Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Kroniek

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hemelvaart en prediking

In , , De Reformatie" van 4 mei j.l. schrijft dr. P. H. R. van Houwelingen over 1 Petrus 3 : 19, een zeer moeilijke tekst. Hij geeft in kort bestek een helder overzicht van de voornaamste uitleggingen en maakt ook zelf een keus. In die keus, die mij zeer aannemelijk lijkt, wordt een nauw verband gelegd met Christus' hemelvaart. Eerst de weergave van andere exegeses:

„Sommigen denken aan de tijd van Noach. Die naam wordt immers uitdrukkelijk door Petrus vermeld. En heet Noach in Petrus' tweede brief niet „de prediker der gerechtigheid" (2 Petrus 2, 5)? Toen Noach de ark bouwde, is de ongelovige zondvloedgeneratie in woord en daad ernstig opgeroepen tot bekering. Achter hem stond de Geest van Christus. En zo was het eigenlijk Christus zelf die in de Geest, via Noach heeft gepredikt. Deze uitleg komt voor het eerst voor bij Augustinus. De uitdrukking „geesten in de gevangenis" wilde hij figuurlijk opvatten. Het zijn de ongelovigen uit de tijd van Noach die in de greep van de zonde verkeren. Latere verdedigers van deze opvattingen zijn echter van mening, dat met , , geesten in de gevangenis'' wordt bedoeld dat de zondvloedgeneratie inmiddels gestorven is.

Deze opvatting maakt zich sterk met de vermelding van Noach in vers 20. Toch is het opvallend dat daar strikt genomen niet Noach zelf wordt genoemd als bouwer van de ark, als familie hoofd of als boeteprediker. Verwezen wordt slechts naar de dagen van Noach. Zijn naam fungeert alleen als tijdsaanduiding. Uit de geschiedenis wordt een markante periode van ongehoorzaamheid in herinnering geroepen. Zelf speelt Noach echter hoegenaamd geen rol in het geheel. Waarom noemt Petrus hem hier niet „de prediker der gerechtigheid"?

Bovendien wordt duidelijk gezegd dat het Christus was die heenging om te prediken. Het hele betoog cirkelt om het werk van Christus, zijn lijden en overwinning. Wanneer Noach tot de eigenlijke prediker wordt gemaakt, laat men het accent van de tekst aanzienlijk verschuiven. En wat is dan nog de funktie van het „heengaan"? Christus was immers al in de Geest aanwezig? Het woord „heengaan" is totaal overbodig geworden, tenzij een soor' door de tijd is bedoeld, zodat Christus in de Geest terugging naar een vroegere periode van het Oude Testament.

Tenslotte blijft het de vraag hoe het met de gevangenis zit. Wanneer men deze gevangenis niet allegorisch wil opvatten als gevangenschap in de zonde maar als de gevangenis van de dood, waren de mensen die door Noach werden aangesproken, op datzelfde moment nog geen „geesten in de gevangenis". Pas later, toen ze omkwamen in de vloed, zijn ze geesten in de gevangenis geworden.

Opnieuw valt dan een zekere verschuiving te konstateren: terwijl Petrus schrijft over een prediking aan gevangen geesten in de dagen van Noach, wordt dit geïnterpreteerd als een prediking aan mensen die inmiddels geesten in de gevangenis zijn, dus in de dagen van Petrus.

Prediking tussen Christus' dood en opstanding

Dit brengt ons bij een volgende verklaring, die de „geesten in de gevangenis" onder de gestorvenen zoekt. Is Christus zelf niet drie dagen onder de doden geweest? Zou Hij gedurende die korte periode niet in een geestelijke gedaante (, 4n de geest") kunnen zijn neergedaald in het dodenrijk? Dan zou vanuit 1 Petrus 3 meer licht kunnen vallen op het oude geloofsartikel „neergedaald in de hel" uit de Apostolische Geloofsbelijdenis.

