Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Echtscheidingsrapport.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Echtscheidingsrapport.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is het noodig dit rapport hier in den weer te geven en te bespreken? breede

De zaak staat immers zóó, dat de Rapporteur, Prof. H. H. Kuyper, den wensch te kennen gegeven heeft om deze zaak, voor zij op de Synode komt, nog eens aan het oordeel van deskundigen te onderwerpen.

Het • ra-pport werd reeds op de Synode van Leeuwarden ingediend.

Deze wilde, dat de kerken het eerst rustig zouden overwegen.

Tevens besloot zij om het afwijkend gevoelen van Prof. Dr J. Ridderbos ter kennis van de kerken te brengen.

Het Rapport zelf beslaat 35, de Memorie van Prof. Ridderbos 30 bladzijden.

Het zijn beide doorwrochte stukken.

Prof. Ridderbos verschilt hierin van de overige Deputaten, dat naar zijn meening in de Heilige Schrift alleen hoererij een genoegzamen grond biedt om echtscheiding" aan te vragen. D'eputaten echter nemen daarnevens nog als scheidingsgrond aan de kwaadwillige verlating.

Nu zijn Depuisaten echter niet in de gelegenheid gesteld om over de Memorie van Prof. Ridderbos, gelijk ze daar ligt, te delibereeren en te rapp'orteeren.

Prof. Kuyper brengt fh'ans , als bezwaar in, dat de Synode niet de plaats is om over wetenschappelijk theologische vragen, die in deze' kwestie den doorslag geven, te disputeeren.

O. i. volkomen terecht.

Het is beter, da, t het onderwerp nogmaals door een commissie van theologen worde onderzocht en dat getracht worde tot overeenstemming te geraken.

Dit 'geeft ook den besten waarborg, dat onze kerken in zulk een kiesahe en teere zaak, voor de kerk in dezen tijd van zooveel gewicht, met de grootst mogelijke omzichtigheid te werk gaan.

Rapport Legerpredikant.

Ons blad heeft den Gereformeerden legerpredifcant de gelegenheid geboden om den arbeid van de legerpredikanten en de bedoeling van het instituut nader uiteen te zetten.

Hiermee wilden wij het audi et alteram p^axtem, het hoor en wederhoor, in een aangelegenheid van zoo groote beteekenis als deze.

Ofschoon beider gevoelen nog al uit elkander loopt, voelen we ons allerminst geroepen de argumenten tegen elkander af te wegen.

Het is ons hoofdzakelijk om de bespreking van het rapport te doen.

We kunnen daarbij niet zoo uitvoerig zijn als bij de meeste andere rapporten, omdat dit nummer het laatste is, dat aan de Synode voorafgaa, t en wij er niet al onze ruimte aan kunnen besteden.

Deputaten vatten hun advies aldus samen:

Ie. De Gereformeerde Kerken in Nederland waardeeren zeer de goede bedoeling, welke de Regeering beoogde met het in het leven roe-pen van het instituut der legerpredikanten en willen harerzijds gaarne dat instituut beschouwen als een middel, door de Overheid ingesteld om aan de Kerken hulp te bieden ter volvoering van haar taEilc binnen onze weermacht.

2e. Alle eigenlijke en rechtstreeksche geestelijke verzorging der militairen moet echter de taak van , de Kerk blijven en mag niet door legerpredikanten als staatsambtenaren worden verricht. De Gereformeerde Kerken hebben daarom ernstige bezwaren tegen de formuleering van art. 3, alinea 3, der instructie van de legerpredikanten, waar — hoezeer •ook formeel alleen de godsdienstige belangen, die „b'uiten de rechtstreeksche bemoeienis" der Kerken liggen, aan de legerpredikanten werden opgedragen — inderdaad het terrein der Kerk betreden wordt; en zijn van oordeel, dat van het huidig instituut der legerpredikanten de bemoeienis niet verder dient te gaan dan contact te vormen en te bestendigen tusschen de Kerken en de militairen, welke bemoeienis nog voor breede uitbreiding vatbaar is. '

3e. Derhalve hebben onze Kerken in garnizoensplaatsen zich te benaarstigen om de geestelijke verzorging der tot haar behoorende militairen zoo getrouw mogelijk waar te nemen. Gaat deze verzorging de kracht van een plaatselijke Kerk te boven, dan moet omgezien worden naar een regeling van steunbieding door de andere Kerken.

