Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NME - Een opdracht voor het reformatorisch onderwijs*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NME - Een opdracht voor het reformatorisch onderwijs*

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het uitvoerige voorgesprek met de heer Van Essen is de wens uitgesproken dat ik zou trachten een basis te leggen voor al datgene wat in dit project en hier vandaag aan de orde is. Een basis vanuit de Schrift, met honorering van de identiteit van het reformatorisch onderwijs. Er zullen in mijn lezing dingen aan de orde komen die u bekend zijn. Wellicht zal er door het kader waarbinnen ik deze zaken mag plaatsen, toch iets nieuws in zitten.

I n mijn voordracht wil ik drie speerpunten aanwijzen. Allereerst de motivering, vervolgens de doelstelling

en tenslotte de ethische aspecten van de realisering. We zouden ze ook kunnen omschrijven met drie woorden, die nog wel eens als punten voor een preek worden gekozen: waarom, waartoe en hoe.

Minder directe motieven

Waarom is NME (natuur- en milieu-educatie) een taak voor het reformatorisch ondenwijs? Ik ben er niet zeker van dat iedereen van de noodzaak van deze taak overtuigd is. Daarom zal ik eerst enkele motieven noemen, die zeker niet op de eerste plaats staan. Ik zeg niet dat ze niet ter zake doen. Ze zijn echter niet het eerste waaraan wij hebben te denken. Voor sommigen zouden ze wellicht zelfs enigermate demotiverend kunnen werken.

- Hebben we voor dit ondenwerp belangstelling vanuit een zekere modezucht? Iedereen doet eraan mee. Dan moeten wij het ook doen. Zijn we ermee bezig om bij de maatschappij in het gevlei te komen? Om toch vooral maatschappij-vriendelijk over te komen? Willen we zo ons image wat oppoetsen? Je kunt overigens met slechter dingen je image oppoetsen.

- Is het misschien een dure plicht van de overheid, die we - misschien wel centre coeur - vervullen? We doen het dan omdat de overheid het van ons venwacht en ons ertoe verplicht. - Of doen we het vanuit een persoonlijke betrokkenheid? Dan zou het een zaak zijn van een zekere willekeur: de een voelt er voor, de ander voelt er niet zo veel voor. De een heeft er aardigheid in, de ander heeft er geen aardigheid in.

- Of is het - als vierde mogelijkheid - een soort prudentieel eigenbelang? In de ethiek bedoelen we met deze uitdrukking er aandacht voor te vragen, dat we ter wille van onszelf op de ander of het andere moeten letten, dus met hem, haar of het rekening houden. Wie dat niet doet, ziet dat het tot zijn eigen schade is. Hij komt zichzelf tegen - in zijn nadeel. Het is dus voor jezelf verstandig om aan de ander te denken. Zo ook aan het milieu. Het is een eigenbelang dat met verstand wordt gehonoreerd.

Enkele tegenargumenten

Ik noem enkele tegenargumenten. Ze zijn van praktische, zelfs van pragmatische aard. Het lijkt me goed ze op een rijtje te zetten en ze onder ogen te zien.

Deze argumenten heb ik zelf ook wel in kerkelijke kring gehoord.

- Aandacht voor het milieu komt vooral voort uit een humanistische achtergrond. Politiek gezien is het vooral de partij van de 'groenen' die zich voor het milieu heeft ingezet. Moeten wij dat ook zo nodig doen? - In het verleden is er ook niet zo veel aandacht aan gegeven. Moet dat nu ineens wel?

- Een andere tegenwerping. Er zijn in het kader van het reformatorisch onderwijs nog wel belangrijker onderwerpen dan deze. Moeten we hiervoor dan een hele studiedag organiseren? - Bovendien brengt deze aandacht mee, dat het takenpakket wordt uitgebreid. Kunnen we die last er nog bij hebben?

Vier tegenargumenten tegen aandacht voor het thema vandaag.

Hieronder worden enkele publicaties genoemd die voor ons thema en onze belangstelling van betekenis zijn. Het boek van Douma drukt er ons met de neus op en biedt in kort bestek een helder overzicht. Het is een goed boek, waaruit je veel fundamentele kennis kunt halen. Uiteraard is het niet uitputtend.

Ik wijs ook op de lezingen die voor de microfoon van de EO zijn gehouden. Ze gaan vooral over het Conciliair Proces. Ze zijn tevens een uitstekende inleiding

in de vragen van een christelijke houding ten aanzien van het milieu. In de laatste bijdrage is een uitvoerige literatuurlijst opgenomen. Daar vindt u veel materiaal genoemd.

