"Kerk moet zich meer mengen in debat"
Dr. K. Blei nog altijd enthousiast over herderlijk schrijven NHK uit 1955
Met vrijwel algemene stemmen aanvaardde de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk op 29 maart 1955 het herderlijk schrijven "Christen-zijn in de Nederlandse samenleving". Het geschrift, waarin de kerk zich met kracht keerde tegen de verzuiling, maakte een stroom aan reacties los. Zeer verontwaardigde, maar ook zonder meer instemmende. "Ik word er nog steeds enthousiast van."
Het boekje, blauwe kaft, ligt al klaar op het tafeltje in zijn studeerkamer. Stukgelezen. "Kent u het?" is het eerste wat dr. K. Blei (72) vraagt. "Hebt u het gelezen?"
Hij wacht het antwoord nauwelijks af. "Het sprak mij destijds zeer aan", zegt de oud-secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk. "En nog steeds. Ik word er wéér enthousiast van. Maar, het is een andere tijd geworden."
Tweeëntwintig jaar was Karel Blei toen het herderlijk schrijven het licht zag. Hij studeerde theologie in Leiden. "K. H. Miskotte, een van onze professoren, was bij het opstellen ervan betrokken. Dat merk je ook. Het schrijven is sterk bepaald door zijn gedachtegoed, door het Doorbraak-denken. Miskotte was direct na de bevrijding een van de zeven Amsterdamse predikanten die en bloc tot de Partij van de Arbeid toetraden. Uit verzet tegen de verzuiling, tegen de antithesepolitiek."
Fundamenteel oneens was Miskotte het met iemand als de theocraat A. A. van Ruler. "Ik herinner me dat hij zich bij het vak apostolaatstheologie kritisch opstelde richting Van Ruler, die ook een boekje over het apostolaat had geschreven. Van Van Rulers opvattingen over de theocratie, over de kerstening van de samenleving, moest hij niets hebben."
Miskottes kijk op de dingen kon in Leiden zeker niet op ieders sympathie rekenen, zegt de Haarlemse emeritus predikant. "Ook onder ons als studenten werd er, om zo te zeggen, bepaald niet uniform over hem gedacht."
Gesloten groep
Welke plaats moet "de christen" in het openbare leven innemen? is de vraag die in het herderlijk schrijven wordt opgeworpen. Veel christenen, constateren de opstellers, gaan er anno 1955 "zonder meer van uit, dat het geloofseis en dus christenplicht is, het culturele en maatschappelijke leven te kerstenen door zich eerst als gesloten groep op alle terreinen van het leven te verenigen en dan de rest van het volk tegemoet te treden en eventueel met andersdenkenden samen te werken."
Het gevaar is hierdoor evenwel "niet denkbeeldig, dat op den duur ons volk vrijwel geheel uiteen valt in een aantal gesloten groepen, die alleen in de top-organisaties nog voeling met elkander houden, maar overigens weinig gemeenschap meer met elkander hebben, zoals in vele gevallen reeds een feit is."
Met nadruk stellen de auteurs dat de christen tot taak heeft, "waar maar enigszins mogelijk, de opdracht Gods te vervullen midden in de wereld, tezamen met anderen arbeidend aan de opbouw van een verantwoordelijke samenleving." Al betekent dit "ook weer niet, dat daarom de aansluiting van christenen bij niet-confessioneel bepaalde instellingen, organisaties en verbanden als algemeen geldende regel mag worden gesteld."
Sleutelwoorden in het 39 bladzijden tellende geschrift zijn solidariteit, gerechtigheid, vrede. Het is de diepe overtuiging van de opstellers "dat het huidige tijdsgewricht in West-Europa vraagt om een nieuwe en krachtige uitdrukking van het menselijk samen-zijn in de wereld, van de solidariteit."
Op dit punt zien zij een duidelijk verschil met de negentiende eeuw. "Toen was de verwereldlijkte West-Europese cultuur, zelfbewust, trots op haar mondigheid. Deze trots is bij velen gebroken. De mens van nu aanvaardt zijn mondigheid als een last, zijn vrijheid als een lot, dat hij dapper hoopt te dragen. Maar de ondergrond van deze houding is veelal de angst en de gestalte er van is vaak het lijden aan het bestaan. Wij christenen staan niet tegenover, maar naast deze mens. Wij hebben dáár, náást hem, de bestemming om ánders te leven, te oordelen, te handelen. Maar: náást hem, hem daarmee dienend."