Alaai' ook de Kerken van herkomst der militairen worden opgewekt, aan de garnizoenskerken, waarheen haar leden vertrekken, volle-medewerking en steun te verleenen voor de behartiging van de geestelijke belangen onzer militairen.

Zeer gewenscht zou het daarom zijn, zoo bij kerk"visitatie opzettelijk aandacht werd geschonken aan de geestelijke verzorging der militairen.

4e. De Kerken, in Generale Synode saamgekomen, spreken zich uit: dat er bij de regeering moet worden aangedrongen op zoodanige wijziging van het instituut der legerpredifcanten, dat het meer bruikbaar worde voor onze Gereformeerde Kerken, en wanneer dat geschiedt eventueel te 'benoemen Deputaten ter bevordering van den geestelijken arbeid onder de militairen te machtigen om in een mogelijk voorkomend ..geval op aanvrage der Regeering een voordracht die Regeering aan te bieden.

Dit rapport, opgesteld door kundige mannen, die allen in deze materie reeds • thuis waren vóór zij tot Deputaten werden benoemd, doet uitkomen, hoe er aan het instituut der Legerpredikanten onmiskenbare voordeelen verbonden zijn, maar hoe er van Gereformeerd standpunt toch ook bezwaren tegen rijzen.

Bijna algemeen zal dit worden toegestemd, al zal niet ieder elk bezwaar, door hen geopperd, voor zijn rekening nemen of er mogelijk nog eenige andere aan toevoegen.

Wat echter in het Rapport opvalt is, dat het zoo weinig positief is.

Het wijst geen bepaalden weg aan.

Deputaten adviseeren, dat bij de Regeering moet worden aangedrongen op zoodanige wijziging van het instituut der Legerpredikanten, dat het meer bruikbaar worde voor onze Gereformeerde Kerken.

Maar zij stippelen niet de lijnen uit, waaraan zij zich bij die saamspreking met de Regeering hebben te houden.

De bemoeienis der Legerpredikanten, zeggen zij,

mag niet verder gaan dan contact te vormen en te bestendigen tusschen de kerken en de militairen, welke bemoeienis nog voor breede uitbreiding vatbaar is.

Ook 'dit laatste wordt niet nader gepreciseerd. En wel worden ide garnizoenskerken, zoo de conclusies van het Rapport worden aangenomen, opgewekt om in de verzorging der Militairen getrouw te zijn, en evenzoo de kerken, waaruit jonge mannen naar elders vertrekken om in militairen dienst te gaan, om aan de garnizoenskerken nauwkeurig en vlijtig de noodige opgaven te verstrekken, maar dit raakt slechts zijdelings het instituut der Legerpredikanten.

Zoo'n opwekking bovendien is uitnemend.

Maar de lakschheid van ouders en kerkeraden zal daardoor niet worden overwonnen.

Hierbij schieten de rijmregelen van Kamphuijzen te binnen:

Och waren alle nienschen wij* En wilden daarbij wel!

Zeker, wanneer men in onze kerken maar getrouw was, ware dit vraagstuk voor een groot gedeelte opgelost.

Maar nu hebben we naar andere middelen om te zien.

Het rapport komt — en dat is jammer — niet met uitgewerkte concrete voorstellen.

Aan, de eigenlijke taal toegekomen, laat het in den steek.

Het laat de Synode voor de groote moeilijkheid zitten.

Beëindigd.

„De Standaard" kwam nog even terug op wat we schreven in zake het artikel van ††

Het blad begint met te herinneren, dat dit artikel bijna een jaar geleden verscheen.

En vervolgt dan:

„Vrij plotseling scheen, enkele maanden naida, t het verschenen was, dit artikel een verontrustende werking te krijgen op de zenuwen van ons voortreffelijk weekblad De Reformatie.”

Reeds wezen wij erop, dat Prof. Dr H. H. Kuyper op het bewuste artikel in „De Heraut" schier onmiddellijk reageerde.

Maar daarvan maakt „De Standaard" ook nu nog geen gewag.