Ik wijs ook op de bundeling van de lezingencyclus, georganiseerd door de Driestar (Pabo) "Omgaan met Gods schepping". De lezingen zijn gehouden in het kader van een studiedag. De openingslezing is hier in de St. Jan in Gouda gehouden.

Dan is daar het boek van de Utrechtse dogmaticus, prof. De Knijff. Het verscheen de vorige zomer en is getiteld "Tussen woning en woestijn". Het is een geweldig knap boek, maar tegelijk moeilijk. Er staat veel in dat te waarderen is. Hij heeft het theologisch en ook cultuurfilosofisch diep opgehaald. Het is een inzichtgevend boek, dat echter veel inspanning van de lezer vraagt.

Dan is er nog een proefschrift, geschreven door een jonge Belgische theoloog, Patrick Mullens. Het is verleden jaar in Heverlee (Leuven) verdedigd onder promotorschap van prof. G. Huntemann. Ik was als referent daarbij betrokken. De titel is "Leven volgens Gala's normen? " De schrijver laat zien wat er zo al achter de moderne ecologie ligt. Op dit aspect zal ik vandaag niet ingaan. Het is wel goed te bedenken dat er in de ecologie veel overhoop wordt gehaald. Juist daarom is het boek van prof. De Knijff zo belangrijk.

Ons diepste motief

Wat zijn onze motieven? Onlangs hoorde ik dat in een behoudende gemeente de predikant gezegd had in een preek: Wie bekeerd is, zal ook het onderscheid tussen de grijze en de groene container weten te hanteren. Ik hoorde dat op een college ethiek aan onze universiteit. Ik vroeg mij daarbij af of deze dingen ook wel door predikanten op de juiste wijze aan de orde werden gesteld. Toen vertelde een student over wat hij had gehoord. Dit te horen deed mij goed. Het mag een bescheiden inleiding zijn tot de behandeling van het thema.

Aandacht voor de vragen van het milieu is een roeping van Godswege. Het milieu is geen onderwerp op zichzelf. We zullen erover denken, spreken en handelen, als over een roeping van Godswege. Dat is het beslissende uitgangspunt.

We gaan hiervoor terug op Genesis 2 : 15. Zo nam de HEERE God de mens,

zette hem in de hof van Eden, om die te bouwen en te bewaren. Hier vinden we de twee grond(werk)woorden voor ons omgaan met het milieu, en daarin met heel de schepping: bebouwen en bewaren.

Bouwen ziet op bewerking en uitbreiding. Er mag in de loop van de geschiedenis van alles gedaan worden en bijkomen. Ik denk aan uitvindingen en aan de techniek. Prof. De Knijff heeft in zijn boek een interessante schets gegeven van de ontwikkeling van de techniek; ook van de manier waarop de techniek zich van de mens meester maakt, in plaats daarvan dat de mens over de techniek heerst en haar in zijn dienst stelt.

Het is opvallend dat de HEERE daar ook al van bewaren spreekt. Dat is de afweer van bedreigende en ven/voestende machten.

Ik benadruk hiermee dat aandacht voor het milieu geen ondenwerp op zichzelf is. Het onderwerp staat in directe relatie tot de mens (en omgekeerd). De Galacultuur ontkent dit. Deze stelt het milieu als ondenwerp op zichzelf.

Wij stellen: De schepping is er tot eer van God. Lees Psalm 19 : 1 en 2. De hemelen vertellen Gods eer. We treffen ditzelfde aan in Psalm 148 : 1-3. De schepping verheerlijkt God: Looft de HEERE. Looft Hem, zon en maan. Zelfs de lichtende sterren worden opgeroepen de HEERE te loven.

Het milieu heeft een directe relatie tot God. Het wordt opgeroepen om God te prijzen. Hiernaast treffen we het gegeven aan dat de mens een taak, een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de schepping en het milieu. Genesis 2 : 15 staat in relatie tot Genesis 1 : 26, de schepping van de mens als het beeld van God.

De mens is Gods beeld

Het onderwerp van vandaag heeft alles te maken met de mens die geschapen is als het beeld van God. Psalm 8 werd vanmorgen gelezen; zonder vooroverleg heeft de dagvoorzitter die psalm gekozen. Dat is een treffende overeenstemming. Psalm 8 is wel genoemd de poëtische beschrijving van het beeld van God. Wat Genesis 1 in proza zegt, jubelt Psalm 8 in poëzie.