Wat betreft de prediking zelf gaan de meningen uiteen. Wat was de doelgroep en wat wilde Christus bereiken? Veel rooms-katholieke uitleggers stellen dat Christus zijn overwinning ging bekendmaken. Tegelijk zou Hij de berouwvolle mensen uit de zondvloedgeneratie, degenen die zich op het laatste moment nog hadden bekeerd, uit hun voorlopige hechtenis zijn gaan bevrijden. Maar veel anderen menen dat Christus naar het dodenrijk is gegaan om daar aan ongelovigen persoonlijk het evangelie te brengen. Zo zou Hij gestorvenen alsnog de kans bieden zich te bekeren, zodat niemand meer kan zeggen: ik heb het niet geweten. Men ziet dan in de prediking aan de geesten in de gevangenis een universeel heilsaanbod.

De gedachte dat Christus aan gestorvenen heeft gepredikt, steunt vooral op een bepaalde interpretatie van het voorafgaande vers, waar Petrus had gezegd dat Christus „gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest". In die geestelijke gedaante zou Hij dan de doden hebben toegesproken. Dit is echter onjuist. Petrus had twee machten tegenover elkaar gesteld. De macht van mensen (vlees), die Christus ter dood hebben gebracht, en de macht van God (geest), die Hem tot leven heeft gewekt. Met „levend gemaakt naar de geest" is de opstanding bedoeld. Gods Geest heeft met de opstanding een opwaartse lijn ingezet, die recht wordt doorgetrokken: door die Geest heeft Hij ook gepredikt aan de gevangen geesten.

De prediking vond volgens Petrus plaats bij het heengaan van Christus. Waar ging Hij naar toe? Daalde Hij af naar het dodenrijk? Maar er staat niet dat Christus zelf is heengegaan naar de gevangenis. Het feit dat de geesten in gevangenschap verkeren, betekent nog niet dat Christus persoonlijk in de gevangenis op bezoek is geweest. Alleen de boodschap die Hij te brengen had, is zelfs tot deze gevangenen doorgedrongen. Christus' heengaan vertoonde geen dalende, maar juist een stijgende lijn. Kortom, een verwijzing naar het geloofsartikel „neergedaald in de hel" verdraagt zich niet met het verband waarin Christus en de gevangen geesten ter sprake komen.

Trouwens, als Christus werkelijk een bepaalde boodschap voor gestorvenen had, waarom wordt dan in de tekst slechts één kategorie gestorvenen genoemd, namelijk de generatie van Noach? Kunnen deze mensen alle ongelovigen vertegenwoordigen? En hoe gaat het met de mensen uit de volgende generaties en met degenen die na de opstanding van Christus gestorven zijn? Bij deze uitleg zijn allerlei vraagtekens te plaatsen. Bovendien wordt de mens juist in zijn aardse leven voor een beslissende keuze geplaatst, zoals vooral door Jezus zelf bij herhaling is benadrukt. Te denken is bijvoorbeeld aan wat Hij vertelde in de gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus (Lc. 16, 19-31)."

Vervolgens komt van Houwelingen tot zijn eigen keuze: Prediking via de hemelvaart.

„Waar is Christus heengegaan om te prediken? Hij maakte geen reis door de tijd, naar de dagen van Noach. Evenmin ondernam hij een tocht naar het dodenrijk. De opwaartse beweging, die Gods Geest had ingezet, maakte Christus los uit de banden van de dood en stuwde Hem verder omhoog, de hemel in. Aan het einde van deze perikoop wordt ook het doel van de reis genoemd. Het „heengaan" uit vers 19 korrespondeert met het „heengaan" uit vers 22. En daar wordt vermeld waar de reis naartoe ging: Christus is „naar de hemel gegaan". Petrus heeft het oog op de hemelvaart.

Christus' prediking aan de gevangen geesten stond onmiddellijk met de hemelvaart in verband: al heengaande heeft Hij gepredikt. Dit was geen evangelieprediking in de gebruikelijke zin van het woord (voor die verkondiging gebruikt Petrus het woord euanggelizoo (1, 12; 4, 6). Eerder moeten we denken aan een heraut die een bepaalde boodschap publiek maakt. De boodschap zelf kan zowel een onheilstijding als een overwinningsbericht bevatten. Bei-

de elementen zijn hier in principe aanwezig, want de hemelvaart betekent tegelijk onheil voor Gods tegenstanders en heil voor degenen die in Christus geloven. Vooral de ongehoorzame tegenstanders zullen onder de indruk zijn geraakt van het nieuws van Christus' overwinning. Van een reaktie horen we echter niets. Kennelijk zijn de tegenstanders tot zwijgen gebracht en moeten zij stilzwijgend de superioriteit erkennen van de verrezen Christus.