Of de zinsnede over het op de zenuwen krijgen van „De Reformatie" en de toepassing „van het spreekwoord, dat heenwijst naar het mannelijk en vrouwelijk exemplaar van een nuttig en algemeen huisdier", gerekend moeten worden tot de fiere stooten met den „sierlijken degen", laten we liefst aan anderen ter beoordeeling over.

Wij gaan echter zóó niet voort.

Wij hebben niet alleen te rekenen met wat we schrijven, maar ook met den mogelijken indruk, dien het op minder ingewijden maakt.

Zelfs den schijn, als zouden we eenige ernstige grief hebben-tegen ons uitnemend anti-revolutionair orgaan en zijn tegenwoordige redactie, willen wij tot pllen prijs mijden.

Schoon we tot ons leedwezen ons gevoelen moeten Jiandhaven, zoo zet dit bij ons — en zeker ook bij „De Standaard" niet — geen druppel kwaad bloed.

Verschillen van deze soort behoeven niet altijd vereffend te worden om hartelijk met elkander te sympathiseeren.

En „De Standaard" houde er zich van verzekerd, da, t onze sympathie voor haar redactie door dit alles geen graad is gedaald.

Ook van tegenweer tegen het verv; eer. van f t in hetzelfde nummer zien we af.

†† trekt zich terug op de stelling, dat het Neo-Kantianisme in den grond tot Hegelianisme is te herleiden.

Tegenover iemand, die de wijsgeerige vraagstukken zoo eenvoudig ziet, is men spoedig au bout de son latin.

Meer bejammeren we het o.a., dat hij met geen enkel woord zijn verzuim jegens de wijsgeerige verdiensten van Prof. Bavinck tracht goed te maken, om nu andere bedenkingen niet te herhalen.

We hebben echter; wat we op ons hart hadden en in het belang ran ons Gereformeerde volk achtten, ruimte gegeven.

En daarmede is ook deze zaak 'voor ons van de haan.

Dr H. Plerson. †

Ook deze eik is ten laatste geveld.

Tot in hoogen ouderdom behield hij zijn frischheid van geest.

Ofschoon niet geniaal gelijk zijn broeder Allard, waren vele talenten hem toebetrouwd.

Man van litterairen smaak, met schitterende kanselgaven en een oog voor het interessante in het leven, achtten velen hem voorbestemd om een eereplaats in zijn kerk in te nemen.

Toen hij zich echter aan de Heldringsgestichten verbond, scheen dat gelijk te staan me't zich en zijn talenten te begraven.

Toen heerschte nog de gedachte — en is zij thans geheel overwonnen? — dat de Zending en de Barmhartigheid het Wel met inferieure krachten konden doen.

Iemand, die het tegendeel van een redenaar is, die ook overigens niet uitblinkt, maar wien het aan praktiscli inzicht niet mangelt, schijnt menigeen het meest geschikt om als directeur van de eene of andere stichting op te treden.

Pierson heeft die idee door heel zijn leven tot een leugen gemaakt.

Zijn^ talenten had hij te Zetten alle noodig, al zag de wereld daarbuiten ze niet dagelijks fonkelen.

Het uitnemendste van zijn talenten was de liefde en speciaal de liefde tot het gevallene.

De geest van Christus' ontferming woonde in hem.

Hoewel kerkelijk niet een der onzen, was hij ons toch , als een broeder.

Zijn arbeid mag en zal ook onder ons niet vergeten worden.

Aan zijn graf beluisterde men niet den toon: wat was hij groot!

Maar: wat was hij goed!

Goed door de particuliere genade zijns Gods.

Minister Golljn.

Angstvallig hoop ik er voor te waken niet het terrein van onzen redacteur voor het politieke en sociale leven te betreden.

Ook zal ik het voetspoor van een onzer bladen niet volgen, dat doet alsof de heer Colijn ook minister van binnenlandsche zaken is geworden en eenige desiderata van meer' geestelijken en principiëelen aard kenbaar maakte-.

Men verwachte van minister Colijn, ondanks zijn sterke persoonlijkheid en den invloed, dien hij ongemerkt op heel het Kabinet zal oefenen, niet, wat redelijkerwijze van. hem niet verwacht mag worden.

