Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herdenking van vijftig jaar bevrijding in het zicht an de eeuwwisseling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herdenking van vijftig jaar bevrijding in het zicht an de eeuwwisseling

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Rede gehouden door prof. dr. W.H. Velema tijdens de bevrijdingsherdenking van 5 mei 1995, welke werd georganiseerd door de afdeling Gouda van de Vereniging Protestants Nederland)

Ons volk is erbij betrokken. Ieder van ons heeft zijn eigen herinneringen. Sommigen nog van de oorlogsjaren, anderen van verhalen die hun zijn verteld of die ze hebben gelezen. Ieder van ons heeft zijn eigen waardering. Hoe kijken we aan tegen het verleden en tegen het heden? Ieder van ons heeft zijn eigen verwachting. Waar gaat het naar toe? Waar gaan we in Nederland naar toe?

Over deze drie gezichtspunten gaat het vanavond! Over elk van de drie wil ik iets zeggen. Eén ding is duidelijk. De herdenking van vijftig jaar bevrijding leeft. Ze hoeft ons niet te worden aangepraat of opgedrongen. Ze is er, in alle lagen van de bevolking. Ons hele volk in stad en dorp voelt zich erbij betrokken. De viering van de bevrijding na vijftig jaar is intensiever en spontaner dat in heel wat jaren tevoren. Wat beweegt ons volk om zo betrokken te zijn bij wat vijftig jaar geleden is gebeurd?

Enkele herinneringen
Laat ik enkele herinneringen mogen ophalen. Vijf mei 1945! Ik was een jongen van vijftien jaar. Nooit zal ik vergeten hoe op die stralende morgen de Nederlandse vlag wapperde van de toren van het dorp waar we woonden - ergens in het Westland, onder de rook van Den Haag. Die vlag ontvouwde in haar drie kleuren de vrijheid die we toen herkregen. Aan angst en onderdrukking was een einde gekomen. Geen vrees meer voor razzia's en arrestaties; geen zorg meer of er gebeld werd als we naar Radio Oranje luisterden. Geen angst als illegale bladen werden verspreid. In de krant geen lijsten van mensen die uit represaille of als verzetsstrijders waren doodgeschoten.

Vrijheid. Die driekleur liet het ons zien. Het was voor mijn besef lang geleden, dat we van die vrijheid hadden genoten. Als ik van een kerktoren de vlag zie wapperen word ik vaak herinnerd aan 5 mei 1945. De tirannie verdreven. Verledenjaar zomer waren we in Buchenwald, in het voormalige Oost-Duitsland. Achter de gebouwen aan het begin van het terrein lag als een macabere vlakte het terrein waar de barakken hadden gestaan. De straten daartussen waren nog herkenbaar. Hier hebben honderdduizenden gevangenen geleden, gebeden en innerlijk gestreden. We hebben de ovens gezien, waar mensen werden vergast en verast. Er was zoiets als een beestenstal, waarin gevangenen opgesloten zaten. Door een klein gaatje op hoofdhoogte werden ze met een pistoolschot afgemaakt - niet eens meer waard dan vee. Welke verschrikkingen zijn daar doorleden.

En dan de derde herinnering. In januari van dit jaar waren we in Bastogne, de stad van waaruit het verzet tegen het Duitse Ardennenoffensief werd geleid en volgehouden. Er lag weer volop sneeuw. We zijn naar het Amerikaanse memorial gegaan en hebben de namen van de staten gelezen, die hun zonen en vaders voor de oorlog hebben geleverd. We zagen de namen van de regimenten die daar onze vrijheid hebben bevochten. In het niet zo lang geleden geopende museum zagen we een oude film van de strijd. Tachtigduizend Amerikanen zijn omgekomen, en honderdduizend Duitsers. Wat een slachtoffers, wat een leed.