Dit betekent dat de schepping ter bewaring, ter bebouwing en ter bewerking aan de mens is toevertrouwd. Hier hoort ook bij dat de schepping de mens ten gebruike is gegeven. Dan komen we bij de term die in de openingswoorden is gebruikt: rentmeesterschap. Rentmeester zijn is de specificering van een bepaald aspect van het beeld van God. Ik zie het beeld van God iets breder dan wat de Catechismus in Zondag 3 noemt. Daar wordt alleen gesproken van ware gerechtigheid, heiligheid en kennis. In onze eeuw heeft men er oog voor gekregen dat tot het beeld ook behoort: vertegenwoordiging en heerschappij hebben als onderkoning. Ik venwijs hiervoor naar publicaties van K. Schilder. Ook de relatie tot de medemens en tot de schepping is in het beeld van God zijn opgesloten.

Een rentmeester wordt daardoor gekenmerkt dat hij mag beschikken over het goed van zijn meester. Hij mag dit uitdelen. Hij mag en moet dat doen in vrijheid en in verantwoordelijkheid. Hij moet verantwoording afleggen aan zijn meester.

Vanuit onze identiteit over het milieu sprekend moeten we de notie rentmeesterschap in rekening brengen.

We moeten van denken en doen rekenschap afleggen tegenover de Heere God. Dat is een bredere motivatie dan enkel het rekening houden met de volgende generatie. Dat werd in het begin het motief van de duurzaamheid genoemd. Ik zeg niet dat dit motief geen rol behoeft te spelen. Dat is wel het geval. Er is echter een breder en hoger motief. Duurzaamheid heeft veel weg van het reeds genoemde 'prudentieel eigenbelang'. We zijn hierbij bezig met onszelf en onze volgende generaties. Het diepste motief is echter de opdracht die God geeft - dus rentmeesterschap als aspect van het beeld van God. Duurzaamheid is hierbij als ondergeschikt motief onder te brengen.

De rol van de zonde

Vanuit de reformatorische identiteit zullen we bij dit ondenwerp ook over de zonde moeten spreken; vooral ook over de verwoesting die de zonde teweegbrengt, zowel in de schepping als in het misbruik dat onze motieven beïnvloedt. De zonde heeft een dubbele venwoestende werking, zowel op de schepping als op ons eigen hart. In het laatste zien we dan vooral de zonde optreden als egoïsme. Dat we niet aan de ander denken. En vervolgens, wat ons handelen betreft, is daar het misbruik van de schepping door overmatig gebruik.

Hoe moeten we in dit verband spreken over zonde en genade? Tot onze identiteit behoort dat we over beide spreken. Een oude vraag is of wij tiet beeld van God door de zonde hebben verloren. Enkele jaren geleden is hierover in het R.D. nog een uitvoerige discussie geweest. Ik hecht aan de onderscheiding van de oude gereformeerde theologen (al zou ik er andere termen voor gebruiken) namelijk het beeld Gods in engere zin en het beeld Gods in ruimere zin. Tot het beeld in engere zin rekenen we de genoemde drie kenmerken: kennis, gerechtigheid en heiligheid. Deze hebben we door de zonde verloren. We zijn ze kwijt. Het beeld in ruimere zin hebben we behouden, al is er wel wat mee gebeurd.

In de 'Beknopte Gereformeerde Dogmatiek' heb ik in dit verband de uitdruk­

king gebruikt: wij hebben het beeld van God behouden, maar in een negatieve modus. Dat wil zeggen: de mens blijft aangesproken worden op de roeping die hij van God heeft ontvangen. In een negatieve modus zegt, dat we uit onszelf niet meer in staat zijn om die roeping te volbrengen. Wat God ons als toerusting heeft gegeven - ik noem

dat wel eens: de outillage waarmee God ons heeft toegerust - kunnen wij niet meer goed hanteren. Wij zijn daarin door de zonde verdorven.

Wij hebben daarvoor nodig de wedergeboorte, de innerlijke vernieuwing door de Heilige Geest, als vrucht van Gods genade. Psalm 8 wordt geciteerd door de schrijver van de Hebreeënbrief (2 : 8 en 9). Wij zien nog niet dat hem alle dingen ondenworpen zijn. Wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond. De schrijver van de Hebreeënbrief verwijst naar Psalm 8, die spreekt over de mens Gods. Hij past die psalm toe op Christus. Dat betekent dat we over het beeld van God nu, na de zondeval, eigenlijk alleen kunnen spreken vanuit Christus.

Zo is onze motivering voor aandacht voor het milieu, het feit dat God Schep­

per en Verlosser is. We mogen schepping en verlossing in dit verband niet van elkaar losmaken. We mogen ze niet tegen elkaar uitspelen.