Mandement
Het herderlijk schrijven was in feite het antwoord van de Nederlandse Hervormde Kerk op het mandement dat de Nederlandse bisschoppen in 1954 hadden uitgevaardigd. Dr. Blei loopt naar zijn kast, laat het mandement zien. "De Katholiek in het openbare leven van deze tijd", luidt de titel. Het boekje oogt zo ongeveer hetzelfde als het (latere) hervormde geschrift.
Dr. Blei: "De bisschoppen zeiden precies het tegenovergestelde. Rooms-katholieken moesten wél lid worden van eigen organisaties, van de eigen politieke partij. Binnen de Gereformeerde Kerken zag je vergelijkbare stellingnames. De antithesegedachte werd daar nog volop aangehangen."
"Eigenlijk", zegt de predikant, "was het herderlijk schrijven de uitwerking van het beroemde artikel VIII in de kerkorde van 1951, over het apostolaat. In dit schrijven maakte de kerk duidelijk wat zij daaronder verstond."
In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland komt het woord apostolaat niet meer voor.
"De tijdgeest is sterk veranderd. De gedachte van het apostolaat veronderstelde dat de kerk een heldere, klare boodschap voor de samenleving heeft. Dat zijn we wat kwijtgeraakt, vanaf de jaren zeventig. Afgebladderd.
In 1988, het eerste jaar van mijn secretaris-generaalschap, verscheen een document met een vergelijkbare titel als die van het herderlijk schrijven: "Gemeente-zijn in de mondiale samenleving". Als je die twee stukken naast elkaar legt, zie je een duidelijk verschil in mentaliteit. Speelde in het herderlijk schrijven de landelijke kerk nog een centrale rol, in 1988 is die secundair geworden. De nadruk kwam te liggen op de lokale gemeenten, die door middel van netwerken contacten hebben met gemeenten elders in de wereld.
Nog iets: net na de oorlog was er sprake van een nieuw elan. Men hoopte de richtingenstrijd in de NHK te overwinnen. Dat is een illusie gebleken - zie bijvoorbeeld "Het Getuigenis" uit 1971. En het is nu ook niet meer zo dat de kerk zich gemakkelijk achter het standpunt van een synode stelt. In 1955 gebeurde dat nog wel."
Cultuur
Ook de cultuuranalyse in het herderlijk schrijven is niet zomaar meer van toepassing op de cultuur van nu, zegt dr. Blei. "Er wordt gesproken over een cultuur in verwarring, over de moderne mens die zijn zelfbewustzijn is kwijtgeraakt. Maar kijk ik nu naar publicisten als Cliteur, Philipse, Plasterk, dan denk ik: Als je érgens zelfbewustzijn aantreft, is het bij hen."
Een groot verschil met de samenleving in de jaren vijftig is verder dat de grote zuilen zijn verdwenen, dat zij een multicultureel karakter kreeg. "En dat kon wel eens betekenen dat er nu wat meer zelfbewustzijn van christenen, van de kerk wordt gevraagd."
Concreet?
"Ik zie niet per se de noodzaak van een christelijke sportvereniging. Maar het christelijk onderwijs kunnen we, lijkt mij, nu wel wat positiever waarderen. Christelijke politiek, daar blijf ik huiverig voor. Het blijft een hachelijke zaak om je eigen partij het stempel "echt christelijk" te geven. Dan dreigt het gevaar dat je God voor jouw karretje spant. De kerk is geen politieke partij, doet niet mee bij de verkiezingen, zegt het herderlijk schrijven. Het gaat erom je christenzijn in de politiek waar te maken. En dan geldt dat -bijvoorbeeld- aan zowel het liberalisme als het socialisme goede en verkeerde kanten zitten. Het is de taak van de kerk hierin voor te lichten."
Waarop baseert u zelf uw keuze voor een partij?
"Ik kijk graag steeds naar de concrete stellingnames. En dan kan een niet-christelijke partij in haar standpunten dichter bij het Evangelie komen dan een partij die zich christelijk noemt."
In het herderlijk schrijven ontbreekt de gedachte van de theocratie, schreef ds. G. H. Abma vorige week in Woord & Dienst. In zijn ogen is dat "waarschijnlijk pas echt funest."
