesden voor tegenstand. Maar nu is de eerste steen voor de nieuwe tempel gelegd.

En nu krijgen ze meteen met de vijanden te maken! Wederpartij der s worden ze genoemd. Laten we dat maar letterlijk opvatten: mensen van een andere partij. Tegenstanders die tegenwerkers zullen worden.

De bouwers krijgen ook een mooie naam: kinderen der gevangenis! Dat zijn ze ook geweest, zeventig jaar lang: kinderen der gevangenis. Opgesloten waren ze in dat verre land, zonder hoop op terugkeer. Maar het ongelooflijke is gebeurd. De gevangenisdeuren zijn opengegaan. Ze mochten naar Jeruzalem terugkeren om de tempel te herbouwen.

Zo staan ze dan tegenover elkaar: wederpartijders en kinderen der gevangenis. En wat dat betreft is er nog niets veranderd. Wie uit de gevangenis is bevrijd en gezongen heeft van de verlossing, die krijgt vijanden. Zodra de bouw van de nieuwe tempel begonnen is, komen ze erop af...

Wie zijn deze wederpartijders? De volken dezer landen, worden ze genoemd. Voor een groot deel Samaritanen. Een gemengde bevolking met een gemengde godsdienst. Mensen die zich tijdens de ballingschap in het heilige land hebben gevestigd en er nu de dienst uitmaken. En die kunnen het natuurlijk maar matig waarderen dat zoveel joden zijn teruggekeerd naar hun land. Dat is een rechtstreekse bedreiging voor hen. Als dat zo doorgaat is er straks, maatschappelijk en kerkelijk, geen plaats meer voor hen! Dan worden zij tweede-rangs burgers. Begrijpelijk, dat ze dat tot elke prijs willen voorkómen.

Er is dus in het heilige land een pluriforme samenleving. Verschillende mensen met verschillende opvattingen wonen vreedzaam naast elkaar. En dat moet maar zo blijven, vinden ze. Stel je voor dat die teruggekeerde ballingen het voor het zeggen krijgen! Dat die gaan bepalen hoe God moet worden gediend!

Die geluiden komen ons bekend voor. We hebben ook een gemengde bevolking. En zoveel hoofden, zoveel zinnen. Laten we tolerant zijn voor elkaar. Ja, die tolerantie gaat héél ver.

Behalve als er mensen komen die zeggen dat de Heere alléén gediend wil worden. Dat Hij geen andere goden naast zich duldt. Dan houdt de verdraagzaamheid ineens op.

Want nu komen de Samaritanen naar de teruggekeerde ballingen en ze zeggen: als jullie de tempel herbouwen, mogen wij dan een handje helpen? Wij willen ook God dienen, evenals jullie! Al die tijd, dat jullie in ballingschap zaten, hebben wij die God al gediend. Waarom zouden we dan nu niet samen optrekken?

Dat is een verleidelijk aanbod. Want vele handen maken licht werk. Bovendien zouden de financiële lasten er minder zwaar door worden. En zou samenwerking ook geen toenadering kunnen geven?

Het zou allemaal vandaag gebeurd kunnen zijn. We denken misschien wat verschillend, maar we bedoelen hetzelfde. Laten we zoeken naar wat verbindt, niet naar wat scheidt. Als er maar eenheid is, dan worden we het over de waarheid weleens.

En toch bezwijken de bouwlieden niet voor de verleiding. Het kan niet, zeggen ze, dat wij samen werken aan de tempel. Wij zullen het alleen doen.

Is dat niet onbeleefd om de aangeboden hulp zomaar af te wijzen? Moeten ze geen gebruik maken van de gelegenheid om de kloof te overbruggen?

Nee, want de teruggekeerde ballingen doorzien de tactiek van hun tegenstanders. Als ze hen hun aandeel geven in de tempelbouw, dan eisen ze straks ook medewerking aan de tempeldienst. En dat kan niet. Dan zou de God van Israël Zijn plaats moeten delen met de goden van andere volken. Om hun afgoderij zijn ze destijds in ballingschap gevoerd. Moet dan nu de vermenging van Israël met de heidenen opnieuw beginnen?

Het is dus geen onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden. Het is trouw aan de God Die geen andere goden naast Zich duldt. Dit volk zal alleen wonen, heeft Hij gezegd.

Aan Zijn Gemeente heeft de Heere Zijn Woord, het Evangelie toevertrouwd. En dat Evangelie is exclusief: er is maar één Naam onder de hemel gegeven waardoor wij moeten zalig worden. Het Evangelie leert ons niet dat er vele wegen zijn die naar God leiden. Integendeel, Jezus Zelf heeft gezegd: niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Andere godsdiensten, andere levensbeschouwingen, zijn doodlopende wegen. Maar ook de weg van ons eigen werk, van onze eigen deugden en plichten, van onze ervaring en van onze bevinding. Christus alléén kan onze gerechtigheid voor God zijn.

En dat heeft consequenties voor de praktijk van ons leven. Want niemand

kan twee heren dienen. En ieder die de Naam van Christus noemt sta af van ongerechtigheid.

Dat betekent niet dat we onze naaste links laten liggen. Ook niet dat we ons met een boekje in een hoekje terugtrekken uit deze boze wereld. Maar wèl dat we de wereld verzaken, onze oude natuur doden en in een nieuw Godzalig leven wandelen. Dat we hever van alle schepselen afgaan en die laten varen dan dat we ook maar in het minst tegen Zijn wil doen.

