Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jongerenjaar 1985

Het mag modieus zijn een jaar te verbinden met een bepaald thema, een bepaalde groep van mensen, toch geeft het aanleiding na te denken. Zo ook nu 1985 is uitgeroepen tot internationaal jongerenjaar. Je kan zeggen: voor ons is elk jaar een jongerenjaar. In de gemeente Gods horen jongeren er wezenlijk bij. Wie de kinderdoop bewust belijdt als een inzetting van God, doet dat mede op grond van wat de Heidelberger stelt: zij behoren even goed als de volwassenen tot het Verbond van God en tot Zijn gemeente. Nogmaals: het blijft nodig aandacht te vragen voor de jongeren in de gemeente. Elke generatie kent zijn jeugdprobleem. Onze tijd maakt daarop beslist geen uitzondering. Onlangs hebben we in de pers berichten kunnen lezen over een toenemende hang onder jongeren naar zelfdoding. Een onderzoek van de vakgroep Klinische Psychologie van de Rijksuniversiteit Leiden gaf op dit punt schokkende cijfers. Men stelde een onderzoek in onder ruim 2300 scholen in het voortgezet onderwijs. En deze cijfers geven wellicht nog een geflatteerd beeld. Want veel gevallen raken nog niet eens bekend. In .1982 kwamen op 298 scholen (12.6 procent) 28 gevallen van zelfdoding en 328 pogingen daartoe voor. In totaal verklaarden 626 scholen (26.3 procent) in de periode '77-'82 ervaring te hebben gehad met suïcidaal gedrag van leerlingen (suicide — zelfmoord). Over diezelfde periode is 'n aanzienlijke toename geconstateerd van langdurige ziekenhuisopname als gevolg van suicide-pogingen. In de leeftijdsgroep van vijftien tot negentien jaar steeg dit aantal van 27 naar 57 per honderdduizend inwoners. Ik licht nu een stuk uit een krant die verslag gaf van genoemd onderzoek (De Volkskrant van 2 febr. 1985).

„De groep leerlingen die voor het eerst een poging tot zelfdoding doet, bestaat voornamelijk uit vijftien-en zestienjarige meisjes in het mavo en het lager huishoud-en nijverheidsonderwijs (lhno). Dat gebeurt vooral met pillen en — in veel mindere mate — met het doorsnijden van de polsen. Het gaat vooral om aandacht vragen voor de problemen waarmee ze zitten. De poging leidt niet tot ernstige verwondingen. Binnen vijf dagen is de leerling weer op school. De kans op herhaling wordt laag ingeschat.

De groep leerlingen die meerdere pogingen doet, bestaat voornamelijk uit meisjes in de leeftijd van vijftien tot en met achttien jaar. Ze zitten relatief het meest op mavo-, lhno-of mbo-scholen. Er is vaker sprake van verwondingen en de leerlingen zijn vaak langer dan elf dagen van school. Deze groep heeft veelal eerder zelfmoord-gedachten gehad of daarmee gedreigd en heeft ook vaker zelfmoord of pogingen daartoe bij anderen meegemaakt.

De groep leerlingen die daadwerkelijk zelfmoord pleegt, bestaat voornamelijk uit jongens in de leeftijd van zeventien en achttien jaar. Ze wonen vaak al op kamers. De gehanteerde methode is meestal ophanging. Andere methoden zijn het gebruik van pillen, van een hoge flat springen of het zich voor een trein werpen. Ze zitten relatief het meest op een mbo-school, hebben weinig kontakt met leraren en lijden vaak aan sociale angst.

Het relatief grote aantal gevallen van zelfdoding in het mbo (in 1982 tien) verklaren de onderzoekers voor een deel uit het feit dat in dit schooltype om oudere leerlingen gaat; over het algemeen neemt het aantal zelfdodingen toe met het toenemen van de leeftijd in het havo en vwo komen zelfdoding en pogingen daartoe aanzienlijk minder voor.

De onderzoekers hebben geprobeerd een beeld te krijgen van suïcidale leerlingen. Dit kan van belang zijn, zeggen ze, om probleemleerlingen zo mogelijk tijdig te signaleren.

Opvallend is, zo bleek uit het onderzoek, dat deze leerlingen vaak weinig kontakt hebben met medeleerlingen en docenten en vrijwel geen agressief gedrag vertonen. In de maanden voorafgaande aan de suicidale daad verslechtert hun concentratie, worden hun leerprestaties minder en blijven ze vaker van school weg.

Van de leerlingen hadden er 89 (46.6 procent) al eerder laten merken dat ze met zelfmoordplannen rondliepen of hadden ermee gedreigd. Van 28 leerlingen was bekend dat ze in hun directe omgeving wel eens een geval van zelfdoding of een poging daartoe hadden meegemaakt. Van de leerlingen die een eind aan hun leven maakten, hadden er acht al eerder een poging gedaan. Van de leerlingen die een 'poging deden, hadden er veertig daarvoor al eerder een poging gedaan.

Uitzichtloos

De meeste leerlingen die zelfmoord pleegden, deden dat omdat ze het leven uitzichtloos vonden. Ze voelden zich in alles vastgelopen en volstrekt eenzaam. Van een zestal leerlingen werd gezegd dat de aanleiding tot zelfdoding „een raadsel" was. In drie gevallen zouden slechte schoolprestaties de

verband gelegd met problemen thuis.