"Dat de theocratische gedachte ontbreekt, ben ik niet met hem eens. Theocratie betekent: God regeert. Dat is het uitgangspunt van het hele schrijven! Het stuk spreekt over christenzijn als het hebben van een Heer en het zich voegen onder Zijn heerschappij, die alles omvat. Wat ds. Abma bedoelt, gaat waarschijnlijk in de richting van het staatskerkidee. Bij dat gedachtegoed -Van Ruler was die mening ook toegedaan- voel ik mij niet thuis. Het Woord moet het doen."
Toch weet ook de Protestantse Kerk zich nog altijd verbonden met artikel 36 NGB - inclusief de 21 woorden.
"Al pratend, al nadenkend, groeit bij mij de overtuiging dat artikel 36 in de huidige omstandigheden, met een islam die criminele uitwassen kent, wel eens actueler kon zijn dan we denken. Meer en meer wint de gedachte terrein dat de overheid niet neutraal kan zijn. Als dat zo is, hebben we als christenen een kans.
Weren en uitroeien van valse godsdiensten: laten we die woorden zó interpreteren dat ze inhouden dat vandaag niemand iets tekort komt. Dat we als christenen op de bres gaan staan voor de mensenrechten en richting de overheid aangeven dat echte mensenrechten zijn verankerd in het Evangelie. En dat waar mensen te lijden hebben onder een ideologie -een islam die zich als gewelddadig manifesteert-, daar sprake is van een valse godsdienst. Dat we dan als kerken onze stem verheffen."
Welk thema zou een herderlijk schrijven nú mogen krijgen?
"De kerk moet in elk geval aan de bel blijven trekken als het gaat om een menswaardige opvang van asielzoekers. Solidariteit!
Ook een punt vind ik Srebrenica. Het is nu tien jaar geleden dat duizenden moslimmannen onder de ogen van Nederlandse militairen als beesten zijn vermoord. En nog altijd heeft de Nederlandse regering de nabestaanden geen recht gedaan. Nog altijd heeft ze niet iets van schuld beleden. Ik zou me kunnen voorstellen dat daar vanuit de kerk toe wordt opgeroepen. Hier speelt uiteraard mee dat ik bestuurslid ben van het IKV. Maar dit zit mij hoog.
Neem verder het referendum dat er aankomt over de Europese grondwet. Waarom heeft de PKN niets van zich laten horen? Niet voorgelicht over wat er zoal op het spel staat? Nu kan het niet meer, nu is het te kort dag geworden.
Al kan ik me ook wel weer voorstellen dat als de kerk hierover iets opstelt -ik zou zeggen: een pleidooi om vóór deze grondwet te stemmen-, de volgende dag 200 predikanten in een open brief het tegenovergestelde beweren. In het algemeen: Ik zou de kerk willen oproepen zich wat meer onbeschroomd te mengen in het maatschappelijk debat."
U noemt vooral zaken op het horizontale vlak.
"Politiek ís horizontaal."
Roept deze tijd niet juist ook om een profetisch spreken van de kerk, om een benadrukken van het heilzame karakter van het christelijk geloof?
"Een oproep tot bekering? Ja, je kunt dat wel doen, maar het helpt niet. Moslims zijn bijzonder onontvankelijk voor evangelieverkondiging. En in de praktijk hebben we toch vooral te maken met agnosten. Maar, dit zijn praktische overwegingen. Op zich zou ik er wel een voorstander van zijn dat de PKN een herderlijk schrijven deed uitgaan over de multiculturele samenleving. Daarin zou dan ook de relatie christelijk geloof en andere godsdiensten aan de orde moeten komen. Bijvoorbeeld: hoe werkt de Geest in andere religies?"
Moet de kerk niet blijven uitgaan van de ene Naam onder de hemel gegeven?
In Uw licht zien wij het licht. Vanuit het licht van Christus zien we ook het licht van andere godsdiensten. Vooral in de periode dat ik nog was betrokken bij de Wereldraad van Kerken en bij de WARC heb ik me intensief met deze thematiek beziggehouden. En nu zeg ik: Ik zou niet weten waarom Gods Geest niet in de islam zou kunnen werken. Maar het zou goed zijn als de Protestantse Kerk zich hierover in een herderlijk schrijven eens zou uitspreken."
In Doorn (Hydepark) heeft volgende week vrijdag een studiedag plaats omdat "Christen-zijn in de Nederlandse samenleving" een halve eeuw geleden verscheen. Zie www.hydepark.nl.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 2005
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 2005
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's