Wanneer hij er in slagen mag om ons land financieel uit het moeras te-helpen, verdient hij aller dank.

Maar wat hij verdient, zal hij niet ontvangen. Dat kan reeds nu worden voorspeld.

Door zijn taak als bezuiniger zal hij zich vanzelf veel vijanden maken..

Want niets doet meer de ongenade der menschen losbreken als wanneer men hen treft in hun beurs.

D'och nu is het de plicht van ons christenvolk, om, als ook zij offers moeten brengen, hiervan niet minister Colijn een verwijt te maken, .maar hem krachtig te blijven steunen.

Het schait ons een veilig gevoel te 'Weten, dat de heer Colijn het christelijk perspectief kent en derhalve niet de stelling'^'zal-huldigen, dat ap uitgaven van meer geestelijken en zedelijken aard allereerst moet worden bezuinigd.

Evenwel zal het hem groote overredingskracht kosten om de menscfcen te-overtuigen, dat een bezuiniging, die hen vooral raakt, noodzakelijk is.

Ieder wil met de bezuiniging zoover mogelijk van zichzelf af beginnen.

Daarom gelooven we, dat het voor den heer Colijn naast deskundig inzicM vooral aankomt op overtuigende redeneerkrachit.

En nu doen wij een beroep op onze Gereformeerden om hem bijzonder in hun voorbede te gedenken, opdat straks ook vam hem gelde, dat men niet ka, n wedierstaan de--wijsheid en de kracht, waardoor hij spreekt.

Onthulling.

Opnieuw wendt de Vereeniging tot verrijking van ons kerkgezang zich tot de Synode.

Zij voelt zich door het besluit van de Leeuwarder Synode niet bevredigd en biedt wederom haar bundel kerkliederen aan, zoaals deze in een editio castigata (van verschillende gebreken gezuiverd) reeds in-druk verscheen.

Tegelijk brengt zij bij monde van haar voorzitter, DT J. G. Geelkerken, bezwaren in tegen het rapport over de „Eenige Gezangen", door adhaesie te betuigen .aan diens brochure: „Berijmde Schriftgedeelten of Schriftuurlijke Kerkliederen". (Alleen Prof. L. Lindeboom verleende met het oog op de komende Synode daartoe zijn medewerking niet).

Dat de kritiek van Dr Geelkerken lang niet malsch, is, zal ieder wel verwachten.

Eciiter wilden we even wijzen op de onthulling, die men leest op blz. 7: Dr G. vroeg, waaxom de goede berijming, die Beets van Jesaja 53 gegeven heeft, niet is overgenomen. Hij wil niet onderstellen, dat Beets werd gepasseerd omdat hij Hervorrnd is. En 'i& n volgt:

Maar •wa.aiom. hebben Deputaten dan toch het gedicht van den Hervormden Beets geen plaats in htinne verzameling waardig geke-urd, doch wel het gerijniel van den Roomschen Jonckbloet, zelfs geheel onveranderd, overgenomen — immers de Jezuiet G. Jonckbloet is de vervaardiger der berijauingen zoowel van Jesaja 53 als van. Jesaja 55.

Hoe DT G. daa.ra, chter gekomen is, weten wij niet. Een gedrukt en bundel van Jonckbloet kennen we niet, hoewel die na.tuurlijk zeer wel bestaan kan. Overigens hebben we — te meer, daax deze bewering nog niet werd tegengesproken — geenerlei reden om aan de waaih'eid van deze mededeeling te twijfelen.

Dit aangenomen, moet toegestemd, dat het over het geheel niet wenschelijk is, een onzer kerkzangen bij een Roomsohe te borgen.

Inderdaad kleven aan deze berijmingen — wij toonden dit vroeger aan — ook tal van gebreken.

Toch doet het ons goed', dat we ons met den zakelijken inhoud van die berijmingen wel kunnen vereenigen.

Hieruit blijkt tenminste; < ïat er Roomschen zijn, met wien we ons geestelijk verwant mogen - voelen en bij wien de Christus en Zijn genade niet geheel schuil gaat achter den mensoh en zijn werk.

Voorloopig agendum.

Het voorloopig agendum vormt een boekdeel van 120 bladzijden.

Zeker iets ongewoons.

