Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn  Eengeboren"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn Eengeboren"

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Want tot wien van de engelen heeft Hij oo gezegd: ij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U ge genereerd? En wederom: k zal Hem lot een V der zijn en Hij zal Mij tol een Zoon zijn? " (Hebreeën 1 : 5)

De Zoon - in de weg van Z'n kruis en opstanding en hemelvaart - voortreffelijker geworden dan de engelen! Dat werd bezongen in het vers, wat we de vorige maal overdachten: „Zoveel voortreffelijker geworden dan de engelen, als Hij uit-it nemender naam boven hen geërfd heeft" - (vs. 4). En wélke naam Hij geërfd heeft, a-blijkt uit het vers, wat ditmaal onze aandacht vraagt. Het is de naam: Zoon! Na-

tuurlijk wil dat niet zeggen, dat Hij voor die tijd niet de Zoon was. Integendeel, in de voorafgaande verzen is er nadrukkelijk op gewezen, dat Hij van eeuwigheid tot eeuwigheid Zoon was en is! Maar wordt die Naam hier als „geërfd" voorgesteld, dan ziet dat met name op de verhoging, die Z'n deel is geworden na Z'n vernedering. We zagen reeds eerder: e Zoon heeft Zich vernederd. Vernederd tot in de bittere en smadelijke dood van het kruis. Al Z'n heerlijkheid en glorie leek met Hem neer te dalen in het graf. Méar... God heeft Hem verhoogd! Hem opgewekt uit de doden. Hem eer en heerlijkheid gegeven. Hem gezet aan Zijn rechterhand. En toen kwam ook naar buiten toe krachtig openbaar, wat Hij van alle eeuwigheid was: e Zoon! , , Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zoon van God, uit de opstanding der doden" (Rom. 1 : 4). Zo heeft Hij , , geërfd", wat Hij reeds van eeuwigheid bezat: e naam Zoon! Als loon op Zijn arbeid. Als vrucht van Zijn Middelaarswerk.

Geworteld in de Schrift

Welnu, ten bewijze van dit alles voert onze brief dan vervolgens een tweetal Schriftplaatsen aan. Allereerst een citaat uit psalm 2 : 7 en daarna uit 2 Sam. 7 : 14. Uit het feit, dat niet alleen het eerste hoofdstuk, maar eigenlijk heel de brief doortrokken is van citaten uit het Oude Testament, blijkt hoezeer de Hebreeën thuis waren in de Schriften van het Oude Verbond. Die kenden ze kennelijk als geen ander. Die hadden voor hen Goddelijk gezag. Een overduidelijk bewijs, dat we bij de Hebreeën niet moeten denken aan christenen uit de heidenen, maar uit de jóden, die toch krachtens hun opvoeding gebakerd en gekweekt waren in de Schriften van het Oude Verbond.

En nu is het uitermate leerzaam om te zien, hoe de brief het zo wankelende en aangevochten geloof van de Hebreeën tracht te sterken en op te richten. Hij doet dat door hen terug te voeren naar de Schrift. Zoals Christus Zelf het sprak: , , Onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen"! Wat Paulus op z'n zendingsreizen deed, telkens als hij in de synagoge het woord voerde, dat doet ook de Hebreeënbrief: betuigen uit de Schriften, dat Jezus de Christus is! Opdat het geloof van de Hebreeën niet geworteld zal zijn in de mening van mensen, maar in Gods eigen Woord, dat eeuwig zeker is. Dat alleen kan het fundament zijn. Dat alleen geeft vastheid en zekerheid. Dat alleen maakt weerbaar tegenover allerlei wind van leer.

We kunnen het ook vandaag niet genoeg onderstrepen: de Schrift! Het Woord! Dat alleen is de rechte voedingsbodem. Dat alleen is bron en norm voor alle recht geloof: , , A1 deze boeken ontvangen wij voor heilig en kanoniek om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen" (art. V, N.G.B.). Let u erop? Te reguleren! Te gronden! Te bevestigen! Hoe nodig: thuis te zijn in de Schriften! Door de Geest geheiligde kennis te ontvangen in de grondlijnen van het Schriftgetuigenis. Dat geeft houvast en inzicht. Dat geeft klaarheid en helderheid. Een gefundeerd en gezond geloofsleven. Dat maakt tot krachtige en vurige belijders temidden van een krom en verdraaid geslacht.