Twee van de drie vragen uit het begin kunnen inmiddels van een antwoord worden voorzien. Wat was de prediking waar Petrus op doelt en wanneer had die plaats? Christus heeft zijn overwinning geproklameerd en wel via de hemelvaart. Resteert nog de vraag naar de identiteit van de geesten in de gevangenis. Tot nu toe zijn we er steeds vanuit gegaan dat gestorven mensen waren bedoeld. Dit staat evenwel nog niet bij voorbaat vast. De prediking metterdaad was speciaal gericht op degenen die in de periode voor de zondvloed ongehoorzaam waren geweest. Maar Petrus vermeldt niet wie dat precies waren. Volgens sommigen bedoelt Petrus ongehoorzame mensen, maar het is ook mogelijk dat de apostel heeft gedacht aan ongehoorzame engelen. Zo komen we bij de kernvraag: zijn de gevangen geesten mensen of engelen?

Prediking aan mensen of aan engelen?

Deze kwestie is niet eenvoudig te beslissen door te wijzen op vers 20, waar sprake is van ongehoorzaamheid in Noachs dagen. In het zondvloedverhaal (Gn. 6—8) wordt nergens over de ongehoorzaamheid van de zondvloedgeneratie gesproken. Het is een typering van Petrus zelf. De apostel wijst bij herhaling op menselijke ongehoorzaamheid, namelijk aan het Woord of aan het evangelie (2, 8; 3, 1; 4, 17). Hier ontbreekt echter zo'n nadere invulling. In Noachs dagen was er pure ongehoorzaamheid aan God zelf, een soort autoriteitskonflikt. Bewust werd gehoorzaamheid geweigerd, moedwillig werd God uitgedaagd. Desondanks bleef Hij het geduld zelve. God nam een afwachtende houding aan, zegt Petrus. Dit harde autoriteitskonflikt kan zich zowel op het vlak van de aarde als daarboven, in de engelenwereld, hebben afgespeeld.

Gewoonlijk zijn „geesten" (pneumata) in de bijbel engelmachten: boze geesten of dienende geesten (Mt. 8, 16; Lc. 10, 20; Ef. 2, 2; Heb. 1, 14). Wanneer het over gestorven mensen gaat, spreekt Paulus niet over geesten, maar over doden (nekroi; 4, 6). Slechts eenmaal spreekt de Schrift over „de geesten der rechtvaardigen" (Heb. 12, 23). Maar in dat geval worden de geesten nader omschreven, zodat duidelijk is dat het mensen betreft, rechtvaardigen die gestorven zijn. In 1 Petrus ontbreekt zo'n nadere omschrijving (bijvoorbeeld: „geesten van ongehoorzame mensen"). De geesten zélf zijn ongehoorzaam geweest. Er is geen enkele reden waarom de gebruikelijke betekenis hier niet zou passen. Integendeel, wanneer Petrus in vers 22 terugkomt op de hemelvaart, zegt hij dat Christus naar de hemel is gegaan „terwijl engelen en machten en krachten Hem onderworpen zijn".

Ook de „gevangenis" wijst eerder op engelen dan op mensen. Petrus bedoelt niet zozeer een bepaald huis van bewaring (het lidwoord ontbreekt), maar gevangenschap als zodanig, vrijheidsberoving. Bovendien wordt nergens in de bijbel de wereld van de gestorvenen beschreven als een gevangenis. Omgekeerd lezen we wel meermalen over engelen die in hechtenis zitten. In zijn tweede brief noemt Petrus het feit dat God engelen die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen in de afgrond heeft geworpen om hen te bewaren voor het oordeel (2 Pe. 2, 4).

Komen deze engelen niet uit dezelfde kategorie als de „geesten"? Ook elders in de bijbel worden gevallen engelen in verzekerde bewaring gesteld (Jud. 6; Op. 20, 1—3). Tegenwoordig is gevangenschap zélf een vorm van straf, maar vroeger werd men gevangengezet in afwachting van de straf. Zo is het met de onge-

hoorzame engelen gebeurd. In hun gevangenschap vernemen zij het verpletterende nieuws van Christus' overwinning.

