Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oordeelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oordeelen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al meenen wij dat het woord »oordeel af te leiden is van het nieuw Latijnsch ordalium, zoo is het toch geen onaardig gevonden verklaring, dat het is samengesteld uit oor en deel, en alzoo beteekenen zal het oor naar twee zijden deelen, of aan de beid partijen gehoor geven naar den bekende regel: »hoor en wederhoor.”
Als de Heilige Schrift er zoo ernstig) aandringt om een rechtvaardig oordeel vellen en niet naar aanzien (Joh. 8: 24 dan geldt dat niet alleen den rechter ma elkeen in het. dagelijksch leven. De opvolging van dat gebod heeft zonder twijfel hoogst moeielijk, daar in onzen aard ligt te verontschuldigen dien men liefheeft, schuld te verzwaren van hem, dien mij niet welgezind is, het goed te roemen in voorbijzien van gebreken wat een bevriend deed, en hoog de fouten uit te meten in vergeten van het goede bij hem, tot wie het hart minder gezind is. Eene de welke met onze wenschen overeenkomt zal goedkeuring verwerven, wat onze plannen in den weg staat geene verschooning vinden. Die onze hulp inriep en daardoor vleide zal meer genade vinden dan die ons voorbijging en haar bij anderen zocht. Die met hooge stem en sterken aandrang soms in opgewondenheid sprak zal bij groote menigte den bijval vinden, terwijl hij, die dergelijke verdediging beneden zich achtte en zweeg, voor de schuldige wordt aangezien. Die om de eere des Heeren en ter verdediging van een broeder ongerechtige dingen openbaart zal door de begunstigers van den schuldige worden verpletterd, die het liever in den doofpot hadden gesmoord. O! dat arglistig hart! Er zijn menschen, die met het eene oor goed met het andere ter nauwer nood of in ’t geheel niet hooren, maar er zijn meer-deren van wie dat kan worden gezegd ten opzichte van hun oordeel. Er is zoo veel, dat ons benevelt, het oog verblindt, het oor misleidt, ons oordeel verduistert, zoodat dientengevolge ook het oordeel onrecht, verkeerd is. Meestal zal dit wel onbewust alzoo zijn Vooringenomenheid verblindt en veelal staat de overtuiging van billijkheid, terwijl men zeer onbillijk is geweest. komt soms een aanklager van binnen dan weet de mensch te redeneeren en allerlei bijredenen aan te brengen, totdat hij ten gevolge van het pleidooi vrij uitgaat van de rechtbank, waarin hij allen als rechter zichzelven had geplaatst.
Bijzondere genade is er wel noodig om ook in den tegenstander, in den vijand de gaven te waardeeren en het goede op te merken, bij den vriend niet het kwade goed noemen, maar ook zijn gedrag, zijne gezindheid te toetsen aan Gods Woord.
Bovenal is er groote genade noodig om om over zichzelven een onpartijdig rechter H zijn, en, kennen wij onze eigene verdorvene gedachten, maar niet die van een ander, dan ligt het in den aard der zaak. dat wij anderen uitnemender zullen achten dan onszelven, over onszelven gestrenge. over anderen genadige rechters zullen zijn.
Is het dan met den mensch, gelijk wij hierboven zeiden, welk een troost is het dan, dat wij kunnen zingen (Ps. 75: 4): „God is Rechter, die ’t beslist; Die als aller opperhoofd, deez’ vernedert, dien verhoogt.”
Wordt ge belasterd, veroordeeld, hebt ge den schijn, de groote menigte tegen u, of wordt ge overschreeuwd, ga dan voor uw God uit den weg, opdat Hij voor trede, wiens de wrake is, en zeg met Ps, 62:4: »Doch gij, mijn ziel, het ga zoo ’t wil, stel u gerust, zwijg Gode stil.” Ook dat is niet gemakkelijk ; ook daartoe is genade noodig. Maar dat neemt niet weg, dat het moet, zullen wij den naam van Jeschurun mogen dragen (Deut. 32 : 15). Heeft de Heere Zijne geloovigen tot priesters gemaakt, dan moeten Levi’s zonen, zullen zij den Levi’s zegen genieten, ook gelijken aan hem van wien Mozes in zijn zwanenzang tot Israël zeide (Deut. 33: 8 v.v.): »Uwe Thummim en uwe Urim zijn aan den man, uwen gunst-genoot. Die tot zijnen vader en tot zijne moeder zeide: Ik zie hem niet; en die zijne broederen niet kende en zijne zonen niet achtte; want zij onderhielden Uw woord en bewaarden Uw verbond. Zegen, Heere! zijn vermogen, en laat U het werk zijner handen wel bevallen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1896

De Wekker | 6 Pagina's

Oordeelen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1896

De Wekker | 6 Pagina's