Ieder van ons kan vanavond zijn herinneringen erbij voegen. Lege plaatsen in de familie, een moeder van een gezin, wier man in het verzet omkwam en alleen gestaan heeft voor de opvoeding van de kinderen. Een jonge vrouw wier verloofde als verzetsman werd geëxecuteerd en die haar verdere leven in dienst van de medemens heeft besteed. Die moeder, die tot op haar sterfbed is bezig geweest met haar zoon, die op zee is gebleven. Ze kon het niet vergeten en kreeg hem niet terug. En dan de slachtoffers van bombardementen die 'per ongeluk' werden uitgevoerd - 500 doden in Den Haag, 1100 in Nijmegen, om slechts twee plaatsen te noemen. Dit alles is voorbij. We zijn al vijftig jaar vrij. Het is of wij allen er weer iets van aanvoelen. Ontroerend was het om te zien hoe Nederlanders en Canadezen elkaar begroet hebben. Aan beide zijden tranen in de ogen. Er zijn offers gebracht. De vrijheid is herkregen en de tirannie verdreven.

Veranderingen
Wat is er in deze vijftig jaar veel veranderd in Nederland. We kunnen deze jaren indelen in 20 jaaropbouw en 30 jaar uitbouw; of in vijfmaal tien jaar. Dan heb je kortere perioden om de veranderingen in de politieke samenleving te registreren. Onherkenbaar is ons land veranderd. De welvaart is toegenomen. De verzorgingsstaat is opgebouwd en uitgebouwd. We staan nu voor de grenzen ervan. Laten we goed zien wat er allemaal mogelijk is in Nederland. De zorg voor zieken, voor gehandicapten. Ze zijn volwaardig geïntegreerd in onze samenleving. In geen ander Europees land kunnen zoveel mensen tussen hun vijfenvijftigste en hun negenenvijftigste levensjaar al ophouden met betaalde arbeid. Ik denk aan het onderwijs, aan de opvang van zovelen die van buiten Nederland hier hun toevlucht zoeken. Zeker, de grenzen komen in het zicht. Het kan alles niet nog verder worden uitgebouwd. Laten we toch vooral niet voorbij zien aan wat er tot stand is gebracht.

Hebben zij hiervoor hun leven gegeven?
Als degenen die het offer van hun leven hebben gegeven, de samenleving na vijftig jaar bevrijding konden bezien, zouden ze dan blij zijn? Zouden ze dan zeggen: Hiervoor hebben wij gestreden? Deze vrijheid en welvaart hadden we op het oog? Hebben al diegenen hiervoor gevochten en zijn zij hiervoor gevallen?

Enerzijds zou hun antwoord bevestigend luiden. Ja, deze vrijheid is ons leven waard geweest. Anderzijds, er was meer dat hun bewoog. Zij vochten niet alleen voor welvaart. Zij hebben gestreden voor de geestelijke vrijheid. Hiders nationaal-socialisme deed een aanslag op de joden, en daarin op de God van de joden. Hij verzette zich tegen de Vader van Jezus Christus. Zijn regime was een antichristelijk en daarin een onmenselijk regime! De oude strijd tegen de God van Israël en Zijn volk is in de Tweede Wereldoorlog opnieuw uitgebroken en in alle heftigheid gevoerd. Hitier aanbad de god van bloed en bodem, van rassensuperioriteit. Daarom voedde hij de jodenhaat - een volk dat geen menswaardig bestaan mocht hebben. Het moest van de aardbodem worden weggevaagd. Voor de bevrijding van deze geestelijke tirannie hebben velen hun leven gegeven. Ik zeg niet dat alle vezetsstrijders dit zo zagen. Ik zeg wel dat er in 1945 alom gedankt is, dat God de vrijheid tot Zijn dienst voor ieder mens ons heeft teruggegeven.

De grote leegte
En wat is er van deze vrijheid terechtgekomen? Van de dankbaarheid jegens en van de dienst aan God? Er is een leegte in ons volksleven gekomen. De naam van God ontbreekt bij de officiële herdenkingen in deze dagen. Gods naam is de grote Afwezige. O, zeker, ik weet er worden bijeenkomsten gehouden als deze. Maar in het officiële samenzijn ontbreekt de naam van God, de lof en de dank aan Hem. Dat hangt samen met een geestelijk uithollingsproces in onze samenleving. Alle nadruk wordt gelegd op onze vrijheid, op onze rechten, op: niemand moet ons te na komen. We zullen zelf uitmaken wat goed is en wat kwaad is. Dat hoeft een ander ons niet te vertellen.

