119. (2) 9-16 B is Beth, de Beginner, die het Ieren moet, of de rijke jongeling uit de psalm

Vele heiligen in de Bijbel begonnen als jongeling. Ik noem er, die de Schrift zo noemt. Jozef, Jozua, de verspieders, Samuël, David en die hem volgden, Josia en anderen. Niet te vergeten Saul van Tarsen. Meesters jongeren. Zijn discipelen, ontbreken er nog maar aan. Er zou veel te verhalen wezen over jongelingen in de Testamenten. Ik heb u geschreven, jongelingen, want jullie bent sterk, en het Woord Gods blijft in jullie, aldus de oude jonger. Jongelingen geen gebrek. Maar jongelingen in welke geen gebrek, dat is weer anders.

Serieus heb ik nagedacht over Salomo. Juist vanwege deze psalm. Hij wist net als psalm 119 van inzettingen, rechten, geboden (I Kon. 6 : 12), en in zijn droom waardeerde hij de wijsheid van de wet boven alle rijkdom, zoals staat in vers 14. Vrolijker in de weg van Gods getuigenissen dan over alle rijkdom. Dat is de echte rijke jongeling. Allen die rijk zijn of dat willen worden, en alle gierigaards zingen het toch maar niet van harte. Sterke jongelingen, want jullie hebt - vers 11 - Mijn rede in jullie hart verborgen, zoals Maria deed, die de woorden in haar hart bewaarde, die overleggende. Je moet er namelijk wel dagelijks mee in weer en wind zijn. Over Salomo heb ik dus ernstig nagedacht, maar wat heeft hij in strijd met het 16e vers later in zijn leven afschuwelijk vergeten!

Goede Meester, wat zal ik goeds doen. opdat ik het eeuwige leven hebbe, dat zeid'ie. Waarmee zal ik mijn pad zuiver houden? Zondenvrij houden? Opdat ik leve. Hoe luidde het antwoord van de Heere? Onderhoud de geboden. Precies dat waar onze psalm overvol van is. Van mijn jonkheid af, van dat ik jongeling was, heb ik dit gedaan. Ik. Dat kun je zeggen: ik. Onze , , Beth "-verzen hebben het befaamde woordje ik acht maal. En met vele andere woorden steeds hetzelfde pad, geboden, rede, inzettingen, rechten, getuigenissen, bevelen, woord. Ook acht woorden. Wat een rijkdom. Wat ontbreekt me nog? vroeg de evangelie-jongeling. Je moet een aderlating ondergaan. Daar ging hij. Bedroefd, want hij had vele goederen en die - op hun beurt - hadden hem. Daar ging de bedroefde jongeling. De onze, die uit de psalm, gaat vrolijk. Zelfs al zou hij kruis moeten dragen. Vrolijk in de weg Uwer getuigenissen. Toe, loop met hem mee. Gezellig. Die weg is zo verrukkelijk. Een vermaak in de wet naar de inwendige mens. Dat is een vreugd, die niemand roven kan. Geen dief of inbreker. Want al die geboden en inzettingen wekken, wat - helemaal uitgerekend - de wet is, volgegoten en volgeschonken: de liefde. Zonder die liefde ben ik volslagen niets en met die Hefde volkomen alles. De Meester, en de meeste, die samen, zijn de liefde. Markus zegt van de rijke jongeling: , , Jezus hem aanziende - hem inziende - beminde hem". O, Bemind, wees haastig welgezind. Terwijl u nog onderweg bent, verzoen u met uw wederpartij. Straks, dat is weldra, kan het niet meer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen