Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het Rechte Spoor

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het Rechte Spoor

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als nu één document uit de Reformatietijd aandacht verdient in de inmiddels bekende Reformatiereeks is het wel de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die kréég het ook: ds. C. den Boer publiceerde indertijd als deel 4 van deze reeks Fundamenteel Belijden, Opmerkingen over het Schriftgeloof in de N.G.B. Maar wat tot nu toe ontbrak, was een inleiding tot dit kostbare formulier van enigheid, inzake ontstaan, structuur, aard en eigenheid ervan. In deze leemte is nu voorzien door drs. K. Exalto, die zeer recent In het Rechte Spoor het licht deed zien, waarvan de inhoud precies uitmaakt wat de ondertitel belooft: Inleiding tot de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De emerituspredikant van Benthuizen verrichtte zijn taak niet alleen met de toewijding en speurzin van de echte historicus, maar ook met de liefdevolle, existentiële betrokkenheid op de zaak en de zin van de confessie die hem zo eigen is. Wat Exalto over Guido de Brés en diens kring vermeldt, achten wij ook van toepassing op de wijze waarop Exalto hier zelf aan het woord is: 'Zijn spreken over God was waarlijk geen filosofie of ijdele bespiegeling. Daar was het ook allerminst de tijd voor. God was voor De Brés en de zijnen een , levende werkelijkheid. God bepaalde heel hun bestaan. Zij leefden voor Hem. Zij kenden Hem vanuit Zijn Woord. Gods Woord leerde hen hoe zij Hem te belijden hadden' (blz. 59).

In dit boek komt geen dorre confessionalist op ons toe die het om de letter van het onvoorwaardelijk te eerbiedigen verleden zou gaan, maar een theoloog die in diep respect voor de grote Traditie der Kerk, wü staan voor de geest en waarheid van het Woord dat in de 'letters' wordt vertolkt, in verantwoordelijkheid voor de koers die de kerk in het heden heeft te houden. En dit 'staan voor' heeft dan de allure van 'pal staan'. Op ettelijken kan dit overkomen als strakke, strenge onverzettelijkheid. Maar mag het ook — zouden wij willen vragen — in een tijd die niet ten onrechte gekenschetst is als crisis der zekerheden, waarin zo menigkeer even achteloos als argeloos uitverkoop gehouden wordt van dingen die onder ons volkomen zekerheid (moesten) hebben? Want niet een zekerheid van een vluchtig, bijdetijds belijden is hier in het geding, maar de beleden zekerheid van het alle tijden omspannende Godswoord. Het is in deze overtuiging dat Exalto zijn boek schreef Daardoor is het méér geworden dan een studie. Dat is het ongetwijfeld óók. Maar het behelst tegelijk een appèl, in de dubbele zin van het Bijbelse woord 'parakiese': vermaan en bemoediging tevens.

Kernmomenten

Het boek is over drie hoofdstukken verdeeld: de ontstaansgeschiedenis van de N.G.B., haar relatie tot andere belijdenissen en een zevental kernmomenten ervan. In kort bestek zonder twijfel een omvattende opzet! Exalto heeft er wijs aan gedaan het hoofdstukje over de ontstaansgeschiedenis kort te houden, wat erin verteld wordt is het hoogstnodige en bevat zinvolle informatie, en wat achterwege blijft laat zich gemakkelijk uit andere lectuur over de N.G.B, opdiepen. Zoveel te meer aandacht wijdt de schrijver aan een vergelijking tussen de N.G.B, en andere belijdenisgeschriften. Voor wie historischconfessioneel geïnteresseerd is, valt hier niet weinig te ontvangen. Inzonderheid de vergelijking met de Franse en de Schotse symbolen is leerrijk. Zij is inderdaad dienstig aan een verbreding en verdieping van het inzicht in het gereformeerde belijden. Wij zijn Exalto dankbaar voor het zorgvuldig-vergelijkend onderzoek dat hij m.n. inzake de leer van de verkiezing en de leer van de kerk heeft gepleegd en

waarvan hij ons deelgenoot maakt.

