Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(173)

VAN DE HEILIGE SACRAMENTEN (1)

Na onze les over het „gebed” volgen we ons vragenboek op de voet en behandelen we nu de leer over de sacramenten. We raadplegen daarbij weer onze belijdenis: de Heidelbergse Katechismus in Zondag 25.

Wat nu is allereerst de betekenis van het woord „sacrament”?

Bij de Griekse godsdienst-cultus behoorde een sacrament tot de Griekse „mysteriën”, een soort geheim-leer, waarin alleen de „ingewijden” onderwezen werden. Een sacrament betekende, wat uit de gewone levenskring overgebracht werd in de heilige kring der goden.

Bij de Romeinen werd zij gezien als een „krijgseed”, als een belofte van trouw.

Bij de overgang tot het christendom werd het woord sacrament gebruikt om de waarheid uit te drukken. Wie christen werd, ging van het terrein van de wereld over tot het koninkrijk Gods. Het sacrament was als een belofte van trouw aan Christus.

Rome beschouwt het sacrament als middel, dat de genade werkt.

De Reformatie stelde duidelijk de zuivere betekenis van het sacrament in het licht, namelijk als VERZEGELING VAN GODS BELOFTEN, tot versterking van het geloof, dat de Heilige Geest door het Evangelie in het hart werkt.

Ook stelde de Reformatie zuiver in ’t licht, dat het WOORD Gods primair is, d.w.z. het WOORD gaat vooraf. Het is: Woord en sacrament.

Bij Rome staan de sacramenten centraal in de eredienst en heel haar eredienst heeft geen zin meer.

Daarom bracht de REFORMATIE Gods Woord weer terug uit de kloostercellen en stelde zij Het weer centraal in de eredienst.

Valt er uit deze orde, welke de Reformatie stelde, nog wel een en ander te leren voor onze tijd ten opzichte van de eredienst der kerken? Ongetwijfeld !

We zien thans al sterker het streven naar voren komen om de liturgie in onze erediensten toch wat meer uit te breiden en zogenaamd te herzien en te verbeteren. Na de invoering en vrijlating van de „Nieuwe vertaling” van de Bijbel kwam aan de beurt de „nieuwe psalmberijming”. Ook was het nodig verschillende „formulieren” te bekorten en te herzien. Daarbij kwam de „gezangen-kwestie” aan de orde. De gezangenbundel moest uitgebreid worden. De vaderen van de Dordtse Synode stelden er node negen. Zij staan achter onze 150 psalmen. Maar deze negen werden te weinig bevonden. Er moesten meer Nieuwtestamentische liederen komen, waarin veel meer de Christus naar voren komt. Alsof Christus en Zijn werk niet voldoende in de psalmen verklaard wordt!

De erediensten zelf bleken ook niet te beantwoorden aan de eisen des tijds. Zij moeten veel aantrekkelijker gemaakt worden, vooral voor de jeugd. Er moeten bloemen en planten gezet worden. In bepaalde erediensten zoals op de feestdagen moeten ook „koren” gehoord worden. Aan de „jeugd” moeten meer activiteiten toegekend worden. De preken moeten niet langer duren dan twintig minuten, opdat er meer gelegenheid zal zijn tot zingen.

Je wrijft toch wel je ogen uit, wanneer in één onzer kerkbladen te lezen staat het volgende: „voor de komende diensten liggen de liturgieën alweer klaar. We (en u zult er versteld van staan, wie daar allemaal aan mee helpen) hebben geprobeerd er iets moois van te maken. Gedenkt u de diensten in uw gebeden. In Hand. 1 lees je, dat men wachtte op de Heilige Geest. Verwacht ù nog wat?” Is dit niet in-droevig?

En zo zien we de kerken der Reformatie al verder afwijken van de geest der Reformatie, van de zuivere orde in de ere-diensten ... welke toch „Diensten des Woords” moeten zijn!

Maar keren we tot ons onderwerp terug.

De vraag is nu: wat maakt een sacrament tot sacrament ?

Dat zijn drie eigenschappen, namelijk: het sacrament moet een teken hebben, zij moet overeenkomst hebben tussen teken en betekenende zaak en een Goddelijke instelling bezitten.

Het sacrament moet een teken hebben. Zo heeft de heilige doop het water tot teken en het heilig Avondmaal als tekenen brood en wijn. De Roomse kerk heeft zeven sacramenten: de Doop, de mis en haar communie, het vormsel, de biecht, het huwelijk, de absolutie (de vergeving) en het laatste oliesel” bij stervenden.

Maar in de vijf zogenaamde sacramenten ontbreken of het teken, of de overeenkomst met de betekenende zaak, of een Goddelijke instelling. In de heilige doop wijst het water op de reiniging van het hart van de zonde; brood en wijn bij het heilig Avondmaal op het verbroken lichaam en vergoten bloed van Christus en op de gemeenschap des geloofs bij brood en beker.

Wat de INSTELLING van beide sacramenten betreft, weten we, dat Christus de d o op heeft ingesteld vóór Zijn hemelvaart, toen Hij bevel gaf te dopen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes (Matth. 28 : 19).

Vóór Zijn dood heeft Christus het heilig Avondmaal ingesteld, toen Hij in de paaszaal met Zijn discipelen voor het laatst vergaderde om het pascha te houden.

Onder Israël waren het de sacramenten van besnijdenis en pascha. Beide hadden wel „bloedige” tekenen, omdat Christus nog niet gekomen was. Maar zij waren toch tekenen van Gods beloften, van Zijn verbond. Nu Christus gekomen is, zijn het ònbloedige tekenen geworden: water, brood en wijn. Later hopen we nader hierop terug te komen.

We komen nu tot de vraag: wat zijn sacramenten?

Onze Heidelberger geeft de definitie: in Zondag 25: „De sacramenten zijn heilige zichtbare waartekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies des te beter te verstaan geve en verzegele.”

Wat is de Heere toch nederbuigend goed voor Zijn volk! „Des te beter te verstaan geve.” De Heere weet, dat Gods kinderen allerlei zwakheden hebben als ongelovigheid, vreesachtigheid en onkunde. Calvijn schrijft in zijn „institutie” boek 4, hfd. 14/5, 6 van „traagheid”.

Was het niet treffend, dat Christus het heilig Avondmaal instelde in de nacht, waarin Zijn zwaarste lijden een aanvang nam? Dat Hij grotelijks begerig was met Zijn discipelen het Pascha te houden”?

We willen echter hiermede deze les beëindigen en D.V. in een volgende les verder handelen over de sacramenten.

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's