We zijn als volk de innerlijke samenhang van het leven kwijtgeraakt. Wij komen op voor ons zelf, het zo sterk beleden individualisme. We laten ons niet door de medemens de les lezen. Van dat betuttelende en autoritaire hebben we afscheid genomen. We hebben het achter ons gelaten. Het is leeg geworden in onze ziel. Mogen we de spontane herdenking van vijftig jaar bevrijding zien als een verlangen om die leegte opgevuld te krijgen? Voelen we als volk dat we de hoogte en de diepte in het leven zijn kwijtgeraakt?

Ik moet denken aan wat Jezus zegt in Mattheüs 12: 43-45: "En wanneer de onreine geest van de mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende, vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd en versierd. Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hijzelf, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar: en het laatste van dezelve mens wordt erger dan het eerste'.

Het huis is schoongemaakt. Het is met bezemen gekeerd. Maar wie is de nieuwe meester geworden? Heeft de onreine geest, die met de bevrijding werd buitengeworpen, zijn rentrée gemaakt? Is hij teruggekomen met zeven andere geesten, bozer dan hijzelf? Ik herinner aan het zelfbeschikkingsrecht over leven en dood; in de wet volledig erkend; schijnbaar met reserves omgeven, maar in wezen aan de mens toegekend. Ik denk aan de genotzucht, die tot tal van verslavingen leidt. O, zeker, op de gevaren ervan wordt gewezen. Het kwaad wordt echter niet in de wortel aangepakt. Juist de laatste weken wordt duidelijk hoe kinderen blootstaan aan de verderfelijke invloeden van telefoonnummers (06-sexlijnen). Innerlijk verwoest en soms lichamelijk aangegrepen door het kwaad. God mag gehoond worden. De naam van God te smaden is een zaak van publiek vermaak. Wie zich daartegen verzet, gunt de ander de vrijheid niet om te plagen en te smaden. Er is geen overheid diehieraan paal en perk stelt. Een genotscultuur heeft zich van ons volk meester gemaakt. Zij eist haar slachtoffers. We zien dat om ons heen. De uitwassen willen we bestrijden. De wortels laten we intact.

Hoe kunnen we het typeren? Het is de tijd van het humanisme. De mens in het middelpunt. De mens maatstaf en norm! De grote leegte in ons volksleven is de afwezigheid van de naam en de dienst van God. Voor de belijdenis van deze naam en voor de dienst van deze God hebben velen hun leven gegeven! Daarvan is in Nederland steeds minder terug te vinden. In de officiële herdenkingstoespraken wordt naar ons mensen verwezen, alsof wij het moeten doen!

En de christenheid?
En de kerk, de christenheid in Nederland? Hoe heeft zij het er afgebracht? Zij moest beter weten. Paulus schrijft in Galaten 5:1 'Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen'. Heeft de christenheid in de vijftig jaar die vrijheid beleefd en tegen dat juk gestreden? Hebben we daarvan frank en vrij getuigenis afgelegd, of zijn we meegegaan in de koers van ons volk?

Wat moeten we? Ons past slechts één houding, die van ware verootmoediging getuigt. Ook wij als christenen moeten onze schuld belijden, voor ons volk en samen met ons volk. Laten wij vragen dat ons volk tot inkeer mag komen. Dat er weer plaats kome voor God, voor Zijn Woord en gebod. Dat we God ontmoeten mogen in de samenkomsten van de gemeenten en in ons persoonlijk gebed. Waarachtige bekering begint met berouw en schuldbelijdenis. We vragen dat God Zijn liefdevolle handen over ons opheft en ze zegenend over ons uitgespreid houdt. Dat we zo een zegen mogen ontvangen en tot een zegen mogen zijn! En dat op twee manieren: door de verwijzing naar God en door het doorgeven van Zijn evangelie. Tegelijk ook door dienstbetoon, praktisch, persoonlijk, zo men wil, het missionaire en het diakonale