De meerdere vergaderingen met haar voorstellen aangaande de rapporten, vroegen veel plaats.

Ook een paar kerken leggen nog al royaal beslag op de ruimte.

Maar wat zou er van gegroeid zijn, indien het advies eens ware gevolgd om-de voorstellen der kerken niet de meerdere vergaderingen te laten passeeren ?

Dan waren ongetwijfeld nog veel meer kerken met uitgewerkte voorstellen gekomen. ,

Misschien - hadden we dan wel een agendum gekregen in folio of in een paar deelen.

Niet achterwaarts.

Nog enkele dagen en de Synode wordt geopend.

Begrijpelijkerwijze heerscht er eenige 'spanning, al is die veel minder sterk dan voor Synodes als vah 1899, 1902 en 1905.

Wel zijn ook nu onderscheiden stroomingen in onze kerken te onderkennen, maar wat er aan de orde komt, riep geen bepaalde verdeeldheid op.

Er is verschil van gevoelen, maar de hartstochten roerden zich weinig of niet;

Wij zijn er Gode dankbaar voor.

Moge diezelfde stemming ook op onze Synode de overhand hebben.

Natuurlijk ligt daarin niet opgesloten, dat de meeningen niet vrij tot uiting zouden mogen komen.

Zelfs kan het wel gebeuren, dat twee Synodeleden eens diametraal tegenover elkander staan.

Doch als de broederlijke gezindheid slechts uit de woorden blijft doorstralen, bestaat hiertegen niet het minste bezwaar.

Zonder wrijving van gedachten worden nu eenmaal geen belangrijke besluiten genomen.

Slechts over minder beteekenende dingen is men het gemeenlijk dadelijk eens.

Maar dan zamelt men ook alleen kleingoed in.

Vooral zullen, naar het zich . laat aanzien, de gedachten even wrijven over de opdrachten, door de Synode van Leeuwardfin, gegeven.

Er rezen reeds stemmen om tot achter de Synode van Leeuwarden terug te gaan.

Er is een zekere strooming, die het liefst de voornaamste opdrachten zag ingetrokken, opdat alles blijve, gelijk het tevoren was.

Op verschillende manier wordt dit bepleit.

Ook het argument van doet hierbij dienst mentaliteitsverandering

De Synode zal echter-verstandig handelen hiernaar niet te luisteren: :

Ondersteld al, dat er-in onze kerk van mentaliteitsverandering, op groBte schaal sprake is, dan heeft men vóór alles; te overwegen of dit mentaliteitsverbetering, of verslechtering inhoudt.

Het konstateeren van mentaliteitsverandering is niet genoeg.

We mogen ons niiet passief naar zulk een verandering schikken, , maar we hebben aktief op degeestesgesteldheid in te werken.

En dan mogen we niet achterw, aarts, maar voorwa.arts.

De Synode van Leeuwarden bewoog zich: ia reformatorische richting.

Nu hieeft ze ongetwijfeld fouten gemaakt..

Die te herstellen is eerste vereischte.

Maar van richting mogen we niet veranderen.

Anders loopen we in het koriserviatisme vast.

Men doet het soms voorkomen alsof we met de nieuwigheden op kerkelijk gebied niet al te beste ervaring hebben opgedaan.

Doch vooreerst kunnen hiermee geen nieuwigheden bedoeld zijn, die uit besluiten van de Leeuwarder Synode zijn voortgevloeid.

En voorts kunnen we niet inzien, welke andere nieuwigheden in onze kerkelijke wereld zijn ingevoerd dan afschaffing der collecten voor den kerkedienst en verhooging' der predikantstraktementen.

Hebben die tot zulke gevolgen geleid?

Alleen mijnheer Nurks zal dit durven bevestigen.

We vreezen dan ook, dat men hier het kerkelijke-leven met het staatkundige en sociale over één kam scheert.

Maar dat is vanzelf een generaliseering, die zich

wreken moet. D'e „nieuwigheden", door de Leeuwarder Synode aan de orde gesteld, zijn voor het meerendeel reformatorische wenschen, door Dx A. Kuyper reeds vóór een halve eeuw uitgesproken.

Bevliegingen kan men ze dus niet noemen.