Het noachitisch verbond is niet genoeg

Voor het ondenwijs is dit van beslissende betekenis. In recente discussies is vooral gewezen op het noachitisch verbond als motivering voor aandacht voor het milieu. Denk aan officiële stukken van de Wereldraad en van de Nederlandse Raad van Kerken. De schepping wordt in stand gehouden tot aan de dag van Jezus' wederkomst. Dat is de strekking van het noachitisch verbond. Gods doel is gericht op de komst in volkomenheid van Zijn Koninkrijk. Daarom kunnen we als motive­

ring met het noachitisch verbond niet toe. Het gaat om het herstel van de schepping door Gods genade en om de verheerlijking van Zijn Naam. Onze doelstelling is niet antropocentrisch - dat is gericht op de mens, onze doelstelling is niet ecocentrisch - dat is gericht op het milieu als hoogste doel, als voornaamste factor. Dit laatste is het geval in de Gala-cultuur. Ons doel is theocentrisch, dat is gericht op de eer van God. Denk aan de psalmen, waarnaar ik ven/vees. Wij mensen zullen met de schepping moeten meedoen, ja haar voorgaan in de verheerlijking van God. In dit licht staat het thema van deze studiedag.

Het reformatorisch onderwijs vraagt krachtens zijn identiteit dat we deze dingen in de juiste samenhang en op het juiste moment met de leerlingen

bespreken. Als het is tot de eer van God, betekent dat ook tot het welzijn van mensen. Die twee staan in de Bijbel nooit tegenover elkaar. De eer van God impliceert het welzijn van mensen.

Hij heeft de mensen uit Zijn liefde geschapen. Hij wil de mensen ook in liefde laten leven.

De moderne theologie stelt het omgekeerde. De dienst aan God naar Zijn wet zou een slavenjuk zijn. Voor ons is het precies omgekeerd! Wij hebben de wet ontvangen, om door de gehoorzaamheid eraan God te dienen en het welzijn van mensen bevorderen. Het theocentrische brengt mee de dienstbaarheid aan God en de medemens. Daarbij hoort dankbaarheid voor Gods genade. Dat we dankbaar gebruik maken van Gods schepping - en dat in

de juiste verhoudingen, op gepaste wijze!

De heiliging

Ik vat dit samen door te stellen: het onderwerp is een onderdeel van de heiliging. We zullen de vragen van NME behandelen in het kader van de heiliging. Drie accenten onderstreep ik: de eer van God - het welzijn van mensen en (ik noemde dat

nog niet expliciet) - levensvreugde. Zo bezig te zijn brengt vreugde mee (opkomend vanuit de dankbaarheid). Tegenover tegenwerpingen als: het helpt toch niet, onze krachten zijn te klein, en nog andere bezwaren, kan ik alleen maar stellen (maar het is alles; en dus meer dan genoeg): Het past ons niet het gebod en de opdracht met zulke defaitistische reacties te ontkrachten. Er is geen reden voor moedeloosheid.

Vreemdelingschap

Wie let op de goede schepping en op de ruïne die de zonde teweegbrengt, moet nog wel een andere term gebruiken. Het herstel is voorlopig, ons werk is gebrekkig. We zullen de term vreemdelingschap moeten gebruiken. De zon-

de is er nog. Ze werkt nog door in het milieu en in ons hart.

Het werk van Christus is wel volbracht. Het is nog niet voltooid. Daarom gebruiken we ook de term vreemdelingschap. Zij brengt een zekere spanning mee. Ook prof. De Knijff bespreekt deze spanning. Hij gebruikt de woorden: wonen in vreemdelingschap. Wonen wijst op thuis zijn en genieten. Daarmee is echter niet alles gezegd. Vanuit de gebrokenheid en de gebleven macht van de zonde dienen we te beseffen dat we onderweg zijn. We zijn nog niet definitief thuis.

Onze instelling - ethische aspecten

Nu kom ik tot een aantal typeringen over het hoe. Ik zou drie typeringen willen gebruiken - vanuit het voorgaande. 1. Niet l< rampachtig, niet gespannen, maar ontspannen. Dat mogen we elkaar voorhouden.

2. Matig en waardig. We moeten maat houden. Calvijns ethiek is een ethiek van maathouden, het inachtnemen van de grenzen - en daarmee van de matigheid. Je moetje grenzen kennen.

Nooit alles maar naar je toe halen wat je kunt, om het dan maar op te maken (geen consumentisme). Matig zijn. We danken God voor een maaltijd. Soms zie je mensen zo overmatig eten (en drinken) dat ik me afvraag: Kun je er echt voor danken? We moeten het onszelf ook wel kritisch afvragen.