Op de grens van de twintigste eeuw en de eenentwintigste eeuw. We gaan spoedig de eenentwintigste eeuw binnen. Hoe zal die eeuw er uitzien? Zal ze een wending te zien geven in de wereldgeschiedenis? Of zal het de eeuw zijn, waarin het humanisme zich breed en sterk maakt? Waarin de plaats van God meer en meer door de mens wordt ingenomen? Er zijn tekenen die in deze richting wijzen. Als we het van de mens moeten hebben, van het humanisme, dan kunnen we zeggen: in de eenentwintigste eeuw zal het opnieuw gebeuren. Er is alleen toekomst en vrede, in de weg van gehoorzaamheid aan Gods gebod.

Er is bij de jonge mensen een verlangen, een hunkering naar de aanwezigheid van de levende God, naar de kennis van Hem en de omgang met Hem, naar de heerschappij van Jezus Christus in het leven van elke dag. Laten de ouderen daar attent op zijn. Mogen we de intense viering van bevrijdingsdag 1995 ook zien als een hunkering in ons volk naar samenhang en naar een heerschappij die zegenend uitgaat boven individualisme, egoïsme en welk -isme ook? De vrijheid die Jezus Christus heeft verworven, mogen we elkaar voorhouden. We zijn dankbaar voor de offers. Ze zijn niet vergeefs geweest.

Hoe staan we nu tegenover de toekomst? Wat verwachten we? Bent u pessimistisch, vragen ze wel eens. Anderen vragen of er reden is voor optimisme. Ik spreek graag van het bijbels realisme. We zien de schaduwkanten, de zonden, de leegte, de demonen. We weten ook van genade en van liefde in Jezus Christus, van Zijn heerschappij en van Zijn boodschap. In ware verootmoediging bidden wij om Gods genade. Verbonden met wat mensen in de oorlog dreef, getuigen we van Jezus' bevrijding. Die is hoog en diep, breed en wijd, alomvattend. Op ons rust de taak om drie dingen te zoeken. Allereerst het evangelie te doorleven: heel persoonlijk en heel direct. Doorleven in ons verlangen. En vervolgens: het voor te leven. Dat jongeren mogen zien wat het betekent. Niet maar een traditie of een uitwendig ritueel, maar een werkelijkheid en een kracht, in voorspoed en in tegenspoed. En het evangelie doorgeven, aan mensen die er vreemd aan zijn en die ervan vervreemd zijn! Met deze drieslag willen we de bevrijding vieren en onze dankbaarheid tot uitdrukking brengen.

Twee zaken
Ik sluit af met een herinnering. Een jongeman van twintig jaar was als verzetsstrijder ter dood veroordeeld. Een uur voor zijn terechtstelling schreef hij zijn ouders een afscheidsbrief. 'Treur niet over mij. Ik word verwaardigd om het eeuwig Koninkrijk van God binnen te gaan'. Hoor je het, jonge vrienden, twintig jaar was hij! Hij stierf in vrede, vóór de bevrijdingsdag, maar voor eeuwig bevrijd door Jezus Christus.

Het tweede. Toen we in Buchenwald waren, hoorden we van een Duitse predikant. Hij verbleef in een vande martelcellen. U moet zich indenken wat iemand daar doormaakt. Terwijl er appèl gehouden werd - u ziet ze staan, de gevangenen, afgemat en uitgemergeld - riep hij door de tralies van zijn cel (ik gebruik de Nederlandse woorden): 'Jezus is Overwinnaar'. Voordat ze zijn cel binnen konden komen om hem dood te knuppelen, klonk het nog een keer over de appèlplaats: 'Jezus is Overwinnaar'. Die roep was een belijdenis. Hij was een bemoediging. Voor ons ligt in die roep een appèl. Vijftig jaar na de bevrijding herhalen we de woorden van deze martelaar. We doen het voor jong en oud. JEZUS IS OVERWINNAAR. Ook in de eenentwintigste eeuw!.


Overgenomen uit 'De Klok' van oktober 1945

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Herdenking van vijftig jaar bevrijding in het zicht an de eeuwwisseling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

Protestants Nederland | 8 Pagina's