Dat hebben de mensen die bevrijd zijn uit de ballingschap begrepen. Ze zeggen tegen hen die zo vriendelijk hun diensten komen aanbieden: jullie medewerking wordt niet op prijs gesteld. Wij zullen de tempel wel alléén bouwen. Ook al zal het langer duren en meer geld kosten. Want de gunst van onze God is ons meer waard dan de vriendschap van mensen.

Maar wie zo radicaal durft te zijn, die kan op tegenstand rekenen.

2) tegenwerking ondervonden

Het plan van de vijanden is mislukt. Met list hebben ze geprobeerd invloed te krijgen op de herbouw van de tempel. Maar de teruggekeerde ballingen hebben hun tactiek doorzien. Daarom gaan de vijanden nu andere wegen bewandelen.

De satan heeft heel wat pijlen op zijn boog. Soms komt hij als een engel des lichts, soms als een briesende leeuw. En - wonderlijk - toen hij zich openbaarde als een engel des lichts, toen hebben de joden hem doorzien, toen waren ze voor hem op hun hoede. En nu de vijanden het anders gaan doen - veel minder geraffineerd - nu hebben ze succes.

Want ze maken de handen van het volk slap. Ze ontmoedigen hen, ze demotiveren hen. Ze hebben geen moed en geen kracht meer, zodat het werk blijft liggen.

Intimidatie, zo noemen we dat vandaag. Als je nog durft werken, dan zullen we... Werkwilligen die worden gehinderd en bedreigd, zodat ze niet meer durven werken.

En later sturen ze brieven naar de opvolgers van koning Cyrus. Pas op voor de joden! Jeruzalem is altijd een oproerige stad geweest. Het is maar beter dat het nooit meer wordt herbouwd.

Het volk, de gemeente van God in deze wereld heeft het altijd gedaan! Ben jij die beroerder van Israël? vraagt Achab aan Elia. Als de apostelen met het Evangelie door de wereld gaan, dan wordt van hen gezegd: deze mensen brengen de wereld in rep en roer. Als Paulus voor zijn rechters staat, dan zegt zijn beschuldiger: deze man is een pest voor de samenleving. Altijd krijgen de leden van Christus' gemeente van alles de schuld.

Dat is toch geen wonder? De Heere Jezus Zelf is uitgescholden voor een vraat en een wijnzuiper, een vriend van hoeren en tollenaren.

Als we Zijn eigendom mogen zijn, dan moeten we ons maar niet verwonderen over al de beschuldigingen die we te incasseren krijgen. De discipel is immers niet meer dan zijn meester? Hij heeft Zelf gezegd: ze hebben Mij vervolgd, ze zullen ook u vervolgen. Het is een stukje van de smaadheid van Christus die we te dragen krijgen.

En het wordt grif geloofd! In Jeruzalem ook. Onmiddellijk stoppen met de bouw! Er wordt geen nader onderzoek ingesteld. De andere partij wordt niet gehoord. Meteen moet het werk plat.

De bouwers durven niet meer. Zo'n jaar of vijftien wordt er geen hand meer naar de tempel uitgestoken. Als gevolg van de activiteit van de wederpartijders. En daarachter zit de satan, de vorst der duisternis, die het nu eenmaal niet kan verdragen dat het huis van de Heere wordt herbouwd.

De tempelbouwers, die zich eerst zo moedig hebben gedragen, laten zich nu overbluffen. Want ze hadden toch kunnen zeggen: wij hebben toestemming van koning Cyrus? Bovendien, we hebben de Koning der koningen aan onze kant. En als God ons Schild en onze Hulp wil wezen, wat zal een nietig mens ons doen? Maar ze hebben meer angst voor hun vijanden dan geloof in die God, Die alle vijanden kan verslaan.

Als we betrokken zijn bij de tempelbouw, als we zelf gelegd zijn als een levende steen aan dat geestelijk huis, dan kan de moed ons nog weieens in de schoenen zinken, dan hangen onze handen soms slap. De vijanden zijn immers zo groot en zo machtig. Of hebben wij te weinig verwachting van de levende God?

Er is één ding dat moed geeft. Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont. Waarom zou dat laatste met zoveel nadruk worden gezegd? Die te Jeruzalem woont! Is dat zomaar een formule? Zomaar een staande uitdrukking? Of is dat om hoop te geven? Al zijn de vijanden nóg zo groot en nóg zo machtig, de Heere woont in Jeruzalem. Ze krijgen die God daar toch niet weg? En al laat het volk de handen slap hangen, al zijn de bouwers nóg zo bang, de Heere woont in Jeruzalem. Het is toch niet afhankelijk van hun werk, of van hun niets doen?

Weest u voorzichtig, als u het werk van God tegenstaat. Want de Heere woont in Jeruzalem. Hij zal Zich niet laten dwarsbomen in Zijn plannen. Niets en niemand zal Zijn werk kunnen verhinderen. U kunt beter nü vrijwillig voor Hem buigen, dan straks gedwongen.

Bent u een bouwer geworden, maar hangen uw handen slap? Ziet u er geen gat meer in? Zoveel bestrijders, van buiten en van binnen? Zou Gods werk in mijn leven dan toch nog tenonder gaan? Nee, want Hij is de God Die te Jeruzalem woont. Het werk ligt vast in de handen van de grote Hogepriester, de meerdere Jozua. Van de grote Koning, de machtige Zerubbabel. De poorten der hel zullen Zijn Gemeente niet overweldigen. Is 't, dat mijns vijands gramschap brandt. Zijn rechterhand zal redding geven. Ja, en dan verder...?

De Heer is zo getrouw zal sterk. Hij zal Zijn werk Voor mij volenden. Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zenden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1991

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gedwongen werkonderbreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1991

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's