Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

.....WORDT GEOPEND!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

.....WORDT GEOPEND!

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christelijk instituut voor dove kinderen

In de Bijbel lezen we het verhaal over de dove, die door de Ileere Jezus werd genezen. weer

Jezus zei tegen dove man: „Effatha”.

En toen kon de dove weer horen en spreken.

Nu zijn er ook nog kinderen en mensen die doof zijn.

Ook in Nederland. Deze kinderen kunnen niet op een gewone basisschool les krijgen. Als wij hen. geen les zouden geven, dan zouden het analfabeten worden. Dat zijn mensen die niet kunnen lezen of schrijven. Zij zouden dan ook niet leren spreken. Dan zouden zij ook nooit de Bijbel kunnen lezen.

Daarom zijn er aan het eind van de vorige eeuw een aantal mensen geweest en die hebben een plan gemaakt om ook aan dove kinderen onderwijs te laten geven. Dan zouden zij ook m de Bijbel, het Woord van God, kunnen lezen.

En zo is eigenlijk het Instituut voor dove kinderen „Effatha" in Voorburg ontstaan. Op zo'n doveninstituut gaat alles niet zoals op een horende school. Als de kinderen drie jaar zijn komen ze op de Voorschool. Dat is eigenlijk een kleuterschool. Dan gaan ze ook leren praten. Dat is erg moeilijk voor hen. want zij kunnen niets horen.

Daarom moeten ze goed kijken naar de mond van de juffrouw die hen praten leert. De kinderen moeten dat dan precies nadoen.

Dove kinderen dragen meestal hoortoestellen. Daarmee kunnen ze soms nog iets horen of voelen.

Doordat de kinderen doof zijn, is het ook erg moeilijk om taal te leren.

Horende kinderen leren de woorden vanzelf, automatisch.

Maar bij dove kinderen is dat niet zo. Daarom is Taal ook een belangrijk vak op een doveninstituut.

Op school krijgen ze alle vakken, behalve zingen. Want doven kunnen niet zingen als horenden. Als wij op „Effatha" zingen, dan gaan wc de liederen ritmisch opzeggen.

De klassen zijn niet zo groot als op de basisschool.

Meestal zitten er ongeveer 7 of 8 leerlingen in een klas.

Totaal zitten er 338 leerlingen op „Effatha".

Veel kinderen wonen ver weg, zodat ze niet elke dag naar huis kunnen.

Die wonen en slaper, in het internaat.

Zij komen dus 's maandags naar Voorburg en gaan vrijdags weer naar huis. Als de jongens dertien jaar zijn, gaan ze ook les krijgen op de technische school, en de meisjes gaan naar het L.H.N.O.

In totaal werken er ongeveer 165 mensen op het instituut.

Aan enkele jongens en meisjes van ons instituut heb ik een paar vragen gesteld. Ik hoop dat jullie dan iets meer gaat begrijpen van dove kinderen.

Vraag 1

Vraag 1 Wat vind je ervan, dat je doof bent?

A. Ik vind het niet erg, maar soms voel ik mij wel eenzaam bij horende groepen. Ik ben liever doof dan blind.

B. Soms vind ik het niet zo leuk. Bij mijn familie ben ik soms eenzaam. Bijna niemand praat met mij.

C. Eerst vond ik doof zijn erg. Ik wilde een horende zijn, want je ziet overal werk voor horenden. Maar nu ben ik van gedachten veranderd. Ik vind het niet erg, dat ik doof ben. Bovendien ben je nooit alleen, maar samen met anderen.

D. Van mijn doofheid heb ik geen last. Maar ik vind het wel vervelend om door de mensen „zielig" genoemd te worden.

E. Wat ik ervan vind, dat ik doof ben, is moeilijk te zeggen. Doof zijn heeft ook een voordeel, b.v. geen lawaai van verkeer of zoiets. Sommigen zeggen, dat doof zijn niet prettig is. Volgens mij is dat niet zo. Ik heb een gelukkig leven. Doof zijn heeft ook nadelen b.v. je kunt geen leuke muziek horen.