Zij zijn heusch niet uit de mentaliteit van zeker oogenblik of van een paar jaren geboren.

Wij trekken de goede trouw van wie het zóó voorstellen niet in twijfel.

Maar men zal de onjuistiheid ervan inzien. Zullen we niet vastroesten, dan.moeten wij de richiting uit, door Leeuwarden gewezen.

Wij spraken echter ook over fouten, te Leeuwarden gemaakt.

Daartoe rekenen wij, gelijk vroeger door ons werd uiteengezet, de formuleering van de opdracht, .die de gezangenkwestie betreft.

Ook werd er veel te veel werk laian een enkel , stel Deputaten opgedragen.

Vóór de Leeuwarder Synode samenkwam, wees ik in een kerkelijk blad óp de wensdhelijkheid om met het getal Deputaten niet te zuinig te zijn, maar een zoo breed mogelijke verdeeling van arbeid in te voeren.

Dit behoefde de ineenschakeling van de ver-; scliillende rapporten niet in den weg te staan. Immers konden de voorzitters van de versdhillende Deputaatsehappen een Centrale Commissie vormen, die te zorgen had, dat oneffenheden wer-«den weggeslepen en de noodige eenheid werd verkregen.

Men sloeg dien weg evenwel niet in.

Maar de gevreesde-gevolgen bleven niet uit.

Deputaten hebben gewerkt schier boven de kracht en boven onzen lof en toch hebben zij eigenlijk niemand kunnen bevredigen.

Het spoed-etiket staat op hun werk geplakt.

Ook dit behoort in het vervolg te worden vermeden.

Daarbij mag ook niet vergeten, dat wij in onze kerken niet zooiets als een troonrede kennen, waarin de Koningin de plannen van een Kabinet voor verscheiden jaren ontwikkelt.

Een Synode kan niet bepalen, dat, wat ha^ar wordt voorgelegd en waarvoor zij Deputaten benoemt, over de komende Synodes verdeeld moet worden.

Miaar Deputaten hebben in dit opzicht veel in ihun hand.

Zij kunnen op een volgende Synode meedeelen, idat ze met hun onderzoek nog niet gereed zijn. Dian komt de zaak vanzelf over drie jaren.

Gemeenlijk dralen Deputaten nog al eens met een rapport en behooren zij tot spoed te worden aaïigezet.

Ditmaal echter hadden de Deputaten voor het Liturgie-rapport zich blijkbaar voorgenomen klaar te komen en hadden zij juist "het tempo wat moeten vertmgen.

In werkelijkheid toch droeg de Leeuwarder Synode een programmatisch karakter.

Zoo'n programma af te werken vraagt tijd.

Maar idit alles neemt niet weg, dat koersverandering nadeelig moet worden geacht.

Worde op den komenden rustdag 's Heeren aangezicht in onze bedehuizen ernstig gezödht, opdat door den arbeid ook van deze Synode onze kerken zich mogen verheugen in welvaren, wat niet te verkrijgen is zonder voortviaren.

De afgevaardigflen naar fle Generale Synode.

„Noord-Hollandsch Kerkblad" verstrekte dienomtrent de volgende gecorrigeerde opgave:

Groningen. Primi: Ds P. Bos te Stadskanaal, D' s M. M e ijl e r i n g te Delfzijl, oud. G. H. Kuik, te Wildervank en oud. P. Koster te Valthermond. ' Seciundi: Ds J. J. Miedema te Groningen, Ds H. Scholten te Zuidhorn, oud. O'. Bouwman te Uithuizen en oud. J. van der Laan te Pieterburen.

Friesl and (Noord). Primi: Dr W. A. van E s te Leeuwarden, Ds J. P. Klaarhamer te Dokkum, öud. F. J. B r u i n s m a te Sexbierum en . oud. J. P. Reitsma te Ferwerd. Secundi: Ds E. C. van der Laan te Lollum, Ds B. Roorda te Driesum, oud. H. Sturing te Lioessens en oud. - A. F. de Jong te Dronrijp.