Mijn moeder zei een enkele keer: Nu mag je nog iets nemen voor het lekker. Dat vind ik dan wel de grens. Je moet niet verder gaan. Houd de grenzen van het betamelijke in het oog.

Hierbij hoort ook vindingrijkheid. Ik heb veel waardering voor wat ik aan plannen, voorstellen en projecten rond deze conferentie zie. Ik gebruik in dit verband het woord vindingrijk. Van hieruit zou ik tegen de reclame positie willen kiezen. Zij doodt de eigen vindingrijkheid. Wij moesten vaker zeggen: Als iedereen het zo nodig moet hebben, dan moeten wij dat juist niet hebben. Wij moeten op die kuddegeest van 'alles moet' een uitzondering maken. Vindingrijk zijn doet ons ook oog hebben voor de waarde van het oude. Dat wordt soms veel te gauw en veel te vroeg weggegooid. Denk aan de mode van het meubilair en de kleding. Na vijftien jaar komt terug wat eenmaal afgedankt was. Daarom is het goed dat oude te bewaren. Het wordt weer nieuw en eigentijds. Denk hieraan ook eens bij discussies over veranderingen in de liturgie.

3. Wees trouw en werl< met toewijding. Dat zijn kernwoorden voor onze ethische houding.

Heb aandacht voor de problemen en voor de mogelijkheden; ook voor de gevaren en voor de bezwaren. Niet alles wat kan, moet! Niet alles wat mogelijk is, mag. De grens moeten we respecteren.

Hier ligt de verantwoordelijkheid van het rentmeesterschap. Hiervoor is nodig training. De oude schrijvers gebruikten het woord: oefeningen (in de godzaligheid). We kunnen ook spreken van trainingen. Na mijn hartinfarct in 1990 heb ik geleerd (het is een geestelijk proces geweest) mijn krachten beperkter te gebruiken. Dat was een zaak van training, van oefening. Dan leer je je grenzen inachtnemen.

Prioriteiten stellen

In dit verband moeten we prioriteiten stellen. Ik onderscheid voor aanschaf van boeken, maar ook in het gezin, tussen: het noodzakelijke, het nuttige en de luxe!

Het zou goed zijn als milieugroepen dit ook deden. Het lijkt me een belangrijk onderscheid.

Wij moeten het dilemma individueel en collectief doorbreken. Het is niet of-of. Wij moeten beide doen. Het een hoeft niet op het ander te wachten. Als we honderd leerlingen bereiken en we weten hen zo te enthousiasmeren dat zij er met tien mensen over praten, dan

bereikt u vanuit de school duizend mensen.

We moeten het persoonlijk, individueel en gemeenschappelijk doen.

De doxologie

De schepping is geroepen om God te prijzen. Dat is de doxologie. Op de nieuwe aarde is zowel de schepping als Gods verloste Kerk één in lofprijzing. Er zullen geen scheuren, geen ruïnes en geen valse tonen meer zijn. Er zal geen misbruik of egoïsme meer zijn, zelfs geen prudentieel eigenbelang.

Dan zal er een volkomen toewijding zijn. Wat zou het een voorrecht zijn als we over milieuvraagstukken les mogen geven in het perspectief van deze doxologie.

En wat een voorrecht als er dan ook nog een lijn loopt naar de doxologie van de gemeente in haar zondagse samenkomst. Dan is er een diepe eenheid in de behandeling van ons thema.

W.H. Velema

* Lezing gehouden op 3 april 1996 op NMEthemadag te Gouda.

Enige literatuur

Dr. J. Douma, M/7/eu en manipulatie, Van den Berg - Kampen, 1989. Het Conciliair proces. Verleiding of uitdaging? Drs. A.G. Knevel (redactie), Theologische Verkenningen, serie Bijbel en Praktijk, Kok Voorhoeve - Kampen 1990. Omgaan met Gods sctiepping, Lezingencyclus georganiseerd door de Driestar (Pabo), Gouda, Kok Educatief - Kampen, 1990.

Dr. H.W. de Knijff, Tussen woning en woestijn. Milieuzorg als aspect van christelijke cultuur Kok - Kampen, 1995. Dr. Patrick A.P. Nullens, Leven volgens Gaia's normen? De verhouding tussen God, mens en aarde, en de implicaties voor ecologische ethiek. Proefschrift. Leuven. 1995.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

De Reformatorische School | 32 Pagina's

NME - Een opdracht voor het reformatorisch onderwijs*

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

De Reformatorische School | 32 Pagina's