Zelfdoding vond vooral plaats door ophanging. Minder vaak was sprake van het gebruik van pillen of een agressieve methode (van een flat of voor een trein springen). Zowel zelfdoding als pogingen daartoe vonden voornamelijk thuis plaats. In vijftien gevallen deed de leerling een poging op school. De zelfdodingen gebeuren meestal 's nachts, de pogingen over het algemeen 's avonds.

Scholen weten vaak niet hoe ze met suïcidaal gedrag van leerlingen moeten omgaan. Er bestaan niet of nauwelijks afspraken hoe te handelen als een leerling zelfmoord pleegt of een poging daartoe doet, Informatie wordt in veel gevallen alleen aan leraren doorgegeven. Over 33 procent van de zelfdodingen en over 83 procent van de pogingen kregen medeleerlingen niets te horen. Wel nemen de meeste scholen contact op met de familie of de betrokken leerling.

In meer dan de helft van de gevallen probeert de school de terugkeer van een leerling die een suicide-poging heeft gedaan makkelijk te maken. Daar staat tegenover dat in de meeste gevallen de klas niet op de terugkomst wordt voorbereid. Volgens de meeste ondervraagde leraren veranderde het gedrag van de leerling in de klas na terugkeer niet. Ook medeleerlingen en docenten gingen meestal niet anders reageren. Twintig procent van de suïcidale leerLingen komt niet op school terug.

De scholen vinden het — naast het inlichten van medeleerlingen — vooral moeilijk suicidale leerlingen vroegtijdig te signaleren en informatie te geven over de hele problematiek. Leraren zijn zeker bereid zich daarvoor in te zetten, maar gebrek aan deskundigheid is vaak een handicap. De Leidse onderzoekers komen tot de conclusie dat leraren een belangrijke rol kunnen spelen bij het voorkomen van suicidaal gedrap als zij beter zouden zijn getraind in het onderkennen van signalen". Tot zover het kranteverslag.

Eenzaamheid

In dezelfde tijd als dit krantebericht verscheen las ik het boek van de journaliste Carolijn Visser Alle dagen vrij, jeugd in de jaren '70-'80 (Meulenhof, A'dam, 1984). Het bevat gebundelde artikelen die ze schreef voor NRC Handelsblad en de Haagse Post. Het zijn vooral reportages over jeugd in Nederland, Verenigde Staten en Japan. Amsterdamse krakers heroïne-gebruikers in Zeeland, corpsleden en graffitici in Amsterdam, anarchisten in Zurich en werklozen in stad en polder. Een boek waarvan je kunt zeggen: dat gaat niet over onze kerkelijke jeugd, die komt daarjn niet voor. Ten dele is dat waar en gelukkig maar ook. Aan de andere kant is het wel de wereld waarin ze opgroeien, het klimaat dat ze inademen, de wind die om hen heen waait. Als zodanig hebben we er als kerk, als ambtsdragers, als mensen die veel met jongeren omgaan alles mee te maken. Het beeld dat uit het boek van Carolijn Visser van eigentijdse jongeren naar voren komt, stemt droef en maakt mij somber. Ook van jongeren zonder het Evangelie geldt: zonder God in de w 7 ereld en geen hoop hebbend. De jeugd is erg depressief, wordt in het boek gesteld. Het fatalisme heeft toegeslagen. Op talloze scholen wordt gezegd: onze leerlingen zien het niet meer zitten, ze dragen problemen aan waar wij geen raad mee weten. Hun ouders gaan uit elkaar, het idee dat er later geen werk is maakt ze mat en lusteloos. Contact, dat is een woord dat steeds vaker wordt genoemd. „Het enige waar ze om schreeuwen", zeiden twee jonge leraren met een soort begeleidingsfunctie op een mammoet-scholengemeenschap, „is contact en nog eens contact, met elkaar, met hun ouders, met ons. Ze willen eindeloos praten over relaties, thuis, over wat ze nou eigenlijk doen, hjer, op deze wereld" aldus een citaat uit genoemd boek. Er bestaat onder jongeren grote behoefte om te praten over zichzelf, over hun problemen. Genoeg over het bock van Carolijn Visser.

Ik kwam er op vanwege het jongerenjaar 1985. Ook al leven veel van onze jongeren, nogmaals, in een minder bedreigende situatie misschien. Overeind blijft staan dat ook onze jongeren vaak grote, schreeuwende behoefte hebben aan contact binnen de gemeente met elkaar, met ouderen. Niet voor niets vinden conferenties voor jongeren belegd zo'n grote opgang en worden ze vaak door honderden jongeren bezocht die cr vervolgens enthousiast vandaan komen. Ambtsdragers en oudere gemeenteleden doen er goed aan zichzelf eens af te vragen of ze wel voldoende aandacht hebben voor jongeren om hen heen. Werkelijke aandacht: luisteren zonder hen in de rede te vallen, begrip hebben voor hun eenzaamheid, strijd, somberheid maar ook voor hun eenvoudig en oprecht getuigen van een pril geloof. Jongeren willen serieus genomen worden en terecht. Volgens onze belijdenis (Heid. Cat. Zondag 27) hebben ze daar recht op. Misschien mag daar in het jongerenjaar 1985 eens extra over nagedacht worden op kerkeraadsvergaderingen, in jeugdraden en in de gezinnen. En laten ook predikanten op de kansel er aan denken dat er gelukkig nog veel jongeren in onze diensten zitten dje ook aangesproken willen worden in hun eigen taal en vanuit hun eigen leefwereld.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's