Heden gegenereerd

Ondertussen, de Schriftplaatsen, die de brief noemt, zijn door de eeuwen heen het voorwerp geweest van veel discussie en onderzoek onder de uitleggers. Dat geldt met name het eerste Schriftbewijs: , En tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: eden heb Ik u gegenereerd"? We zagen reeds: it woord stamt uit psalm 2. Een psalm, die in Hand. 4 : 25 aan David wordt toegeschreven. Letten we op het verband, waarin het in psalm 2 staat, dan blijkt: emidden van alle tegenstand en verzet tegen z'n koningschap brengt David z'n tegenstanders in herinnering, hoe God Zelf hem tot koning over Israël heeft gezalfd. In dat verband zegt hij: , lk zal van het besluit verhalen: e Heere heeft tot mij gezegd: ij zijt Mijn zoon, heden heb Ik u gegenereerd"! Calvijn tekent in z'n commentaar op psalm 2 aan, dat David vanwege z'n theocratisch koningschap terecht voor een zoon van God gehouden kon worden, omdat koningen en vorsten in de Schrift wel vaker als , , goden" of , , zonen van God" worden aangeduid. Vergelijk in dit verband psalm 82 in combinatie met Joh. 10 : 34, alsook psalm 89 : 27 en 28 en het tweede citaat, wat hier in

vs. 5 wordt genoemd: „Ik zal hem tot een Vader zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn". Een woord, wat in 2 Sam. 7 allereerst van toepassing is op Salomo, die als koning bij de gratie Gods ook Gods zoon wordt genoemd.

Maar wat wordt dan in psalm 2 bedoeld met het „Heden heb Ik u gegenereerd"? Wel, dat ziet op het moment van Davids zalving tot koning. Bij zijn zalving werd - om zo te zeggen - het Goddelijk besluit om hem koning te maken openbaar en klonk het a.h.w. uit de mond des Heeren: heden heb Ik u gegenereerd! Of, zoals we ook mogen vertalen: verwekt. Verwekt tot koning over Israël. „Derhalve wijst het woord heden de tijd van die openbaarmaking (nl. tot koning, R.) aan" (Calvijn).

Echter, in dit alles is David tegelijk type van zijn Grote Zoon! Van Hem, Die eenmaal uit de lenden van David zou voortkomen, de Heere Jezus Christus. Zeer kernachtig las ik ergens: „Waarom toch ontving de theocratische koning de Zoonstitel? Omdat hij een type van de Zoon van de Allerhoogste was, dé Erfgenaam der wereld" (J. van Andel). En heel treffend tekent dezelfde schriftverklaarder aan: „De type werd gegeven om de vaderen ten tijde, dat de Christus er nog niet was, tot Hem op te leiden. God deed in de type de Christus tot hen afdalen, opdat zij te gemakkelijker tot de Christus konden opklimmen". En niet minder leerzaam is de aantekening: „De type is een tussenschakel tussen Christus en het geloof en nu is het het geloof eigen om de tussenschakels voorbij te zien en zich rechtstreeks voor zijn voorwerp te plaatsen". En met verwijzing naar ons schriftgedeelte: „Hier gaat de Heilige Geest in voor, want Hij past rechtstreeks op Christus toe, wat allernaast, ja uitsluitend op David en Salomo schijnt te zien". Me dunkt: u ontvangt hier een voluit schriftuurlijke leesregel. Het zet ons er opnieuw bij stil, hoe heel de oudtestamentische bedeling heenwijst naar Christus. De bouw en de inrichting van de tabernakel, de ceremoniële wetten, het theocratisch koningschap, tal van beloften en profetieen... Alles wijst heen naar Hem. Alles roept om de komende Verlosser. Wie zo de Schriften van het Oude Verbond leert lezen, speurend naar Hem, die komt Z'n voetstappen overal tegen. Die hoort het overal klinken: „Zie, Ik kom..."!

In Christus vervuld

Welnu, zo is ook psalm 2 een machtige profetie van het koningschap van Christus. Wat in psalm 2 van David wordt beleden, is in Hem tot z'n volle vervulling gekomen. Hij is dé Gezalfde des Heeren. De Koning bij uitnemendheid. De vraag dient zich dan echter aan, hoe hebben we dat „heden heb Ik u gegenereerd" nu ten aanzien van Christus te verstaan? Ten opzichte van David had het betrekking op zijn zalving, waarbij hij als theocratisch koning gesteld werd in een Vader-zoon-verhouding tot de levende God.

En aangezien Christus - naar het getuigenis van Oud en Nieuw Testament - de ééuwige Zoon van God is, hebben Augustinus en in zijn voetspoor vele andere oude verklaarders in dat „heden heb Ik u gegenereerd" een verwijzing gezien naar de ééuwige generatie van de Zoon uit de Vader. Hoe Hij - in de orde der Drieëenheid - van eeuwigheid tot eeuwigheid het leven ontvangt uit de Vader en het van daaruit ook in Zichzelf bezit (vgl. Joh. 5 : 26).

Calvijn echter meent, dat deze verklaring hier niet voldoet. Hij tekent op onze tekst aan: Want de diepzinnigheid van Augustinus, die hier versiert een eeuwig en gedurig heden is zeer klein te achten. Het is wel waar, dat Christus de eeuwige Zoon van God is, want Hij is Gods wijsheid voor alle tijden geboren, maar dit komt bij deze plaats niet te pas". En in z'n commentaar op psalm 2 schrijft hij: Ik weet, dat deze plaats door velen van de eeuwige generatie van Christus verklaard wordt, die ook over het bijwoord „heden" spitsvondig gefilosofeerd hebben, alsof het zou aanwijzen een buiten de tijd voortdurende handeling". „Maar", zo voegt hij er dan aan toe, „Paulus is een getrouwer en meer bekwame uitlegger van deze godsspraak". En hij wijst dan op Hand. 13 : 33, waar de apostel dit woord uit psalm 2 inderdaad niet betrekt op de eeuwige generatie van Christus, maar op Diens opstanding! Calvijn wil dan ook het „heden heb Ik U gegenereerd" zeer nadrukkelijk betrekken op Christus' verhoging. Het slaat op het uur, waarop de

Vader Hem opwekte uit het graf. Hem tot Zich nam in de heerlijkheid. Hem zette aan Zijn rechterhand en bekleedde met alle macht in hemel en op aarde. In het uur van Zijn verhoging spreekt de Vader het a.h.w. tot Hem: „Wat Davids huis was, dat zijt Gij in waarheid en tot in eeuwigheid mijn Zoon, mijn Erfgenaam, Wien Ik tot Koning gesteld heb over Sion en de einden der aarde geven zal tot Zijn bezitting" (J. van Andel). Houden we deze uitleg vast, dan komt ook het verband van Hebr. 1 tot zijn recht. Ons tekstvers werd immers neergeschreven om aan te tonen, dat Christus de Zoonstitel „geërfd" heeft. Wat dus nooit kan slaan op Z'n eeuwig Zoonschap, maar wel op Z'n verheffing tot het theocratisch Zoonschap.

Welnu, hierin gaat de Zoon alle engelen te boven. Zeker, ook de engelen worden wel zonen Gods genoemd (vgl. Job 1 : 6 en 38 : 7, psalm 29 : 1 en 89 : 7), maar zij worden alleen in figuurlijke zin zo genoemd, omdat ze door Gods hand zijn geschapen en als Z'n knechten voor Z'n aangezicht mogen dienen. Maar geen van de engelen is ooit verheven tot die staat, waartoe Christus is verheven: erhoogd tot Koning over Sion en tot Erfgenaam van de einden der aarde.

En bovendien, tot geen van de engelen heeft God ooit gezegd: , , Ik zal hem tot een Vader zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn"! Een woord, wat, zoals we al zagen stamt uit 2 Sam. 7 en wat we in dezelfde zin dienen te verklaren als psalm 2. Maar wat de engelen missen, dat heeft de Zoon ontvangen: het eeuwig Koningschap! Hij heeft inderdaad uitnemender Naam geerfd dan de engelen! En de vraag klemt: zijn ook wij ingewonnen voor Zijn schoonheid en heerlijkheid? Leerden we voor Hem knielen? Onder Zijn scepter buigen? Waar de Geest ons oog verlicht, daar leren we eigen nameloze ellende diep en grondig kennen, maar daar gaan we ook onmetelijke heerlijkheid en voortreffelijkheid ontdekken in Hem. Alles in Hem zoeken en vinden. In ontroerende bewoordingen schrijft Kohlbrugge, als hij vanuit bovenstaande tekstwoorden de heerlijkheid van Christus ontvouwd heeft: , , Wilt gij niet telkens opnieuw de toevlucht nemen tot Hem, mijn geliefden - tot Hem, Die de voortreffelijkste aller namen heeft! Een Naam, welke het allermeest vermag! (...) Van de zaligheid onzer zielen zal ons niet het minste ontgaan, wanneer wij ernstiglijk geloven aan deze Naam en tot deze Naam onze toevlucht nemen te allen tijd, voornamelijk in tijd van nood en in onze laatste ure" (Twaalf Twaalftallen 1X/X, 125-126).

Inderdaad, „een ieder die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden"! Dat ligt eeuwig was in deze Naam.

„Laat ons alom Zijn lof ontvouwen, In Hem verblijdt zich ons gemoed, Omdat wij op Zijn Naam vertrouwen, Die Naam, zo heilig, groot en goed"!

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

„Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn  Eengeboren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's