Het is nu op dit punt dat ik een vraag zou willen aansnijden. Het betreft de verhouding van de continuïteit én de contextualiteit van de confessie. Eenvoudiger gezegd: als je nu — mét Exalto — stellig overtuigd bent van het blijvende gezag met de confessie (want daarin komt niet slechts een toevallige privé-mening ter sprake, maar spreekt de Kerk zich uit!), hoe doe je dan tegelijk nochtans recht aan het feit dat déze belijdenis in de context van haar tijd en situatie toch weer andere accenten legt dan andere belijdenissen in hun situatie en probleemstellingen; en, natuurlijk: hoe honoreer je het onweersprekelijke gegeven dat de huidige context van kerk, klimaat en cultuur een andere is dan die van Doornik 1561 en van Emden 1571? Zou het n.a.v. de accentsverschillen tussen de N.G.B, en andere gelijktijdige(!) symbolische geschriften, niet waardevol zijn geweest, om juist met het oog op de verwarring der geesten de rol van de context der confessie uitdrukkelijk(er) aan de orde te stellen? Juist wie de continuïteit en autoriteit van de belijdenis ernstig neemt, en wie weigert om dit gezagvol spreken van de confessie afzwakkend te relativeren door de luchthartige opmerkingen dat wij vandaag 'nu eenmaal' in totaal andere tijden leven, kan om de ernst van deze kwestie niet heen. Wanneer toch in één en dezelfde fase van de kerkgeschiedenis, de verschillende context al tot verschillende formulering en accentuering leidde, in hoeverre is het dan legitiem, dat nu, na 4 eeuwen historie, de huidige context (mede)bepalend is voor de wijze waarop wij met de belijdenis omgaan? Exalto is dunkt me vo*r de route die hier valt te gaan een bekwame gids, omdat hij iemand is met grote en liefdevolle kennis van de bronnen, met diep respect voor de Schriftnabijheid van de belijdenis, én met de bereidheid de ogen open te houden voor de actualiteit van de belijdenis (blz. 7!). Ik zou wellicht de behoefde om deze vraag te stellen hebben ingehouden, ware het niet dat uitgerekend Exalto's eerlijke vergelijking, waarin hij laat zien dat hetzelfde ook anders gezegd kan worden, mij niet op dit spoor had gezet. Daar komt bij, dat ik hem voor een proeve van beantwoording een vertrouwensman vind.

In het derde hoofdstuk stelt Exalto thema's aan de orde die waarlijk kemmomenten mogen heten: de Godsleer, tweeërlei Godskennis, het Schriftgezag, de voorzienigheid, de kerk, de kinderdoop en de leer der laatste dingen. Wat mij betreft had daaraan toegevoegd mogen worden de zaak waarmee de kerk staat of valt: de rechtvaardiging door het geloof. Dat hiervan is afgezien is evenwel iemand die zich hierover al bij zoveel voorgaande gelegenheden klaar en krachtig uitgelaten heeft, niet euvel te duiden. Wel maakt de schrijver in zijn Besluit een opmerking die naar meer smaakt: 'In de N.G.B, treedt ons een zeer bepaald type (...) christen tegemoet. Deze christen te moeten tekenen zou betekenen dat wij opnieuw bijkans heel de inhoud van de N.G.B, de revue zouden moeten laten passeren' (blz. 115). Het zou ons wat waard zijn, als Exalto hiertoe nog eens kon komen!

Algemene openbaring

Inzake de genoemde kernmomenten graag een enkele opmerking. Met kracht — en ik meen met recht — neemt Exalto het op voor de algemene openbaring (blz. 59 V.V.), zonder in de valkuil te geraken van de natuurlijke religie, waarbij het godsbesef van de mens als een aanknopingspunt voor de genade moet fungeren. Niettemin vind ik dat we hier een terrein met uitermate netelige problemen betreden. Want hoe staat het nu met de de 'areligieuze' mens van onze tijd? Is diens a-religiositeit slechts een masker? Méént hij het niet, wanneer hij zonder blikken of blozen verzekert dat hij geen enkele antenne heeft voor God en goddelijke dingen? Of zouden we het zó moeten zien, dat de mens tot zulk een radicale Godsvervreemding en Godsontkenning kan komen, dat weliswaar Gods algemene openbaring niet ontbreekt, maar dat het totaal mankeert aan enige gevfeie, ï\.sweerklank op die openbaring?

Als ik Exalto goed begrijp, bedoelt hij — en daarin zou ik hem goed kunnen volgen —: we moeten niet stellen dat het 'zaad der religie' en het 'algemene godsbesef afwezig is in de moderne, gesaeculariseerde mens, maar wel, dat deze mens zo ontworteld is geraakt, dat dit godsbesef verstikt wordt door surrogaatmachten die zich goddelijke allure aanmatigen, kortom: dat het Godsbesef ontaard raakte tot afgoderij, als karikatuur van het geloof Ligt deze visie niet in het spoor van Paulüs' inzet van de Romeinenbrief?