Achtergrond en voorbeeld

Nu is tevens verklaarbaar geworden waarom Petrus zo kort is over dit onderwerp. Er waren namelijk allerlei tradities in omloop over de invloed van gevallen engelen op de menselijke geschiedenis. Wat hebben zij veel kwaad gesticht, speciaal onder de mensengeneratie van de zondvloed! Gevallen engelen brachten tal van mensen uit hun evenwicht. Een van deze tradities is ons bewaard gebleven in een verhaal over Henoch, de man die wandelde met God. Volgens dit verhaal rnoest Henoch Gods oordeel overbrengen aan tweehonderd opstandige engelen. Op hun verzoek waagt hij nog een bemiddelingspoging, maar God blijft bij zijn oordeel en Henoch moet het definitieve vonnis bekendmaken. De engelen worden geboeid en tot het eindgericht gevangen gezet. De Henoch-traditie moet bijzonder populair geweest zijn, zowel onder joden als onder christenen.

Hieruit blijkt hoe sterk men zich bewust was van de invloed die vanuit de engelenwereld wordt uitgeoefend op mensen. De apostel Paulus wijst die beïnvloeding eveneens aan als hij schrijft: wij vechten niet tegen mensen van vlees en bloed, maar „tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten" (Ef. 6, 12; verg. 2, 2). Tegen deze achtergrond kan ons duidelijker worden wat de apostel Petrus zeggen wil. In Noachs dagen kwam het verborgen kwaad tot een uitbarsting, maar ook later is het blijven broeien in de lucht. Andere opstandige engelen, verwante geesten, proberen bezit te nemen van mensen om hen te manipuleren. Menselijke tegenstanders blijken door heel de geschiedenis heen te worden beheerst door boze geesten.

Petrus schreef zijn brief aan christenen in een uiterst kritieke situatie. Als kleine minderheid werden zij in bepaalde gebieden van Klein-Azië vrijwel dagelijks gediskrimineerd en geterroriseerd. Tegen zoveel vijandschap en ongehoorzaamheid waren de gelovigen eenvoudig niet opgewassen. Zij leken het gevecht te gaan verliezen. In die omstandigheden bemoedigt Petrus zijn lezers door hen te wijzen op het voorbeeld van Christus (3, 18; 4, 1). Wie zijn spoor tracht te volgen, begeeft zich op een lijdensweg. Ogenschijnlijk was het bij Christus zelfs een doodlopende weg. Hij was door mensen om het leven gebracht. Maar Gods Geest wekte Hem op uit het graf en deed Hem vrij heengaan. Ongehinderd ging Christus de hemel binnen.

Tegelijkertijd is het nieuws van de hemelvaart zelfs doorgedrongen tot een harde kern van hardnekkige opstandelingen: ongehoorzame engelen in gevangenschap. Met Christus' overwinning weten zij hun vonnis definitief geveld. Alle engelen, machten en krachten en wat er nog meer in de lucht zit, moeten in Hem hun meerdere erkennen. Voorgoed is hun tegenstand gebroken. Wat een doodlopende weg leek te zijn, was in werkelijkheid de weg van de overwinning. Met die verheugende werkelijkheid wil Petrus de christenen in Klein-Azië bemoedigen. Wie Christus volgt, mag voortaan omhoog kijken, want Hij is nu gezeten aan Gods rechterhand. Gedoopt in zijn naam, is een christen dus bij voorbaat aan de winnende hand!"

We kunnen dr. Van Houwelingen dankbaar zijn voor deze heldere uiteenzetting over een tekst waarvan Luther gezegd heeft dat het , , een wonderlijke tekst en een duistere uitspraak " is, , , zoals er maar één is in het Nieuwe Testament, zodat ik nog niet precies weet wat de heilige Petrus bedoelt".

Zijn er bij u ook na het lezen van het bovenstaande nog vragen over 1 Petrus 3 : 19 overgebleven, dan bent u dus in elk geval in het goede gezelschap van dr. Maarten Luther.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1991

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

Kleine Kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1991

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's