G. Ik heb eigenlijk voor mijzelf niet gevraagd om doof te zijn. Doof vind ik niet prettig, blind vind ik erger. Ik wil niet doof zijn, omdat op de wereld meer horenden dan doven zijn.

H. Nou, ja, ik vind het niet zo erg voor mijzelf dat ik doof ben. Maar als je vroeger horend bent geweest en je weet nog goed hoe je gehoord hebt zonder apparatuur, dan is het wel erg voor iemand.

I. Ik vind het soms niet fijn om doof te zijn, maar ik probeer er toch door heen te bijten.

K. Ik ben doof en verder maak ik mij er geen zorgen over.

L. Ik ben gewoon doof. Ik ben niet anders dan horenden. Alleen maar doof en ik praat wel raar. Ik ben wel eens eenzaam. De horenden kunnen ons niet zo goed verstaan.

Vraag 2

Hoe denk je over de horende mensen?

A. Goed. Maar de horenden moeten ook wel eens aan de doven denken. Ze moeten begrijpen, dat wij normaal zijn.

B. De horenden praten vooral tegen anderen over doven. Dat vind ik niet leuk. De hoi-enden hebben altijd haast en daarom praten zij zo vlug. Meestal hebben de horenden medelijden met de doven. Dan voelen wij ons minderwaardig. Dat vinden wij niet prettig.

C. De horenden zeggen weieens, dat de doven niets kunnen doen. Toch wel. Ik denk, dat de horenden eigenlijk de doven verkeerd beoordelen. Ze moeten ook leren om met doven om te gaan.

D. De horenden zijn in het algemeen bang voor doven. Bijv. als ik iemand niet begrijp, dan zeg ik dat en ook dat ik doof ben. Dan schrikken de horenden en lopen weg en durven niets meer te zeggen.

E. Ik wil niet slecht over hen praten. Maar het moet wel. Horenden zijn nogal terughoudend tegenover de doven. Dan voelen de doven zich minderwaardig. Doven zijn toch gelijk als de horenden, alleen kunnen ze niet horen.

F. Ik denk dat de horenden bang zijn om met ons te praten. Dat heb ik zelf vaak meegemaakt.

Als iemand in een tram of bus aan mij iets vroeg, zei ik altijd, wilt U alstublieft langzamer spreken, want ik ben doof. Dan willen de mensen plotseling niet meer tegen je spreken.

Dat vind ik niet leuk, daardoor voelen wij ons als minderwaardige mensen. Bij mij op de tennisclub is dat anders.

Meisjes en jongens willen graag met mij praten, dan voel ik me een beetje gelijk aan hen.

Toch in m'n hart voel ik onzekerheid, geen zelfvertrouwen, zou je kunnen zeggen.

Vraag 3

Welke moeilijkheden denk je later te zullen hebben als je van school gaat?

A. Misschien willen de wergevers liever horende werknemers hebben dan doven, omdat ze denken, dat doven niet alles kunnen doen. Met de liefde zou het ook een probleem zijn. B.v. een van het echtpaar is doof en ze hebben horende kinderen. De kinderen praten dan liever met de horende vader of moeder. Dat zou iemand die doof is niet prettig vinden en dan kan misschien ruzie ontstaan.

B. Als ik op kantoor werk, kan ik niet telefoneren. Als ik verkoper wil worden kan ik de klanten niet zo goed verstaan.

C. Dan zal ik misschien weinig contact hebben met de horenden. Misschien zal ik rne dan wel eenzaam voelen.

D. Dat ik niet met de mensen in de maatschappij kan opschieten.

E. Als je van school gaat, dan zul je je alleen voelen. Je bent verlaten en eenzaam. Je weet niet wat je doen moet. Het is extra moeilijk voor de doven. Je moet dan hard aanpakken.

F. Ik denk, dat de toekomst voor de doven nu wel moeilijker wordt met al die economische toestanden.

G. In de familie ben ik de enige die doof is. En later zal ik moeilijkheden krijgen b.v. contact met andere mensen, telefoon, op reis gaan, de weg vragen. En ik weet eigenlijk niet welk meisje ik later moet nemen, doof of horend.

Vraag 4

Welke raad zou je aan horenden willen geven?