Met Exalto deel ik de vrees, dat bij al de (legitieme) ontkenning van enig aanknopingspunt in de natuurlijke mens, men er heel licht toe komt, dit paulinische, reformatorische besef te veronachtzamen: at geen sterveling te verontschuldigen is. En dit laatste is maar geen frase uit de oude dogmatiek, maar actuele aanklacht van het Evangelie, requisitoir van de Heilige Geest die alle vlees — religieus of 'areligieus' — in staat van beschuldiging stelt en ontmaskert als afgodendienaar. Ook de moderne 'ismen', tot en met het brute antitheïsme en het vriendelijkverdraagzame a-theïsme, krijgen in het oordeel Gods een naam: arikatuur, verminking, schuldig bederf van wat God in de mens geopenbaard heeft van 'Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn' (Rom. 1 : 19v).

Sterke papieren

Het is verleidelijk om Exalto nog wat verder te volgen op zijn tocht door de N.G.B. De ruimte laat het niet toe. Laat ik volstaan met drie momenten te noemen. Ten eerste het indrukwekkende gedeelte over de kinderdoop, waarin de schrijver onthullende mededelingen doet uit Guido de Brés' De wortel, den oorspronck ende het fondement der Wederdooperen, die over de N.G.B, een verhelderend licht laten vallen. Ten tweede de waardige manier waarop hier over de kerk wordt gesproken (m.n. de opmerkingen over 'waar' en 'vals', en de interpretatie van de oproep om zich af te scheiden van degenen die niet van de kerk zijn, bevatten veel behartenswaardigs!). Ten derde: n het gedeelte over ée eschatologie laat Exalto nog eens zien, dat zijn velen wellicht eigenzinnig aandoende zicht op Israël in ieder geval sterke reformatorische papieren heeft. Ik vraag me alleen af of Calvijns exegese van Rom. 11 : 26-28 niet wat meer beweeglijkheid vertoont dan Exalto's visie. Immers Exalto wraakt de gedachte dat de Joden nog steeds het oude 'bondsvolk' zijn, (blz. 111), terwijl Calvijn schrijft: God kan het verbond dat Hij met hun vaderen gesloten heeft, nochtans niet vergeten, waardoor Hij heeft betuigd, dat Hij naar Zijn eeuwige raadsbesluit dit volk met Zijn liefde omvangen heeft... Want het kan niet zijn dat God van Zijn verbond afwijkt dat Hij met Abraham gesloten heeft. Hij wendt Zijn goedertierenheid van dit volk niet meer af. De sedert Pasen wereldwijde verbreding van het verbond impliceert geen uitsluiting van Israël. Het blijft de eerstbeminde: om. 11 : 29. Ik meen trouwens dat Exalto zelf, twee bladzijden verderop, niet zo ver af zit van de opvatting dat Israël het oude bondsvolk blijft, wanneer hij met De Brés instemmend schrijft dat 'de goedheid Gods nooit geheel van Israël zal worden weggenomen. Eens heeft God aan Abraham Zijn belofte gegeven, en uit kjacht daarvan wil de Heere hen nog doen delen in Zijn heü'. En al is voor Calvijn 'gans Israël' het 'gezamenlijke volk Gods' —de kerk — 'de Joden zullen als de eerstgeborenen van Gods gezin de eerste plaats behouden' (Comm. Rom. 11 : 26). Overigens wil ik wel bekennen, dat ik Exalto's verwantschap aan de Calvijnse traditie ook op dit punt veilig acht en zijrr verzet tegen de modieuze judaïsering van het Evangelie heilzaam vind.

Ik behoef niet te melden, dat ik van Exalto's jongste luister-, denk-en pennevrucht met graagte heb genoten. Ik wens velen ditzelfde nuttige genot. Tot slot nog een wijs woord van de auteur: 'Een ware discipel van Christus kent zijn grenzen. Hij mag zo ver gaan in zijn geloofsbezinning als de Schrift gaat, maar geen stap verder. Te snel vluchten in het "mysterie" is niet goed, want dan doet men aan de geopenbaarde waarheid te kort. Maar het mysterie schenden is evenmin geraden' (blz. 78).

(N.a.v. drs. K. Exalto, In het Rechte Spoor, Reformatiereeks, uitgave Kok, Kampen, 17 pag. prijs ca. ƒ 18, 90.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

In het Rechte Spoor

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's