Friesland (Zuid). Primi: Ds A. de Geus te Lemmer, D's D. P. Koopmans te Sneek, oud. S. A. Z a n d s t r a te Wommels en oud. B. A. Looyenga te Ylst. Secundi: Ds J. op 't Holt te Bolsward, Ds O. Boersma te Koudum, oud. S. Smilde te Heerenveen en oud. Joh. Knossen Joh.z. te Hommerts. ,

Drente. Primi: Dr J. Thijs te Meppel, . Ds N. Düürsêma te Nieuw-Amsterdam, oud. Dr J. Wessels te Zuidlaren en oud. H. Scheffer te Assen. Secundi: Dr S. P. Dee te Dwingeloo, Ds T. Gerber te Assen; oud. D. la Fleur te Bellen en oud. W. Fokkens te Ziuidwolde.

O verijs el. Primi: Ds H. Meulink te Enschedé, Ds L. Kuiper te Kampen, oud. 'H. Waterink te Haaksbergen en oud. L. Lindeboom te Zwolle. Secundi: Ds-A. Brouwer te Zwartsluis, Ds J. H. Broek Roel of s te Vroomshoop, oud. H. Morsink G.Hzn. te Delden en oüd. J. Plender to Kampen.

Gelderland. Primi: Dr G. Keizer te Tiel, Ds J. G. Kunst te Arnhem, oud. F. Kortlang te Emielo en oud. L. Barendregt te Tiel. Secundi: Ds G. Renting te Winterswijk, Dr J. Hania te Geldermalsen, oud. J. van Galen te Yoorthuizen ea oud. G. J. Colder te Harderwijk.

Utrecht. Primi: Ds A. M. Donner te Amersfoort, Dr J. C. de Moor te Utrecht, oud. G. van der Woerd te Renswoude en oud. V. Zuiddam te Breukelen. Secundi: Ds J. J. Berends te Veenendaal, Ds S. Datema te Driebergen, oud. J. Oudhof te Westbroek en oud. C. van der Kaaden te Driebergen.

Noord-Holland. Priim: Ds W. Breukelaar te Zaandam, Ds T'. Ferwerda te Amsterdam, oud. P. S. van Diorp te Amsterdam en oud. G. van Zeggelaar te Ransdorp. Secundi: Ds K. Fernhout te Amsterdam, Ds D. Hoek te Enkhuizen, oud. D. Wakker te Wormer en oud. W. de Vries te Urk.

Zuid-Holland (Noord). Pi-imi: Dr K. Dijk te Den Haag, Ds W. H. Gispen te Scheveningen, oud. Mr A. J. L. van Beeck CaJkoen te Den Haag en oud. D. de Bruijn IJ z. te Hazerswoude. Secundi: Ds N. H. Koere te Noord wijk aan Zee, Ds H. Meijering te Katwijk aan Zee, oud. J. G. Baart te Oudshoorn en oud. J. Groot te Delft.

Zuid-Holland (Zuid). Primi: Ds J. H. Landwehr te Rotterdam, Ds C. W. J. van Lummel te Zuidland, oud. P. Prins te Hellevoetsluis en oud. T. de Vries te Kralingen. Secundi: Ds J. D. van der Velden te Kralingen, Ds W. W. Meijnen te Dordrecht, oud. Ds J. N. Lindeboom te Asper& n en oud. G. W. S. de Jong te Niouw-Lekkerland.

Zeeland. Primi: D s L. B o u m a te JVIiddelbürg, Ds R. J. van der Veen te Goes, oud. D. Mulder te Zierikzee en oud. N. J. Bastmeijer te Goes. Secundi: Ds F. Staal te Colijnsplaat, Ds P. van Dijk te Zaamslag, oud. S. den Hartogh te Middelburg en oud. D. Scheele Az, te TerneUzen.

Noord-Br'ab ant en Limburg. Primi: Ds J. H. Donner te Breda, Ds H. de Bruijn te Nieüwendijk, oud. A. Bax Gzn. te Zevenbergen en oud. H. Both te Sprang. Secundi: Ds L. G. Goris te Zevenbei^n, Ds A. Andree te Werkendam, oud. K. van der Graaf te Den Bosch en oud. L. J. Schalekamp te Kfundert.

Zij, wier namen gespaüëerd zijn gedrukt, waren ook afgevaardigd naar de Leeuwarder Synode.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's

Echtscheidingsrapport.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's