A. Je moet niet denken dat doven anders zijn dan horenden. Doven zijn alleen maar doof, voor de rest zijn ze precies als de horenden. Doven zijn ook gewone mensen.

B. Ik zou het leuk vinden, als de horenden met doven zouden omgaan.

C. Ik zou tegen de horenden willen zeggen, dat ze voorzichtig met de doven moeten omgaan b.v. langzaam praten, de doven leren begrijpen, weten wat de handicap is. Volgens mij moeten de horenden met de doven samengaan. Ze mogen de doven niet als tweede-rangsmensen behandelen.

De doven hebben wel gebrek aan spraak, maar dat is niet zo erg.

D. Horenden moeten niet zo terughoudend zijn. Duidelijker praten en langzaam.

E. Ze moeten geduld hebben als ze met doven praten. Ze moeten uit zichzelf proberen contact te zoeken met doven.

F. Dat de horenden veel geduld met de doven moeten hebben en langzamer spreken en duidelijker de lippen bewegen.

G. Dat ze hun best moeten doen. Als de doven hen niet begrijpen, dan alstublieft niet opgeven, gewoon doorpraten.

Nooit praten met een sigaar of cigaret in de mond.

De doven altijd aankijken. Liefst langzaam en duidelijk praten.

Uit zichzelf met doven praten. Wij, doven, hoeven toch niet altijd de eerste te zijn.

Vraag 5

Welke hobby's heb je?

A. Voetballen en race-auto's

B. Ik lees boeken, tijdschriften en kranten om de taal te begrijpen. Andere hobby's heb ik niet.

C. Mijn hobby is snel rijden op mijn brommer met de andere horende jongens en dat doe ik altijd in het weekend.

D. Bouwpakketten van race-auto's en kijken naar wedstrijden.

E. Ik heb geen hobby. Ik wil wel iemand gezelschap houden, als hij alleen is.

F. Mijn hobby's: tekenen, lezen, verhalen schrijven, modetekenen of plaatjes en in mijn kamer rommelen.

G. Lezen.

H. Films kijken, lezen (alle boeken)

I. Het verzamelen van recepten, biologie studeren en tuinieren. Gok sport.

J. Mijn hobby's zijn: lezen, biologie, tekenen en ik begin met fotograferen.

K. Lezen.

L. Ik koop altijd bouwpakketten van motorfietsen en van vliegtuigen. Ik knutsel allerlei dingen.

Vraag 6

Vind je de Bijbel belangrijk en waarom?

A. Ja, de Bijbel is belangrijk, want ik ben Christelijk. Soms kunnen de mensen raar over de doven praten, en ik kan ze via de Bijbel vertellen, dat het niet zo is.

B. Ja, omdat God ons wel zal helpen met de problemen. Ik geloof in God en in de Bijbel, omdat ik dat van mijn vader en moeder en op school geleerd heb. Ik ben gewoon Christen.

C. De Bijbel is wel belangrijk, maar daaraan denk ik niet als ik met horenden omga. Dc horenden vertellen niets over de Bijbel.

D. Ja, nu geloven minder de mensen in God en gaan slechte dingen doen.

E. Ja, als we geloven helpt de Bijbel ons en geeft ons krachten.

F. Ja, omdat de Bijbel de waarheid spreekt en het is het allerbelangrijkste boek van alle boeken.

De Bijbel is erg belangrijk voor ons geloof. De Bijbel geldt ook voor de ongelovigen. Die moeten zich bekeren.

Uit mijn hart zeg ik, dat de Bijbel het Leven is.

G. Ja, omdat ik door de Bijbel gelukkig ben.

H. Ja, ik vind de Bijbel belangrijk. Omdat wij moeten weten hoe God is. En we moeten van Hem houden. Zonder de Bijbel zouden we niets van Hem leren.

I. Ja, omdat je Jezus beter leert kennen en wat Zijn bedoeling is om ons te redden.

J. Ja, dan weet je veel over God en dat God altijd bij je is.

K. Ja, omdat ik Christelijk ben opgevoed. Uit de Bijbel kun je leren hoe je je moet gedragen in een slechte wereld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1976

Daniel | 16 Pagina's

.....WORDT GEOPEND!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1976

Daniel | 16 Pagina's